ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1203 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 148-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1203
Datum uitspraak: 15-11-2010
Datum publicatie: 10-12-2010
Zaaknummer(s): M 148-2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Van een advocaat mag worden verwacht dat hij uit eigen beweging overgaat tot afrekening met de opvolgende advocaat in een zaak. In ieder geval behoort een advocaat de opvolgend advocaat verzoek om tot afrekening over te gaan binnen een redelijke termijn te beantwoorden. Niet gebleken dat kantoororganisatie niet in orde was, nu het de advocaat zelf valt te verwijten dat hij de financiële afdeling geen opdracht tot betaling heeft gegeven.   Bezwaar (gedeeltelijk) gegrond; berisping

M 148-2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

het bezwaar van

de deken

tegen

mr. Y

verder : verweerder

_____________________________________________________________________

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 29 juli 2010 heeft de deken een bezwaar ex artikel 46f Advocatenwet tegen verweerder ter kennis gebracht van de raad van discipline. Bij deze brief zijn de in de inventarislijst genoemde stukken gevoegd.

1.2       Het bezwaar is behandeld ter openbare zitting van de raad van 4 oktober 2010. Ter zitting zijn de deken en verweerder verschenen.

2. De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Op 17 januari 2008 heeft mr. X op diens verzoek het dossier in een strafzaak, inclusief de toevoeging, aan verweerder overgedragen. Op 30 januari 2008 is door mr. X een opgave verstrekt van de door hem verrichte werkzaamheden in de betreffende strafzaak, met het verzoek om te zijner tijd een voorstel tot verrekening te ontvangen.

Mr. X heeft bij brieven dd. 15 september en 22 december 2009 en ook telefonisch verzocht om tot financiële afrekening van de zaak over te gaan. Verweerder heeft niet gereageerd op de verzoeken van mr. X. Op 17 juni 2010 heeft mr. X de deken verzocht in deze zaak te bemiddelen.

Verweerder heeft bij brief dd. 24 juni 2008 aan de deken bericht dat hij de door mr. X aan hem verstrekte toevoeging nog niet had verrekend, omdat hij nog geen wijziging toevoeging had aangevraagd. Verweerder heeft op advies van een medewerker van de rechtbank Maastricht de toevoeging op 24 juni 2010 aan mr. X teruggestuurd, zodat deze zijn uren alsnog in rekening kon brengen.

Mr. X heeft de deken bij brief dd. 30 juni 2010 bericht dat hij de betreffende toevoeging bij brief dd. 24 juni 2010 van verweerder retour had ontvangen en inmiddels ter declaratie bij de Raad voor Rechtsbijstand had ingediend. Mr. X beschouwde de kwestie daarmee als afgedaan.

De deken heeft vervolgens bij brief dd. 29 juli 2010 zijn bezwaar tegen verweerder bij de raad ingediend.

3. Het bezwaar

3.1       Het bezwaar luidt als volgt:

1.         verweerder heeft jegens zijn confrère mr. X niet de welwillendheid en het vertrouwen in acht genomen die ten grondslag behoren te liggen aan de onderlinge verhouding tussen advocaten (gedragsregel 17)

2.         de organisatie en inrichting van het kantoor van verweerder zijn niet in overeenstemming met de eisen van een goede praktijkuitoefening (gedragsregel 33)

3.         verweerder heeft niet de financiële nauwgezetheid en zorgvuldigheid in acht genomen die hem betaamde (gedragsregel 23 lid 1).

3.2       Ter toelichting van het bezwaar is door de deken het navolgende aangevoerd:

Ad onderdeel 1.

Verweerder had uit eigen beweging actie behoren te ondernemen om tot financiële afrekening van de toevoeging te geraken. Wanneer een advocaat een (straf)zaak van een andere advocaat overneemt dient hij  na afloop van die zaak uit eigen beweging de voorgaande advocaat te berichten dat de zaak is afgedaan en dat de toevoeging kan worden gedeclareerd, waarbij zoals gebruikelijk een afrekeningvoorstel wordt gedaan. In deze zaak heeft mr. X zelf het initiatief moeten nemen en zonder succes diverse malen contact gezocht met verweerder. Pas na bemiddeling van de deken heeft verweerder aan het verzoek van mr. X voldaan..

Ad onderdeel 2.

Een advocaat dient ervoor te zorgen dat de organisatie en inrichting van zijn kantoor in overeenstemming is met de eisen van een goede praktijkuitoefening. Als dit het geval was geweest dan had mr. X direct na het beëindigen van de zaak een voorstel ontvangen om tot afrekening te komen. Uit het feit dat verweerder niet reageerde op redelijke verzoeken van mr. X leidt de deken af dat de kantoororganisatie van het kantoor van verweerder niet op peil is.

Ad onderdeel 3.

Door niet op correcte en slagvaardige wijze met mr. X tot financiële afrekening over te gaan heeft mr. X die nauwgezetheid en zorgvuldigheid in de wind geslagen. Dit klemt temeer nu verweerder meerdere malen tuchtrechtelijk is veroordeeld omdat hij onvoldoende zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden had betracht. Die tuchtrechtelijke beslissingen hebben echter kennelijk niet tot een gewijzigde opstelling van verweerder geleid.

4. Het verweer

4.1.      De deken dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn bezwaar aangezien artikel 46f van de advocatenwet bepaalt dat de deken uitsluitend buiten het geval van een klacht de onderhavige kwestie ter kennis van de raad kan brengen. In deze zaak is sprake van een minnelijke schikking binnen het geval van een klacht, zodat het bezwaar van de deken niet op de wet is gebaseerd, weshalve deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.2       Verweerder had abusievelijk verzuimd om wijziging van de toevoeging aan te vragen, zodat om die reden nog niet tot verrekening van de toevoeging met mr. X overgegaan kon worden. Verweerder heeft met de strafgriffie van de rechtbank geregeld dat mr. X alsnog zijn toevoeging kon declareren, wat inmiddels ook is gebeurd.

4.3.      Verweerder betreurt het dat op eerder gedane verzoeken van mr. X om tot verrekening van de toevoeging over te gaan niet prompt gereageerd is. Dit werd echter veroorzaakt door overstelpende drukte in de (straf)praktijk van verweerder, waaronder onder meer de behandeling van enkele zgn. mega-strafprocessen in den lande. Hierdoor was sprake van een overmachtsituatie aan de zijde van verweerder. Mr. X had hiervoor ook begrip, zodat hij - nu de kwestie uiteindelijk tóch geregeld is - zijn verzoek om bemiddeling (dus geen klacht) ingetrokken heeft.

5. Ontvankelijkheid van het bezwaar.

5.1.            Het behoort tot de beleidsvrijheid van de deken om een bezwaar tegen een advocaat

aan de raad van discipline voor te leggen. Naast de in artikel 46f Advocatenwet genoemde mogelijkheid kan de deken in een bij hem ingediende klacht aanleiding zien de door hem vermeende tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen eveneens als dekenbezwaar aan de raad voor te leggen. De deken heeft in dezen een eigen bevoegdheid. Dat de klagende partij niet verzoekt om doorzending van de klacht aan de raad van discipline doet hier niets aan af.

5.2.      Overigens heeft Mr. X zich bij brief dd. 17 juni 2010 niet met een klacht maar met een verzoek tot bemiddeling tot de deken gewend, zodat alleen al op grond hiervan het beroep op niet-ontvankelijkheid ex artikel 46f Advocatenwet geen doel treft.

6. Beoordeling van het bezwaar

6.1       Het had op de weg van verweerder gelegen uit eigen beweging tot financiële afrekening met mr. X over te gaan. In ieder geval had van hem verwacht mogen worden dat hij binnen een redelijk termijn de verzoeken van mr. X beantwoordde. De door verweerder aangevoerde omstandigheden vormen geen enkel beletsel om op de verzoeken van mr. X in te gaan. Een advocaat dient ervoor te zorgen dat zijn praktijk behoorlijk wordt uitgeoefend dan wel wordt waargenomen. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder zich tegenover mr. X niet welwillend heeft gedragen. Van enige excuses jegens mr. X en de deken, zoals door verweerder ter zitting is gesteld, is niet gebleken. De door verweerder aangehaalde brief kon door verweerder ter zitting niet worden overgelegd.

Dit onderdeel van het bezwaar zal gegrond worden verklaard.

6.2.      Het feit dat verweerder zelf nalatig is gebleven in de financiële afrekening met mr. X, betekent niet dat daaruit de conclusie getrokken dient te worden dat de financiële organisatie van het kantoor van verweerder niet in orde is. Het valt verweerder zelf te verwijten dat hij de financiële afdeling van zijn kantoor geen opdracht heeft gegeven over te gaan tot financiële afrekening in de zaak .  

Dit onderdeel van het bezwaar is ongegrond.

6.3.      Een advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Verweerder heeft verzuimd een wijziging van de toevoeging aan te vragen, heeft vervolgens nagelaten uit eigener beweging over te gaan tot de financiële afrekening met mr. X en heeft zelfs gedurende een lange periode in het geheel niet gereageerd op verzoeken van mr. X daartoe. Verweerder is verwijtbaar tekortgeschoten en heeft zich aldus niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Dit onderdeel van het bezwaar zal gegrond worden verklaard.

7. Op te leggen maatregel.

7.1.     Het is de raad ambtshalve bekend dat aan verweerder in het verleden tuchtrechtelijke

maatregelen zijn opgelegd, waarbij onder meer eveneens sprake was van handelen in strijd met de financiële nauwgezetheid en zorgvuldigheid die een advocaat in acht behoort te nemen.

7.2.      De raad overweegt dat de tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen, waarop het bezwaar van de deken betrekking heeft, hebben plaatsgevonden, gedurende de bij beslissingen dd. 22 juni 2009 (klachtzaak M167-2008) en 31 mei 2010 (klachtzaak M 183-2010) in het kader van een in beide zaken opgelegde voorwaardelijke schorsing vastgestelde proeftijd van een jaar.

7.3.      Op grond van het bovenstaande is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.

8. Beslissing

De raad verklaart de deken ontvankelijk in zijn bezwaar.

De raad verklaart de onderdelen 1 en 3 van het bezwaar gegrond en legt verweerder ter zake de maatregel berisping op.

De raad wijst onderdeel 2 van het bezwaar als ongegrond af.

Aldus gegeven door  mr. P.M. Knaapen , voorzitter en mrs. I.E.M. Sutorius, Chr.M.J. Peeters, M.B.Ph. Geeraedts en L.R.G.M. Spronken, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op

Griffier                                                            voorzitter

Verzonden op: 19 november 2010.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.