ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1458 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H27-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1458
Datum uitspraak: 14-02-2011
Datum publicatie: 26-03-2011
Zaaknummer(s): H27-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is correct geïnformeerd over diens (resterende) processuele  mogelijkheden zijnde cassatie; cassatieadvocaat is tijdig ingeschakeld. In geval van rechtsbijstand op basis van een toevoeging geen belang bij klacht over declaratie van de advocaat aan de Raad voor Rechtsbijstand. Verzet ongegrond.  

H 27-2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake:

het verzet tegen een voorzittersbeslissing betreffende een klacht van:

X

Klager,

tegen:

Y

Verweerder.

1.       Verloop van de procedure

1.1     Bij brief van 17 maart 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) d.d. 4 maart 2010, verzonden op

          5 maart 2010.

1.2     Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de 13 december 2010; zowel klager als verweerder zijn ter zitting verschenen.

2.       De feiten

2.1     De raad gaat uit van de feiten en van de omschrijving van de klacht zoals in de beslissing van de voorzitter omschreven, nu het verzet daartegen niet is gericht.

3.       De klacht

3.1     De klacht luidt als volgt:

          - verweerder heeft de zaak van klager niet voortvarend aangepakt en de belangen van klager niet behartigd;

          - verweerder heeft excessief gedeclareerd;

          - verweerder heeft onvoldoende alert geageerd naar aanleiding van de beslaglegging op de uitkering van klager.

4.       Beslissing van de voorzitter

4.1     De klacht is bij beslissing van de voorzitter d.d. 4 maart 2010 als kennelijk ongegrond afgewezen.

5.       Het verzet

5.1     In zijn verzet voert klager samengevat het volgende aan:

          - onvoldoende klachtonderzoek door de Deken;

          - verweerder zou geweigerd hebben het arrest van het Hof te laten verbeteren en aanvullen door middel van een zogenaamd herstelarrest;

          - verweerder zou de zaak niet voortvarend hebben aangepakt door een cassatieadvocaat te laat in te schakelen;

          - verweerder heeft onevenredig veel uren bij de Staat in rekening gebracht.

6.       Beoordeling van het verzet

          De motivering van klager in zijn verzetschrift dat door de Deken onvoldoende onderzoek zou zijn gedaan, betreft geen handelen van verweerder en kan in de onderhavige procedure dan ook niet aan de orde worden gesteld.

          Met betrekking tot het vragen van een zogenaamd herstelarrest ingevolge de artikelen 31 en 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, heeft verweerder terecht aan klager kenbaar gemaakt dat deze artikelen voor een situatie als welke zich in dezen voordeed, niet geschreven zijn en dat cassatie nog de enige mogelijkheid was. Verweerder heeft klager terzake correct geïnformeerd en van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake geweest.

          Verweerder zou 10 dagen voor het eindigen van de cassatietermijn een cassatieadvocaat hebben ingeschakeld. Zulks is laat geweest, maar in casu zeker niet te laat. Dit blijkt uit het feit dat de desbetreffende advocaat nog binnen de cassatietermijn het cassatieadvies heeft uitgebracht, dat voor klager negatief is uitgevallen. Daarvan kan verweerder echter- uiteraard- geen verwijt worden gemaakt. Daar komt bij dat klager in de periode vóór het uitbrengen van het cassatieadvies in M verbleef en voor verweerder onbereikbaar was.

          Met betrekking tot het excessief declareren door verweerder sluit de raad zich aan bij de overweging van de voorzitter in diens beslissing van 4 maart 2010, waarin deze constateert dat klager geen enkel belang heeft bij een klacht over de declaratie van verweerder, nu deze werkzaam was op basis van een toevoeging.

          Het onderzoek in verzet heeft ook overigens niet geleid tot de vaststelling van andere feiten danwel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die verwoord in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Het verzet zal mitsdien als ongegrond worden afgewezen.

7.       Beslissing

          De raad wijst het verzet als ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken, R.F.L.M. van Dooren, J.F.E. Kikken en mr. J.J.M. Goumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Lanschot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2011.

griffier                                                                  voorzitter

Verzonden op: 15 februari 2011.

Ingevolge het bepaalde in artikel 46b lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.