ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1202 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 147-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1202
Datum uitspraak: 15-11-2010
Datum publicatie: 10-12-2010
Zaaknummer(s): M 147-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Niet gebleken dat ondanks toezeggingen geen aandacht aan de zaak is besteed. Indien een advocaat aan zijn cliënt duidelijk te kennen geeft dat het procesrisico te groot is en door hem geen verdere acties worden ondernomen, ligt het op de weg van de advocaat zijn cliënt een eindafrekening te sturen en het door de cliënt teveel betaalde voorschot aan zijn cliënt te restitueren. Niet behoorlijk om een in voorschot betaald bedrag lange tijd in depot te houden zonder tot eindafrekening over te gaan.   klacht gedeeltelijk gegrond; schorsing 2 weken

M147-2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

de heer M. X

verder : klager

tegen

mr. Y

verder : verweerder

_____________________________________________________________________

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 31 juli 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 8 juli 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 4 oktober 2010. Verweerder is ter zitting verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2. De feiten

2.1       Verweerder heeft klager bijgestaan in een klachtzaak tegen het A te R. De klachtzaak had betrekking op de door een oom van klager ondergane behandeling wegens kanker. De oom van klager is aan deze ziekte overleden. Verweerder heeft namens de familie van klager bij de klachtencommissie van het A te R een klacht ingediend over de volgens de familie onjuiste behandeling. Op 22 mei 2007 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarna op 5 juni 2007 uitspraak is gedaan.

Verweerder heeft bij brieven dd. 15 juni en 23 oktober 2007 aan klager medegedeeld nauwelijks kans op succes in een procedure tot schadevergoeding aanwezig te achten.

Op 27 februari 2009 heeft tussen klager en verweerder een bespreking plaatsgevonden.

Op 8 juli 2009 heeft klager zich met een klacht tot de deken gewend.

Verweerder heeft op 20 oktober 2009 zijn einddeclaratie aan klager toegestuurd. Na verrekening van het door klager aan hem betaalde voorschot resteerde een door hem te restitueren bedrag ad € 4.434,22.

Verweerder heeft bij brief dd. 18 november 2009 aan de deken bericht de afdeling boekhouding van zijn kantoor opdracht te hebben gegeven om het bedrag ad € 4.434,22 terug te betalen aan klager. Bij brief dd. 23 februari 2010 heeft verweerder aan de deken bericht dat   het aan klager toekomende bedrag ad € 4.434,22 ondanks instructie aan de afdeling boekhouding van zijn kantoor, nog niet was overgemaakt.

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

  1. verweerder heeft geen aandacht aan de zaak van klager besteed;
  2. verweerder heeft nagelaten klager tijdig een einddeclaratie toe te sturen.

Ter toelichting van de klacht is door klager het navolgende aangevoerd:

3.2.      Klager wenste een andere manier van aanpak. Verweerder beloofde dat aan klager en deed vervolgens niets meer aan de zaak. Klager heeft verweerder meerdere malen gebeld en is bij hem op kantoor geweest. Verweerder heeft klager tijdens het gesprek op kantoor toegezegd aan de deskundige te zullen vragen hoe de dokter alsnog gestraft kon worden in plaats van een schadevergoeding. Klager is in 2008 zeker vier keer op kantoor van verweerder geweest. Verweerder heeft toen nooit gezegd dat de zaak was afgedaan. Integendeel. Hij heeft klager juist beloofd er alles aan te doen om de dokter gestraft te krijgen. Hij zou hiervoor een specialist bij de zaak betrekken.

3.3.      Klager had al eerder om een kostenplaatje verzocht. Verweerder was pas, nadat klager de deken had ingeschakeld, bereid om een kostenplaatsje te verstrekken. Verweerder is daarbij uitgegaan van een voorschot van € 8.800, - , terwijl klager een voorschot van

€ 9.000, - aan verweerder had voldaan. Klager heeft daarom recht op terugbetaling van

€ 4.634,22 in plaats van € 4.434,22.

4. Het verweer

Ad Klachtonderdeel 1:

Primair:

4.1.      Klachtonderdeel 1 maakt geen deel (meer) uit van de klacht. Klager heeft de deken immers enkel om doorzending van het tweede onderdeel van de klacht verzocht.

Subsidiair:

4.2.      Het ging klager en zijn familie vooral om een schadevergoeding van het A. Verweerder heeft klager en zijn familie meerdere malen schriftelijk en telefonisch uiteengezet dat voor het instellen van een degelijke actie naar zijn mening geen reële kans op succes aanwezig was. Het is op zich juist dat verweerder de zaak niet wilde doen op de manier zoals klager wilde. Er was immers onvoldoende juridische om met enige kans op succes de door klager gewenste actie in te stellen, dit mede gezien het feit dat van alle ingediende klachten er slechts twee gegrond waren verklaard door de Klachtencommissie en dat de gegrond verklaarde klachtonderdelen slechts betrekking hadden op de communicatie tussen de specialist en (de familie van) klager en niet op de behandeling zelf.

4.3.            De zaak was dus eigenlijk al afgedaan in 2007. Desondanks bleef klager verweerder

benaderen met de vraag of er toch nog enige kans op succes zou zitten in een mogelijke actie tegen het A. Verweerder heeft klager steeds voorgehouden dat een procedure tegen het A weinig of geen kans op succes zou bieden. Tijdens het gesprek op 27 februari 2009 heeft verweerder dit nogmaals aan klager uiteengezet.

4.4.            Verweerder betwist dat hij klager heeft toegezegd de zaak aan te pakken, zoals hij

wenste en dat hij een deskundige zou vragen hoe de dokter alsnog gestraft zou kunnen worden. Het verzoek van (de familie van) klager had steeds betrekking op de vordering tot schadevergoeding. In dat kader heeft verweerder in zijn brief dd. 23 oktober 2007 verklaard dat mogelijk aan een deskundige zou kunnen worden gevraagd op schrift te verklaren dat de oom van klager in geval van een andere behandeling langer zou hebben geleefd. Hierop heeft verweerder niets vernomen. Het indienen van strafklachten is nimmer aan de orde geweest.

4.5.            Klager heeft op 3 november 2006 per kas € 4.800, - betaald en op 31 januari 2007

€ 4.000,-, derhalve in totaal € 8.800,-.

Ad klachtonderdeel 2.

4.3.      De zaak was eigenlijk al in 2007 geëindigd, maar omdat klager steeds weer op de zaak terugkwam en aandrong op en verzocht om een procedure tegen het A kon de zaak niet eerder worden afgesloten.

5.                  Ontvankelijkheid van de klacht

5.1.            Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat, zoals verweerder ter

zitting naar voren heeft gebracht, het eerste onderdeel van de klacht door klager is ingetrokken. Het verzoek aan de deken om doorzending van in ieder geval het tweede onderdeel van de klacht, impliceert niet dat klager onderdeel 1 van de klacht daarmee heeft ingetrokken.

5.2.      Bij afwezigheid van klager ter zitting kan onderdeel 1 van de klacht op basis van het bovenstaande niet als ingetrokken worden beschouwd. Het beroep van verweerder op niet-ontvankelijkheid van dit onderdeel van de klacht dient te worden afgewezen.

6.         Beoordeling van de klacht

6.1.      Verweerder heeft (de familie van ) klager bijgestaan in een klachtzaak tegen het

A te R. Vast staat dat op 5 juni 2007 uitspraak is gedaan door de klachtencommissie van het A, waarbij twee onderdelen van de klacht betreffende de communicatie tussen de specialist en de familie van klager gegrond zijn verklaard. Verweerder heeft bij brieven dd. 5 juni en 23 oktober 2007 aangegeven nauwelijks mogelijkheden te zien om met kans op succes een schadevergoeding te vorderen.

6.2.      Niet gebleken is dat verweerder aan klager heeft toegezegd verdere acties te ondernemen en ervoor te zorgen dat de betreffende specialist gestraft zou worden. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt enkel dat verweerder klager heeft medegedeeld nauwelijks mogelijkheden te zien om met succes een procedure tot schadevergoeding tegen het A te voeren. Niet gebleken is dat verweerder, ondanks toezeggingen aan klager, geen aandacht aan de zaak van klager heeft besteed. Dit onderdeel van de klacht kan niet gegrond verklaard worden.

6.3.      Verweerder heeft in zijn verweer te kennen gegeven dat de zaak feitelijk was

geëindigd in 2007. Uit de aan de raad overgelegde urenspecificatie blijkt dat door verweerder werkzaamheden zijn verricht tot en met 23 oktober 2007 en dat pas weer op 27 februari 2009 een bespreking met klager heeft plaatsgevonden. Van andere werkzaamheden tussen oktober 2007 en februari 2009 blijkt uit de urenspecificatie niets.

6.4.      Het is aan de advocaat duidelijkheid te verschaffen over de voortgang van een zaak. Waar verweerder duidelijk aan klager te kennen had gegeven dat het procesrisico te groot was en door hem verder geen aantoonbare acties zijn ondernomen, had het op de weg van verweerder gelegen een eindafrekening aan klager toe te sturen en het door hem te veel betaalde voorschot aan klager te restitueren. Hieraan doet niets af dat klager mogelijk nog een paar maal om herziening van de inschatting van het procesrisico heeft gevraagd. Tot enige actie van verweerder heeft dit immers niet geleid.

6.5.            Vast staat  dat verweerder een door klager bij wijze van voorschot gestort bedrag

lange tijd op zijn rekening in depot heeft gehouden, zonder dat door hem nog enige actie werd ondernomen. Verweerder is ook niet tot een eindafrekening met klager is overgegaan. Voorts is gebleken dat verweerder na een periode van twee jaren en pas na inschakeling van de deken uiteindelijk is overgegaan tot het opstellen van een eindafrekening. Ondanks zijn toezegging aan de deken dd. 18 november 2009 om direct tot betaling over te gaan heeft het nog vier maanden geduurd voor hij tot betaling overging , en dat pas nadat klager op 14 januari 2010 aan de deken te kennen had gegeven dat hij nog steeds geen betaling had ontvangen.. Verweerder heeft aldus niet die nauwgezetheid en zorgvuldigheid betracht die van een  advocaat in financiële aangelegenheden verwacht mag worden.

6.6.      Op grond van het bovenstaande zal onderdeel 2 van de klacht gegrond worden verklaard.

7.      Op te leggen maatregel.   

7.1.     Het is de raad ambtshalve bekend dat aan verweerder in het verleden tuchtrechtelijke

maatregelen zijn opgelegd, waarbij onder meer eveneens sprake was van handelen in strijd met de financiële nauwgezetheid en zorgvuldigheid die een advocaat in acht behoort te nemen. Verweerder heeft klaarblijkelijk uit de opgelegde maatregelen geen lering getrokken.

7.2.      De raad acht het zonder aanleiding achterhouden van een door een cliënt bij wijze van voorschot in depot gestort bedrag van in ieder geval € 4.434,22 gedurende een periode van meer dan twee jaren in ernstige mate tuchtrechtelijk verwijtbaar.

7.3. Gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder en de ernst van het thans voorliggend tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, acht de raad de hierna op te leggen maatregel passend en geboden.

8. Beslissing

De raad verklaart klager ontvankelijk in beide onderdelen van de klacht.

De raad wijst onderdel 1 van de klacht als ongegrond af.

De raad verklaart onderdeel 2 gegrond en legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken.

De raad bepaalt dat de maatregel, behoudens appel, in werking treedt op 10 januari 2011.

Aldus gegeven door  mr. P.M. Knaapen , voorzitter en mrs. I.E.M. Sutorius, Chr.M.J. Peeters, M.B.Ph. Geeraedts en L.R.G.M. Spronken, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op                      

Griffier                                                            voorzitter

Verzonden op: 19 november 2010.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.