ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1452 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 230-2010
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1452 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-02-2011 |
Datum publicatie: | 26-03-2011 |
Zaaknummer(s): | B 230-2010 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Het tijdsverloop staat niet in de weg aan de ontvankelijkheid van de klacht, omdat het niet gaat om een oud, reeds lang gearchiveerd dossier, maar om een langlopend dossier, waaraan bij beëindiging van de opdracht nog geen einde was gekomen. Verweerder is niet beperkt in zijn verdediging. De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten, maar waakt slechts tegen excessief declareren. Op grond van de voorliggende gegevens kan dat niet worden vastgesteld, terwijl klaagster in de loop van de afgelopen jaren die declaraties van verweerder steeds zonder protest voldaan heeft. Klacht ongegrond. |
B 230-2010
Raad van Discipline
in het ressort ’s-Hertogenbosch
Beslissing
inzake:
de klacht van:
X
klaagster,
tegen:
Y
gemachtigde: Z,
verweerder.
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 12 november 2010, door de Raad van Discipline (hierna: de raad) ontvangen op 15 november 2010, heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda, de door klaagster op 10 februari 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, tezamen met de in de inventarislijst genoemde stukken.
1.2 De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van klaagster d.d. 22 november 2010 met bijlagen, door de raad ontvangen op 23 november 2010.
1.3 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 13 december 2010, zowel klaagster als verweerder zijn ter zitting verschenen.
2. De feiten
2.1 In de periode 1999-2008 heeft X aan verweerder de opdracht verstrekt om haar te adviseren en te procederen bij de beoogde verkrijging van een aan X te verstrekken speelhalvergunning ten behoeve van de exploitatie van een speelautomatenhal in de gemeente C. Verweerder heeft deze opdracht aanvaard. Hij heeft zijn werkzaamheden periodiek aan X gedeclareerd. Verweerder heeft zijn werkzaamheden ten behoeve van X beëindigd in november 2008. Daaraan voorafgaand was er een discussie ontstaan over een declaratie van verweerder. Klaagster weigerde betaling van toekomstige werkzaamheden met het gevolg dat verweerder haar heeft medegedeeld geen beroep te zullen aantekenen tegen een op dat moment gewezen beschikking van de gemeente C. Daarop heeft klaagster besloten de zaak over te dragen aan een andere advocaat, Q.
2.2. Vervolgens heeft klaagster begin 2009 aan mr. Y, een kantoorgenoot van Q, verzocht de hoogte van de declaraties van verweerder te beoordelen. Mr. Y heeft daarover aan klaagster gerapporteerd in zijn notitie van 6 juli 2009. Naar aanleiding van de daarin getrokken conclusies zijn aan verweerder een aantal vragen gesteld. Deze heeft op 5 oktober 2009 laten weten niet inhoudelijk te zullen reageren op de notitie, waarbij hij heeft opgemerkt dat hij het onderzoek ondeugdelijk vindt en de conclusies onjuist. Hierna heeft mr. Y ten behoeve van klaagster op 23 november 2009 een eindrapport opgesteld, waarin de conclusie was dat klaagster een vordering heeft op verweerder ten bedrage van € 321.446,44.
2.3 Inmiddels heeft klaagster verweerder gedagvaard voor de rechtbank ’s-Hertogenbosch tot betaling van het hierboven genoemde bedrag. In deze procedure heeft op 28 oktober 2010 een comparitie van partijen plaatsgevonden.
3. De klacht
3.1 De klacht van klaagster houdt in, dat verweerder in de periode dat hij als raadsman optrad voor klaagster aan haar excessief zou hebben gedeclareerd.
3.2 In een toelichting op deze klacht stelt klaagster dat verweerder 72% van de door hem gedeclareerde werkzaamheden niet heeft verricht. Van de wel verrichte 28% van zijn werkzaamheden zou 68% onnodig, nutteloos en ondoelmatig zijn geweest.
4. Het verweer
4.1 Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klaagster niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar klacht. Het lange tijdsverloop –een periode van circa 9 jaren- dat verweerder als raadsman voor klaagster is opgetreden staat aan ontvankelijkheid in de weg. Verweerder hoefde er ook geen rekening mee te houden dat over zijn wijze van declareren zou worden geklaagd.
Eveneens stelt verweerder dat de klacht tardief is ingediend. Klaagster heeft in het verleden ingestemd met alle declaraties en deze ook voldaan. Dan kan over een dergelijke lange periode niet meer achteraf worden geklaagd.
4.2 Verweerder bestrijdt dat hij aan klaagster excessief zou hebben gedeclareerd. In zijn conclusie van antwoord bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch geeft verweerder aan dat hij in de periode 2004-2008 per saldo € 240.930,51 aan klaagster in rekening heeft gebracht. Dat is gemiddeld € 48.186,10 per jaar. In deze jaren heeft verweerder per saldo 1228,33 uur voor klaagster gewerkt, ofwel gemiddeld 245 uur per jaar. Het uurtarief van verweerder was in 2004 € 200,-- ex BTW en is nadien in 2008 opgelopen naar € 220,-- ex BTW. Voorts zijn niet alle geschreven uren aan klaagster in rekening gebracht. Gemiddeld heeft klaagster € 195,-- ex BTW per uur betaald. Een exceloverzicht van de nota’s die vanaf 2004 aan klaagster zijn verstuurd met daaraan gehecht een specificatie van de geschreven werkzaamheden van verweerder vanaf de aanvang van het dossier, is door verweerder ten processe overgelegd. Uit dit alles blijkt onmiddellijk dat door verweerder niet bovenmatig of excessief is gedeclareerd.
5. Ontvankelijkheid van de klacht
5.1 De raad stelt vast dat het in de onderhavige tuchtzaak gaat om declaraties van verweerder, die in veel gevallen al enkele jaren oud zijn, waarover nimmer discussie is geweest en die in alle gevallen ook door klaagster zijn betaald. De raad is van oordeel dat in het onderhavige geval het tijdsverloop niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van de klacht, omdat het in casu niet gaat om een oud, reeds lang gearchiveerd dossier, maar om een langlopend dossier, waarin in 2008 nog geen einde was gekomen. Mede daarom acht de raad verweerder niet geschaad in zijn verdediging.
5.2. Ook de betaling van de declaraties door klaagster in het verleden staan, naar het oordeel van de raad, aan een ontvankelijkheid van de klacht niet in de weg, nu de eerste discussie omtrent het declareren van verweerder dateert van eind 2008.
5.3 Op grond van het bovenstaande zal de raad klaagster in haar klacht ontvankelijk verklaren.
6. Beoordeling van de klacht
6.1 Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat de tuchtrechter niet de bevoegd-
heid heeft om declaratiegeschillen te beslechten, maar slechts waakt tegen excessief decla-
reren. Ook in de onderhavige zaak moet derhalve beoordeeld worden of op grond van de
thans voorliggende gegevens kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van excessief
declareren. Naar het oordeel van de raad kan die conclusie op basis van de thans ter be –
schikking staande gegevens niet getrokken worden.
6.2. Vaststaat dat er nimmer een begrotingsprocedure heeft plaatsgevonden, omdat het rechtsbijstand betrof in bestuursrechtelijke geschillen. Alle declaraties, die ter discussie staan, zijn zonder protest betaald. Het onderzoek dat in opdracht van klaagster is verricht en de daaruit getrokken conclusies zijn door de raad op geen enkele wijze te verifieren. Ook ontbreekt de kennisneming van het volledige achterliggende dossier.
Momenteel wordt het oordeel van de civiele rechter in dezen gevraagd.
Het is dan ook niet aan de tuchtrechter om op het oordeel van de civiele rechter vooruit te lopen.
6.3 Op grond van het bovenstaande zal de raad de klacht ongegrond verklaren.
7. Beslissing van de voorzitter
7.1 De raad wijst de klacht in alle onderdelen als ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken, R.F.L.M. van Dooren, J.F.E. Kikken en mr. J.J.M. Goumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Lanschot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2011.
griffier voorzitter
Verzonden op: 15 februari 2011.
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.