ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1046 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 22 - 2010
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1046 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-08-2010 |
Datum publicatie: | 05-10-2010 |
Zaaknummer(s): | H 22 - 2010 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De wet vereist een op de gewraakte rechter, dan wel gewraakte rechters gerichte motivering, gegrond op concrete feiten en omstandigheden (artikel 47 lid 2 advocatenwet jo. Artikel 513 lid 2 WvSv. Deze motivering ontbreekt. De grieven zijn gericht tegen de wijze van procesvoering van de raad als geheel en door de voorzitter in het bijzonder. De raad als geheel kan niet worden gewraakt. De voorzitter die de door klagers bestreden beslissingen heeft genomen maakte geen deel uit van de zittende kamer. Geen sprake van wraking in de zin van de wet van de raad in de samenstelling die de klacht behandelt en beoordeelt. Verzet ongegrond |
H 22-2010.
Raad van Discipline
in het ressort ’s Hertogenbosch
Beslissing
inzake
het verzet tegen een voorzittersbeslissing
betreffende een klacht van
1. X,
2. mw. Y
3. Z,
verder : klagers,
tegen
mr. A
verder : verweerder.
1. Verloop van de procedure
1.1 In bovenvermelde klachtzaak heeft de voorzitter van de raad van discipline bij
beslissing dd. 24 februari 2010, verzonden op 26 februari 2010, de klacht van klagers als kennelijk ongegrond afgewezen. Abusievelijk stond onderaan de beslissing van de voorzitter van de raad vermeld dat klagers binnen 30 dagen hoger beroep konden instellen bij het Hof van Discipline in plaats van verzet binnen 14 dagen bij de raad van discipline.
1.2. Bij brief dd. 12 maart 2010 hebben klagers een memorie van grieven ingediend bij het Hof van Discipline tegen de beslissing van de voorzitter van de raad dd.24 februari 2010, verzonden op 26 februari 2010. Voormelde memorie is bij de griffie van het Hof van Discipline ingekomen op 15 maart 2010 en door de griffier van het Hof van Discipline bij brief dd. 26 mei 2010 aan de raad van discipline doorgezonden.
1.3 De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op 28 juni 2010. Verweerder heeft de raad bij brief dd. 9 juni 2010 bericht verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.
Ter zitting is klager sub 1 in persoon verschenen, tevens als schriftelijk gemachtigde namens klagers sub 2 en 3.
2. Ontvankelijkheid van het verzet
De beslissing van de voorzitter van de raad, waartegen verzet is ingediend, dateert van 24 februari 2010 en is verzonden op 26 februari 2010. Ingevolge artikel 46 h lid 1 van de advocatenwet stond voor klagers de mogelijkheid open om binnen 14 dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk verzet te doen bij de raad van discipline. De eerste dag van de termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag diende het verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de raad van discipline. Hierbij gaat het niet om tijdige verzending van het verzetschrift, maar om tijdige ontvangst door de griffier van de raad van discipline. Het verzetschrift van klagers had derhalve uiterlijk op 12 maart 2010 in het bezit van de griffier van de raad dienen te zijn. Nu klagers, zij het abusievelijk, onderaan de beslissing een hoger beroepstermijn van 30 dagen is voorgehouden, acht de raad de onjuiste adressering en de overschrijding van de verzettermijn verschoonbaar en zal de raad de brief van klagers dd. 12 maart 2010 als een tijdig bij de raad ingediend verzetschrift beschouwen.
Klagers zijn daarom ontvankelijk in hun verzet.
3. Beoordeling van het verzet.
3.1. Klagers hebben, bij monde van hun gemachtigde, de heer X, op de zitting van de raad van 28 juni 2010 - waarop naast de onderhavige klacht nog een zestal door hen geformuleerde klachten werden behandeld - ter toelichting op hun klacht een door hen als "aanbiedingsbrief" aangeduide pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Bij deze pleitnota was nog een aantal andere pleitnota's gevoegd. Deze zijn niet voorgedragen en daarom kan de raad deze niet tot de processtukken rekenen en met de inhoud daarvan geen rekening houden.
3.2. De inhoud van de voorgedragen pleitnota komt in de kern neer op een protest tegen de procedurele gang van zaken, in het bijzonder tegen het feit, dat de voorzitter van de raad de klachten die klagers tegen verschillende dekens hebben geformuleerd naar andere dekens heeft verwezen.
De raad dient dit protest te passeren nu de gevolgde gang van zaken in artikel 46c lid 4 van de Advocatenwet, is voorgeschreven.
3.3. Klagers hebben betoogd het initiatief met betrekking tot de verdere behandeling van de klachten over te nemen.
Aan dit onderdeel van het betoog van klager kan de raad geen gevolgen verbinden.
3.4. Klagers hebben "de zittende kamer van de Raad van Discipline ressort Den Bosch" verzocht bij een eerstvolgende zitting, die niet later dan een maand na 28 juni 2010 gepland zou mogen worden omdat het voor klagers een "urgente zaak betreft", zowel klagers als Mr. P als Mr. Q, deken te R, "uit te nodigen zich te verdedigen". Klagers miskennen daarmee, dat hun klachten tegen deze twee verweerders geagendeerd waren en behandeld zijn op de zitting van de raad van 28 juni 2010. Klagers gemachtigde heeft deze zitting voortijdig verlaten, zodat de behandeling buiten zijn aanwezigheid verder is gegaan.
3.5. De uitgesproken pleitnota bevat de navolgende tekst:
"En om de regie in deze nu niet uit handen te geven, - het getoonde repressief gedrag is de oorzaak en nu noodzaak tot handelen, spreekt ondergetekende nu uit, de Leden van uw zittende Kamer van Raad van Discipline nu te wraken.
Om aan het partijdig gedrag tot nu getoond in de zaken in overgelegde pleitnota’s nu opnieuw aan de orde te stellen , en daarmee nu voorgoed een streep onder het verleden van repressiviteit in de rechtspleging te kunnen zetten.”
De raad kan hierin geen geldig wrakingsverzoek zien. De wet vereist een op de gewraakte rechter, dan wel gewraakte rechters gerichte motivering, gegrond op concrete feiten en omstandigheden, (artikel 47 lid twee Advocatenwet jo. Artikel 513 lid 2, Wetboek van Strafvordering). Deze motivering ontbreekt. Klagers uiten grieven tegen de wijze van procesvoering door de raad als geheel en door de voorzitter in het bijzonder. De raad als geheel kan niet worden gewraakt; de voorzitter van de raad, die de door klagers bestreden verwijzingsbeslissingen heeft genomen maakt geen deel uit van de op 28 juni 2010 zittende kamer. Er is dus geen wraking in de zin van de wet van de raad in de samenstelling, die de onderhavige klacht behandelt en beoordeelt.
3.6. Het onderzoek in verzet heeft overigens niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt.
De raad zal het verzet als ongegrond afwijzen.
4. Beslissing
De raad oordeelt klagers ontvankelijk in hun verzet.
De raad wijst het verzet als ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. J.P.M. van der Ham,voorzitter en mrs. R.F.L.M. van Dooren, H.C.M. Schaeken, E.P.C.M. Teeuwen en J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2010.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 31 augustus 2010.
Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.
[P1] Cf art 6:15 Awb