ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1204 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 58 - 2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1204
Datum uitspraak: 15-11-2010
Datum publicatie: 10-12-2010
Zaaknummer(s): H 58 - 2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Het is een advocaat niet toegestaan derdengelden te doen strekken tot zekerheid van hemzelf, Tenzij klager daarmee ondubbelzinnig instemt en dit onverwijld schriftelijk wordt vastgelegd met verwijzing naar een specifieke declaratie en het verschuldigde bedrag. Van een dergelijke instemming was geen sprake.   klacht gegrond; enkele waarschuwing

H 58 - 2010 klacht

Raad van Discipline

in het ressort 's-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

de heer mr. X

klager

tegen:

de heer mr. Y

verweerder

1.        Verloop van de klachtprocedure

1.1    Bij brief van 22 januari 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2    Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch.

1.3    Bij brief van 16 maart 2010 heeft de deken de klacht aan de raad toegezonden, met daarbij de stukken welke zijn vermeld in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

1.4    Bij brief van de griffier d.d.13 juli 2010, zijn partijen opgeroepen te verschijnen op de mondelinge behandeling d.d. 20 september 2010.

1.5    De stukken hebben ter inzage gelegen tot 6 september 2010 ten kantore van de griffier te Breda, hetgeen aan partijen bij voornoemde brief is medegedeeld.

1.6    De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.7    Bij de mondelinge behandeling van 20 september 2010 zijn klager en verweerder niet verschenen.

2.        De feiten

2.1    Op grond van de stukken in het dossier is het volgende komen vast te staan:

2.2    Klager heeft, in opvolging van verweerder en mr. T., aan zijn client rechtsbijstand verleend in een letselschadezaak. Klager heeft verweerder bij brief van 16 februari 2009 op de hoogte gesteld van het feit dat hij in voornoemde zaak voornemens was om bij schadeverzekeraar Z de openstaande declaraties van verweerder en mr. T. ter zake de kosten van buitengerechtelijke rechtshulp onder de aandacht te brengen. Verweerder heeft klager hierop de betreffende declaratie toegezonden. Z heeft een deel van de gevorderde buitengerechtelijke kosten overgemaakt op de derdengeldrekening van klager. Klager heeft de ontvangen vergoeding hierna op diens verzoek aan zijn cliënt overgemaakt. Verweerder heeft in verband hiermee een tuchtrechtelijke klacht tegen klager ingediend.

2.3    De kantoorgenote van verweerder, mevrouw mr. T., heeft vervolgens op haar beurt, in opvolging van klager, in een andere letselschadezaak rechtsbijstand verleend aan een cliënte. Verweerder heeft op enig moment, in verband met zwangerschapsverlof van zijn collega, in de betreffende zaak waargenomen. Verweerder heeft toen geconstateerd dat door Q een bedrag ter zake buitengerechtelijke rechtshulp op de derdengeldrekening van zijn kantoor was overgemaakt, welk bedrag bedoeld was als vergoeding van door klager aan de cliente verleende rechtshulp.

2.4    Verweerder heeft hierop besloten om het bedrag dat aan klager toekwam niet door te betalen en op zijn derdengeldrekening te laten staan, omdat hij van klager althans van diens eerdergenoemde cliënt nog eenzelfde bedrag diende te ontvangen.

3.        De klacht

3.1    De klacht houdt – zakelijk weergegeven - het volgende in.

Verweerder heeft zijn cliënte ertoe aangezet om klagers rekening – uit de tijd dat deze haar bijstond - niet te betalen en betaalt ten onrechte een aan klager toekomend bedrag niet aan deze door.

Klager is van oordeel dat verweerder zich aldus niet gedraagt als een behoorlijk advocaat betaamt.

4.        Het verweer

4.1    Het verweer houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

Verweerder betaalt het voor klager bestemde geld niet uit of door, omdat klager in gebreke is gebleven door hem ontvangen gelden aan verweerder uit te betalen.

5.        Beoordeling van de klacht

5.1    Uit de gedingstukken blijkt naar het oordeel van de raad onvoldoende dat verweerder zijn cliënte ertoe heeft aangezet om klager niet te betalen. Nu dit niet in rechte vast is komen te staan, zal dit onderdeel van de klacht ongegrond worden verklaard.

5.2    Met betrekking tot het achterhouden van gelden op de derdengeldrekening, overweegt de raad het volgende.

Artikel 6 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit luidt – voor zover hier van toepassing – als volgt:

lid 4: De advocaat ziet erop toe dat de derdengelden die worden gehouden door de Stichting Derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet.

lid 5: Het is de advocaat niet toegestaan derdengelden te doen strekken tot zekerheid van hemzelf, zijn praktijk of enige derde of anderszins in strijd met hun bestemming te gebruiken.

lid 6: De advocaat mag slechts gelden die zich bevinden onder een Stichting Derdengelden aanwenden voor betaling van een eigen declaratie, indien de rechthebbende daarmee ondubbelzinnig instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag.

5.3    De raad stelt vast dat verweerder bij brief d.d. 16 februari 2010 aan de deken in het arrondissement ’s-Hertogenbosch heeft medegedeeld, dat de gelden die hij van Q op de derdengeldenrekening van zijn kantoor heeft ontvangen verband houden met een declaratie van klager. Verweerder heeft deze niet doorbetaald omdat klager in een andere zaak ten onrechte aan verweerder toekomende bedragen niet heeft doorbetaald. Verweerder heeft ter zake een klacht ingediend. In afwachting van het tuchtrechtelijk oordeel heeft hij exact het bedrag dat hij van klager tegoed had op de derdengeldrekening van zijn kantoor geparkeerd.

Naar het oordeel van de raad erkent verweerder hiermee dat klager rechthebbende is ten aanzien van de op de derdengeldrekening geparkeerde gelden.

5.4    Gelet op het bepaalde in artikel 6 lid 4 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit, was verweerder in dit geval gehouden de gelden die hij voor klager onder zich had, bij de eerstvolgende gelegenheid aan klager door te betalen. Gelet op het bepaalde in lid 5 in verbinding met lid 6 van die verordening, is het verweerder niet toegestaan de betreffende derdengelden te doen strekken tot zekerheid van hemzelf, tenzij klager daarmee ondubbelzinnig instemt en dit onverwijld schriftelijk wordt vastgelegd met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag. Gelet op de stukken in het geding was van een dergelijke instemming van klager geenszins sprake.

5.5    Nu verweerder heeft nagelaten de aan klager toekomende gelden op zijn derdengeldrekening aan deze door te betalen, handelt hij tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad zal dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond verklaren.

6.        Beslissing

6.1    De raad verklaart de klacht gegrond voor zover deze betrekking heeft op het feit dat verweerder gelden heeft achtergehouden op zijn derdengeldrekening die aan klager toekwamen. De raad acht oplegging van de hierna te noemen maatregel passend.

6.2    De raad verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

7.        Maatregel

7.1    De raad legt op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs. mr. L.J.G. de Haas, mr. Th. Kremers, mr. R.G.A.M. Theunissen, mr. E.J.P.J.M. Kneepkens leden, alsmede mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 15 november 2010.

_____________________                                                                  __________________

mr. A.M.T.A. Verhagen,                                                                     mr. R.P.G. Houterman

plaatsvervangend griffier                                                                    voorzitter

Verzonden op: 19 november 2010

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline. De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hoge van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie maar o tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post. Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132,

4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres:

Markt 44,

4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

     c .   Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van nadere informatie:

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 076-5484607.