ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1457 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 120-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1457
Datum uitspraak: 14-02-2011
Datum publicatie: 26-03-2011
Zaaknummer(s): H 120-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voor het uitblijven van een gewenst resultaat kan een behandelend advocaat niet verantwoordelijk worden geacht. Partijen Tegengestelde opvattingen of door de advocaat de hoogte van de vergoeding aan de advocaat is besproken. Vast staat dat, behoudens de laatste declaratie, alle overige declaraties van verweerster door klaagster zonder protest zijn betaald. Klacht ongegrond .  

H120-2010

raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake:

de klacht van:

X

Klaagster,

tegen:

Y

verweerster

1.       Verloop van de procedure

1.1     Bij brief van 14 juni 2010, door de Raad van Discipline (hierna: de raad) ontvangen op

         15 juni 2010, heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

         ’s-Hertogenbosch, de door klaagster op 17 februari 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, tezamen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2     De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van klaagster d.d. 25 november 2010, door de raad ontvangen op 30 november 2010, met bijlagen.

1.3     De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 13 december 2010; zowel klaagster als verweerster zijn ter zitting verschenen.

2.       De feiten

2.1     In de periode 2007-2009 heeft verweerster klaagster bijgestaan in een arbeidsgeschil tegen A  te E.

2.2     Nadat een door de werkgever van klaagster gevraagde ontslagvergunning in juli 2008 door het CWI was geweigerd, is er in september 2008 een mediationtraject gestart. Dit heeft echter niet tot een oplossing geleid nu de door klaagster gevraagde ontslagvergoeding van € 79.250,40 in schril contrast stond tot het door de werkgever aangeboden bedrag van € 9.000,--.

2.3     Vervolgens heeft verweerster namens klaagster op 22 mei 2009 een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter ingediend. Hierna heeft de werkgever op 9 juni 2009 een verweerschrift ingediend. Blijkens de inhoud van dit verweerschrift zou klaagster in de periode 1996-2007 in totaal meer dan 3 jaar (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geweest en zouden er in die periode ook problemen zijn geweest in de samenwerking met collega’s en leidinggevenden. De als producties ten bewijze hiervan aan het verweerschrift gehechte stukken waren klaagster noch verweerster bekend. Het verweerschrift en de producties zijn door verweerster met klaagster besproken.

2.4     Voorafgaande aan de mondelinge behandeling op 16 juni 2009 heeft verweerster de inhoud van haar pleitnota aan klaagster voorgelegd, waarop deze reageerde met de opmerking: “Ik moet je complimenteren met deze pleitnota. Hoe de uitslag ook zal zijn, aan jou heeft het dan niet gelegen”.

2.5     Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juni 2009 gaf de kantonrechter aan dat zijns inziens aan beide partijen verwijten konden worden gemaakt ten aanzien van de ontstane situatie. Desondanks is de arbeidsovereenkomst bij beschikking van 24 juni 2009 per 1 oktober 2009 ontbonden, zonder toekenning van enige vergoeding aan klaagster, hetgeen een verrassing was zowel voor verweerster als voor klaagster.

2.6     Over de laatste declaratie van verweerster aan klaagster ad € 2.932,38 is discussie ontstaan, omdat klaagster zich onheus bejegend voelde door verweerster. Na aanmaning heeft zij de declaratie alsnog voldaan.

3.       De klacht

3.1     De klacht bestaat uit de navolgende onderdelen:

          - strijd met gedragsregel 3: de advocaat dient zich voor ogen te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces;

          - strijd met gedragsregel 4: de advocaat behoort de hem opgedragen zaken zorgvuldig te behandelen;

          - strijd met gedragsregel 26: wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties ervan met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequenties waarmee hij zal declareren.

3.2     Klaagster heeft ter onderbouwing van haar klacht het volgende naar voren gebracht.

Zoals ook in haar brief van 25 november 2010 verwoord, was klaagster tot de datum van de uitspraak, 24 juni 2009, feitelijk tevreden over de inbreng en de aanpak van verweerster. In het vervolgtraject heeft verweerster echter in de ogen van klaagster gefaald. Zij had volgens klaagster moeten erkennen dat zij had moeten adviseren tot een compromis met de werkgever te komen en het voorstel van de werkgever te accepteren.

Klaagster stelt dat zij de gang naar de kantonrechter alleen gemaakt heeft, omdat verweerster haar daarover positief had geadviseerd.

3.3     Met betrekking tot het voorschrift van gedragsregel 4 stelt klaagster dat verweerster geen  volledige kennis van het dossier had, daar zij anders nooit verrast had kunnen zijn door de negatieve uitspraak.

3.4     Met betrekking tot het voorschrift van gedragsregel 26 stelt klaagster dat verweerster heeft nagelaten haar honorarium met klaagster te bespreken, zowel mondeling als schriftelijk.

4.       Het verweer

4.1     Verweerster heeft zich tegen de verschillende onderdelen van de klacht verweerd.

4.2     Met betrekking tot het besluit om een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter te starten, stelt verweerster dat zij wel degelijk kansen zag in een dergelijke procedure. Ook klaagster voelde wel voor deze procedure. De mogelijkheden voor een compromis zijn door verweerster uitputtend met klaagster besproken. Verweerster verwijst hiervoor met name naar haar e-mail van 2 maart 2009 aan klaagster, welke laatstgenoemde bij haar brief van 25 november 2010 heeft overgelegd.

4.3     Klaagster heeft zich steeds in positieve zin uitgelaten over de aanpak en de inbreng van verweerster. Verweerster verwijst hiervoor allereerst naar de reactie van klaagster op de haar toegezonden pleitnota van verweerster en voorts op het slot van de brief van klaagster van 25 november 2010, waarin zij aangeeft tevreden te zijn geweest over de inbreng van verweerster vanaf december 2007 tot 24 juni 2009.

4.4     Met betrekking tot haar kosten stelt verweerster dat zij klaagster in december 2007 heeft medegedeeld dat haar honorarium € 150,-- per uur bedroeg, exclusief 6% kantoorkosten en 19% BTW. Dit tarief zou tussentijds ook niet verhoogd zijn. Klaagster heeft alle nota’s van verweerster betaald. Over de betaling van haar laatste nota heeft verweerster klaagster diverse malen moeten aanspreken, alvorens deze ter incasso uit handen te geven.

5.       Beoordeling van de klacht

5.1     De raad stelt vast dat de beide eerste onderdelen van de klacht direct betrekking hebben op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster aan klaagster. Uit de door klaagster gevoerde correspondentie valt op te maken dat zij tot het tijdstip van de uitspraak van de kantonrechter tevreden was over de dienstverlening van verweerster. Het uiteindelijk resultaat van de procedure heeft klaagster echter teleurgesteld en die uitkomst verwijt zij aan verweerster. Naar het oordeel van de raad is dit verwijt niet terecht. Voor het uitblijven van een gewenst resultaat kan de behandelend advocaat niet verantwoordelijk worden geacht, terwijl de raad niet is gebleken dat de kwaliteit van het werk, marginaal getoetst zoals (tenminste) tot zijn bevoegdheid behoort, onder de maat is gebleven.

5.2     Met betrekking tot het derde onderdeel van haar klacht stelt klaagster dat de hoogte van de door verweerster te ontvangen vergoeding nooit aan de orde is geweest en door verweerster ook nooit schriftelijk is bevestigd.

          Verweerster heeft daartegenover gesteld dat zij al in december 2007 haar wijze van declareren aan klaagster heeft kenbaar gemaakt. Nu deze beide verklaringen tegenover elkaar staan, kan de tuchtrechter geen oordeel uitspreken over de juistheid van een van beide standpunten.

          Vaststaat echter dat alle declaraties van verweerster door klaagster zonder protest zijn betaald behoudens de laatste, die na protest is betaald..

          Uit de toelichting van klaagster op dit onderdeel van haar klacht in haar brief van 17 februari 2010 valt volgens de raad te lezen dat de reden van de niet betaling van de laatste declaratie niet was gelegen in de hoogte daarvan, maar in de door klaagster ervaren onheuse bejegening van verweerster in haar mail van 9 november 2009.

5.3     Op grond van het bovenstaande oordeelt de raad de verschillende onderdelen van de klacht ongegrond.

6.       Beslissing van de voorzitter

6.1     De raad wijst de klacht in alle onderdelen als ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken, R.F.L.M. van Dooren, J.F.E. Kikken en mr. J.J.M. Goumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Lanschot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2011.

griffier                                                                  voorzitter

Verzonden op: 15 februari 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.       Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.       Per fax.

          Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.