ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1045 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R 104 - 2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1045
Datum uitspraak: 30-08-2010
Datum publicatie: 05-10-2010
Zaaknummer(s): R 104 - 2009
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De wet vereist een op de gewraakte rechter, dan wel gewraakte rechters gerichte motivering, gegrond op concrete feiten en omstandigheden (artikel 47 lid 2 advocatenwet jo. Artikel 513 lid 2 WvSv. Deze motivering ontbreekt. De grieven zijn gericht tegen de wijze van procesvoering van de raad als geheel en door de voorzitter in het bijzonder. De raad als geheel kan niet worden gewraakt. De voorzitter die de door klagers bestreden beslissingen heeft genomen maakte geen deel uit van de zittende kamer. Geen sprake van wraking in de zin van de wet van de raad in de samenstelling die de klacht behandelt en beoordeelt. Een advocaat mag er op vertouwen dat een klacht waarop door de raad is beslist niet opnieuw aan de orde zal worden gesteld. Verrekening voorschot voldoende verantwoord.   Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond  

R 104 - 2009

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van  

1. de heer X,

2. mw. Y

3. Z,

verder : klagers,

tegen

mr. drs. A,

verder : verweerder.

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 29 oktober 2008 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Roermond de door klagers op 14 maart 2008 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2              De deken had verweerder niet verzocht te reageren op de door klagers

op 14 maart 2008 ingediende klachten, nu er sprake was van een herhaling van eerder ingediende klachten en klagers derhalve kennelijk niet-ontvankelijk dienden te worden verklaard. De griffier van de raad van discipline heeft de deken bij brief dd. 28 november 2008 verzocht om verweerder te verzoeken op de door de voorzitter geformuleerde en in voormelde brief weergegeven klacht te reageren, met name ten aanzien van het onderdeel van de klacht betreffende het opsouperen van het voorschot van € 2.500,-. De deken heeft bij brief dd. 12 mei 2009 de reactie van verweerder dd. 26 maart 2009 aan de raad toegezonden.

1.3       De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juni 2010.

Verweerder heeft de raad bij brief dd. 7 mei 2010 bericht wegens verblijf in het buitenland verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Ter zitting is klager sub 1 in persoon verschenen, mede als schriftelijk gemachtigde namens klagers sub 2 en 3.

2. Vaststelling van de feiten.

2.1.      Verweerder heeft op 29 december 2003 een door klager sub 1 aan hem verstrekte opdracht betreffende een procedure tegen de gemeente B bevestigd. In de loop van 2004 wenste klager een nieuwe procedure tegen voormelde gemeente aan te spannen betreffende vermeende fraude tijdens de verkiezingen. Verweerder heeft klager sub 1 bij brief dd. 25 maart 2005 bericht dat hij geen mogelijkheden zag om een procedure aan te spannen tegen voormelde gemeente inzake het opzettelijk in strijd handelen met de Kieswet. Verweerder heeft klager sub 1 toen tevens bericht, gelet op de inhoud van de brief dd. 23 maart 2005 van klager sub 1 aan verweerder, niet langer voor hem te zullen optreden. Klagers hebben zich vervolgens met klachten over de werkzaamheden door verweerder tot de deken gewend. De deken heeft, na instructie van de klachten, bij brief dd. 13 juni 2006, bij de raad ingekomen op 14 juni 2006, de klachtstukken aan de raad doen toekomen. Deze klachtzaak is bij de raad bekend onder referentienummer R 106-2006.

2.2.      De klacht in klachtzaak R 106-2006 hield het volgende in:

1.         Klager heeft verweerder geen goede rechtsbijstand verleend;

2.         Het valt verweerder te verwijten dat klagers niet in aanmerking zijn gekomen voor gefinancierde rechtshulp;

3.         De declaraties van verweerder zijn onjuist.

2.3.      Verweerder is in zijn verweer in klachtzaak R 106-2006 uitvoerig ingegaan op de tegen de gemeente B gevoerde procedure betreffende de sociale uitkering aan klager sub 1 en heeft zijn advies om geen procedure tegen de gemeente B in verband met de door klagers vermeende fraude te starten uitvoerig gemotiveerd.

De voorzitter van de raad heeft de klacht in klachtzaak R 106-2006 bij beslissing dd. 27 juni 2007 in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. Het verzet van klagers tegen deze beslissing van de voorzitter is bij beslissing dd. 27 augustus 2007 door de raad ongegrond verklaard.

3. Inhoud van de klacht.

1.a.      verweerder heeft geweigerd om voor Z een civiele procedure te beginnen tegen de gemeente B in verband met in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen 2002 en bij de vaststelling van de uitslag ervan gepleegde onregelmatigheden;

b.      verweerder heeft het door hem aan klager voor voormelde procedure gevraagde voorschot opgesoupeerd, terwijl hij voormelde procedure nooit heeft gestart;

2.         verweerder heeft slecht werk geleverd in de door hem ten behoeve van klager sub 1 gevoerde procedure over toepassing van de WWV.

4. Ontvankelijkheid en beoordeling van de klacht..

4.1.      Klagers hebben, bij monde van hun gemachtigde, de heer X, op de zitting van de raad van 28 juni 2010 - waarop naast de onderhavige klacht nog een zestal door hen geformuleerde klachten werden behandeld - ter toelichting op hun klacht een door hen als "aanbiedingsbrief" aangeduide pleitnota voorgedragen en overgelegd.

Bij deze pleitnota was nog een aantal andere pleitnota's gevoegd. Deze zijn niet voorgedragen en daarom kan de raad deze niet tot de processtukken rekenen en met de inhoud daarvan geen rekening houden.

4.2.      De inhoud van de voorgedragen pleitnota komt in de kern neer op een protest tegen de procedurele gang van zaken, in het bijzonder tegen het feit, dat de voorzitter van de raad de klachten die klagers tegen verschillende dekens hebben geformuleerd naar andere dekens heeft verwezen.

De raad dient dit protest te passeren nu de gevolgde gang van zaken in artikel 46c lid 4 van de Advocatenwet, is voorgeschreven.

4.3.      Klagers hebben betoogd het initiatief met betrekking tot de verdere behandeling van de klachten over te nemen.

Aan dit onderdeel van het betoog van klager kan de raad geen gevolgen verbinden.

4.4.      Klagers hebben "de zittende kamer van de Raad van Discipline ressort Den Bosch" verzocht bij een eerstvolgende zitting, die niet later dan een maand na 28 juni 2010 gepland zou mogen worden omdat het voor klagers een "urgente zaak betreft", zowel klagers als Mr. P als Mr. Q , deken te R, "uit te nodigen zich te verdedigen".

Klagers miskennen daarmee, dat hun klachten tegen deze twee verweerders geagendeerd waren en behandeld zijn op de zitting van de raad van 28 juni 2010. Klagers gemachtigde heeft deze zitting voortijdig verlaten, zodat de behandeling buiten zijn aanwezigheid verder is gegaan

4.5.      De uitgesproken pleitnota bevat de navolgende tekst:

"En om de regie in deze nu niet uit handen te geven, - het getoonde repressief gedrag is de oorzaak en nu noodzaak tot handelen, spreekt ondergetekende nu uit, de Leden van uw zittende Kamer van Raad van Discipline nu te wraken.

Om aan het partijdig gedrag tot nu getoond in de zaken in overgelegde pleitnota’s nu opnieuw aan de orde te stellen , en daarmee nu voorgoed een streep onder het verleden van repressiviteit in de rechtspleging te kunnen zetten.”

De raad kan hierin geen geldig wrakingsverzoek zien. De wet vereist een op de gewraakte rechter, dan wel gewraakte rechters gerichte motivering, gegrond op concrete feiten en omstandigheden, (artikel 47 lid twee Advocatenwet jo. Artikel 513 lid 2, Wetboek van Strafvordering). Deze motivering ontbreekt. Klagers uiten grieven tegen de wijze van procesvoering door de raad als geheel en door de voorzitter in het bijzonder. De raad als geheel kan niet worden gewraakt; de voorzitter van de raad, die de door klagers bestreden verwijzingsbeslissingen heeft genomen maakt geen deel uit van de op 28 juni 2010 zittende kamer.

Er is dus geen wraking in de zin van de wet van de raad in de samenstelling, die de onderhavige klacht behandelt en beoordeelt.

4.6       Onderdeel 1a en onderdeel 2 van deze klacht zijn reeds aan de orde gekomen bij de behandeling van de klachten in klachtzaak R 106-2007. De behandeling van deze klachten is door de beslissing van de raad dd. 27 augustus 2007 afgedaan. Een advocaat mag er op vertrouwen dat een klacht waarop door de raad is beslist niet opnieuw aan de orde worden gesteld. Een door de raad afgedane klacht kan daarom niet voor een tweede maal aan de raad worden voorgelegd. Om deze reden kunnen klagers niet worden ontvangen in de onderdelen 1a en 2 van de klacht.

4.7       Tijdens de behandeling van de klachtzaak R106-2006 hebben klagers de declaraties van verweerder aan de orde gesteld. De voorzitter van de raad heeft bij beslissing dd. 27 juni 2006 hierover overwogen dat de raad niet bevoegd is declaratiegeschillen te beslechten, doch alleen waakt over excessief declareren, waarvan naar het oordeel van de voorzitter geen sprake was. De raad heeft bij beslissing dd. 27 augustus 2007 het verzet tegen deze beslissing van de voorzitter ongegrond verklaard. Weliswaar is hiermee een oordeel gegeven over de hoogte van de facturen van verweerder, de klacht betreffende het opsouperen van een voorschot voor een niet gevoerde procedure vormt een nieuw element en is niet expliciet beoordeeld in de beslissing in klachtzaak R 106-2006. Om deze reden zal de raad klagers in klachtonderdeel 1b ontvankelijk verklaren.

4.8.      Verweerder heeft in zijn brief dd. 26 maart 2009 het door klagers gestelde voldoende weersproken. Verweerder heeft voldoende toegelicht voor welke werkzaamheden hij in de zaak betreffende de door klagers vermeende fraude door de gemeente tijdens de verkiezingen, kosten in rekening heeft gebracht en op welke wijze hij het betaalde voorschot daarmee heeft verrekend. Gebleken is dat het door klagers ter zake betaalde voorschot overigens niet in zijn geheel is aangewend voor verrekening met facturen van verweerder. Klagers hebben het door verweerder gestelde niet weersproken.

4.9.      Op grond van het bovenstaande komt de raad tot het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk geen enkel verwijt valt te maken. De raad zal klachtonderdeel 1b daarom als ongegrond afwijzen.

6. Beslissing

De raad verklaart klagers niet –ontvankelijk in de onderdelen 1a en 2 van de klacht en wijst onderdeel 1b van de klacht als ongegrond af.

Aldus gegeven door  mr. J.P.M. van der Ham,voorzitter en mrs. R.F.L.M. van Dooren, H.C.M. Schaeken, E.P.C.M. Teeuwen en J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2010.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden op: 31 augustus 2010.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.