ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1080 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 10 - 2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1080
Datum uitspraak: 06-09-2010
Datum publicatie: 20-10-2010
Zaaknummer(s): M 10 - 2010
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet gegrond omdat de voorzitter in de voorzittersbeslissing niet alle door klagers naar voren gebrachte klachten heeft besproken. Grenzen van de aan de advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Verzet gegrond; klacht ongegrond    

M10-2010 Verzet

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

klagers,

tegen

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 2 maart 2010 hebben klagers verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 18 februari 2010, welke beslissing aan klager, verweerder en de deken werd toegezonden op 22 februari 2010.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 5 juli 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 21 mei 2010. Daarbij werd hen medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 21 juni 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Bij de mondelinge behandeling zijn klagers en verweerder verschenen.

2.         De feiten

2.1.      Verweerder treedt op als advocaat van de wederpartij van klagers in een burengeschil tussen beide partijen.

2.2.      In 2006 heeft verweerder opdracht gegeven puin- en snoeiafval voor de oprit van zijn cliënte te verwijderen. De factuur d.d. 7 september 2006 was op naam van verweerder gesteld.

2.3.      Tijdens een kort geding op 23 juli 2009 had verweerder onder meer het volgende in zijn pleitnota opgenomen:

                        “Cliënte heeft reeds jarenlang te lijden onder de pesterijen van haar buren, mevrouw X en de heer Y. De door de buren uitgevoerde actie betreft slechts de  laatste in een lange rij van vergelijkbare treiterijen.”

2.4.      Bij vonnis d.d. 6 augustus 2009 heeft de voorzieningenrechter klagers veroordeeld om de versperring bij de in-/uitrit van de cliënte van verweerder te verwijderen en verwijderd te houden, alsmede geen verdere belemmeringen bij de in-/uitrit van de cliënte van verweerder te veroorzaken, zulks op straffe van een dwangsom. Het door klagers in  reconventie gevorderde werd door de voorzieningenrechter bij voormeld vonnis afgewezen.

2.5.      In het Limburgs Dagblad d.d. 25 augustus 2008 werd de inhoud van het vonnis van de Voorzieningenrechter d.d. 6 augustus 2009 weergegeven.

3.         De klacht

3.1.      De klacht bestaat uit de navolgende onderdelen:

-           Verweerder heeft een persoonlijk belang bij een procedure tegen klagers, nu klagers is gebleken dat de opdracht tot het verrichten van grondwerkzaamheden door verweerder zelf is verricht.

            -           Verweerder heeft zich in een procedure nodeloos grievend over klagers  uitgelaten.

4.         Beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat naar zijn oordeel uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid heeft overschreden.

5.         Het verzet

1.         Het eerste onderdeel van de klacht heeft tevens betrekking op het feit dat verweerder  opdracht heeft verleend tot het verrichten van werkzaamheden op het terrein van  klagers.

2.         Niet is beslist op het onderdeel van de klacht dat betrekking heeft op de wijze waarop verweerder is opgetreden in het kort geding op 23 juli 2009. Klagers hebben namelijk tevens aangevoerd dat verweerder aldaar een novum heeft ingebracht waarmee zij zijn overvallen. Voorts heeft hij het kort geding aangespannen namens een onbevoegde procespartij.

3.         Verweerder heeft zich niet alleen in de procedure, maar ook jegens de pers nodeloos  grievend over klagers uitgelaten.

6.         Beoordeling van het verzet

6.1.      Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter in de voorzittersbeslissing ten onrechte de door klagers in het verzet naar voren gebrachte punten onbesproken gelaten. Het  verzet is dan ook gegrond.

6.2.            Ten aanzien van het eerste onderdeel van het verzet overweegt de raad dat uit de  overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet is komen vast te staan dat de grond waarop verweerder de werkzaamheden heeft laten verrichten in eigendom aan klagers toebehoort. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

6.3.            Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht overweegt de raad dat gelet op de aard en het karakter van de kort geding procedure het verweerder vrij stond om in die procedure een nieuw standpunt naar voren te brengen. Voorts is naar het oordeel van de raad uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geenszins gebleken dat verweerder klagers willens en wetens heeft willen schaden door namens een onbevoegde procespartij een procedure aanhangig te maken. Verweerder mocht naar het oordeel van de raad afgaan op de mededelingen van zijn cliënte en heeft derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

6.4.      Klagers hebben geen feiten naar voren gebracht waaruit blijkt dat verweerder zich in de pers op diffamerende wijze heeft uitgelaten. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve  ongegrond.

De raad is gelet op het bovenstaande van oordeel dat het verzet gegrond is maar dat de klachten als ongegrond moeten worden afgewezen.

7.         Beslissing

De raad verklaart het verzet gegrond en de klachten ongegrond.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. drs. P.A.M. van Hoef, L.W.M. Caudri, Chr.M.J. Peeters, L.J.G. de Haas, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 6 september 2010.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                            mr. W.E.A.Gimbrère-Straetmans,

griffier.                                                                                    voorzitter.

Verzonden op: 7 september 2010

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.