ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1082 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R 181 - 2008

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1082
Datum uitspraak: 30-08-2010
Datum publicatie: 20-10-2010
Zaaknummer(s): R 181 - 2008
Onderwerp: Maatregelen, subonderwerp: Schorsing
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Binnen proeftijd schuldig maken aan een in artikel 46 bedoelde gedraging en niet naleven van bijzondere voorwaarden gesteld aan het gedeeltelijk voorwaardelijke karakter van de opgelegde maatregel van schorsing.   Ambtshalve tenuitvoerlegging voorw. schorsing ex art 48e adv wet

Ambtshalve last tot tenuitvoerlegging ex artikel 48e Advocatenwet van het door de raad bij beslissing dd. 21 september 2009 voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de maatregel van schorsing voor de duur van twee maanden

aan

thans voor onbepaalde tijd geschorst ex artikel 60 b Advocatenwet (beslissing raad van discipline dd. 07-09-2009; ref. nr. R 133-2009),

verder: verweerder.

_____________________________________________________________________

1. Beslissing van de raad dd. 21 september 2009 (klachtzaak R 181-2009).

De raad heeft bij beslissing dd. 21 september 2009 het bezwaar van de deken gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de tijd van 3 maanden opgelegd, met bepaling dat de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de tijd van 2 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, indien en voor zover verweerder binnen 14 dagen na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing ten kantore van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Roermond afgeeft:

de door voormelde raad van toezicht verzochte navolgende gegevens:

- de certificaten waaruit blijkt dat in 2007 en 2008 aan de eisen  zoals gesteld in de Verordening Permanente Opleiding is voldaan,

      - het RFB (Rapport Feitelijke Bevindingen) 2008,

tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor            

het einde van de proeftijd, welke de raad stelt op 2 jaren aan een in artikel 46

van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

Tegen deze beslissing is geen appel ingesteld, zodat deze op 22 oktober 2009 in kracht van gewijsde is gegaan.

2. Bezwaar van de deken dd. 25 maart 2010 (klachtzaak R 65-2010).

2.1.      Op 25 maart 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Roermond zich opnieuw tot de raad gewend met een bezwaar tegen verweerder. De raad heeft op 17 mei 2010 het bezwaar van de deken gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de tijd van 2 maanden opgelegd. Tegen voormelde beslissing is geen hoger beroep ingesteld, zodat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

2.2.      Gelet op het verhandelde tijdens de behandeling van klachtzaak R 65-2010, heeft de griffier van de raad verweerder ex artikel 48f Advocatenwet bij brief dd. 21 mei 2010 opgeroepen voor de zitting van de raad op 28 juni 2010 om te worden gehoord over het voornemen van de raad om ex artikel 48e Advocatenwet ambtshalve last te geven tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van de bij beslissing dd. 21 september 2009 aan verweerder opgelegde schorsing voor de duur van twee maanden.  Verweerder is ter zitting van de raad op 28 juni 2010 niet verschenen en heeft evenmin gereageerd op het door de raad aangekondigde voornemen.

2.3.      Blijkens de onherroepelijke uitspraak van de raad in klachtzaak R 65-2010, is komen vast te staan dat verweerder zich vóór het einde van de daarin aangegeven proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging en voorts de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd die de raad in zijn beslissing dd. 21 september 2009 had gesteld aan het gedeeltelijk voorwaardelijk karakter van de aan verweerder opgelegde maatregel van schorsing. Er zijn voorts nog geen drie maanden verstreken sedert het einde van de bij deze beslissing d.d. 21 september 2009 opgelegde proeftijd.

Gelet hierop ziet de raad aanleiding ex artikel 48e Advocatenwet ambtshalve last te geven dat alsnog tot tenuitvoerlegging zal worden overgegaan van het door de raad bij beslissing dd. 21 september 2009 aan verweerder voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de maatregel van schorsing voor de duur van twee maanden.

3. Beslissing

De raad geeft ambtshalve last alsnog over te gaan tot tenuitvoerlegging van de bij beslissing dd. 21 september 2009 aan verweerder voorwaardelijk opgelegde schorsing voor de duur van twee maanden.

De raad verstaat dat de tenuitvoerlegging van deze - thans - onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden niet eerder ingaat dan nadat de aan verweerder bij beslissing dd. 7 september 2009 opgelegde schorsing ex artikel 60b Advocatenwet voor onbepaalde tijd is opgeheven en zowel het oorspronkelijke onvoorwaardelijk deel van de aan verweerder bij beslissing dd. 21 september 2009 in klachtzaak R 181-2009 opgelegde schorsing voor de duur van een maand als de aan verweerder bij beslissing dd. 17 mei 2010 in klachtzaak R 65-2010 opgelegde onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden zijn uitgewerkt.

Aldus gegeven door  mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, R.F.L.M. van Dooren, J.F.E. Kikken en E.P.C.M. Teeuwen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2010.

Griffier                                                            voorzitter

Verzonden op: 31 augustus 2010

Ingevolge artikel 48g van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen rechtsmiddel worden aangewend.