ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1043 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 4-2010
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1043 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-09-2010 |
Datum publicatie: | 05-10-2010 |
Zaaknummer(s): | H 4-2010 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet. Gronden van het verzet kunnen niet tot vernietiging leiden. Ongegrond. |
H4-2010 Verzet
Raad van Discipline
in het ressort ’s-Hertogenbosch
Beslissing
inzake
de klacht van:
De heer X
tegen
mr. Y,
verweerder,
−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−
1. Verloop van de verzetprocedure.
Bij brief d.d. 5 februari 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 22 januari 2010, welke beslissing aan klager, verweerder en de deken werd toegezonden op 26 januari 2010.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 12 juli 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 25 mei 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 28 juni 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.
Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder niet verschenen.
2. De feiten
2.1. Verweerder trad voor klager op in een bestuursrechtelijk geschil met de gemeente A. De gemeente had bij brief d.d. 9 juli 2009 aan de bewoners van B te A toepassing van bestuursdwang aangekondigd, waarbij klager zijn woongelegenheid dreigde te verliezen. De gemeente baseerde de aangekondigde sluiting voor onbepaalde duur door middel van bestuursdwang op het inmiddels onherroepelijke besluit toepassing bestuursdwang, juncto beslissing op bezwaar, verzonden op 13 november 2007.
2.2. Verweerder heeft in een brief aan de gemeente de belangen van klager kenbaar gemaakt. De gemeente wenste hiermee geen rekening te houden en was voornemens in de al lang durende procedure voortvarend op te treden. Verweerder heeft klager en de huiseigenaar voorts geadviseerd om een vergunning aan te vragen. Klager en de huiseigenaar gingen hier niet mee akkoord en wensten een kort geding op te starten. Verweerder achtte een kort geding juridisch niet haalbaar en heeft bij brief d.d. 17 september 2009 aan klager bericht niet bereid te zijn om voor hem een kort geding te voeren. Verweerder adviseerde klager een andere advocaat te zoeken die wel bereid was een kort geding te voeren.
2.3. Bij brief d.d. 28 september 2009 heeft verweerder klager uitgenodigd voor een gesprek over zijn aanpak van de zaak. Klager heeft verweerder op 3 oktober 2009 laten weten geen behoefte te hebben aan een gesprek en vorderde terugbetaling van de door hem betaalde eigen bijdrage.
3. De klacht
3.1. De klacht bestaat uit de navolgende onderdelen:
- Verweerder heeft veel te laat gereageerd naar de gemeente waardoor geen uitstel van toepassing
bestuursdwang werd verkregen;
- Verweerder weigerde een kort geding aan te spannen, ondanks de daartoe aan hem verleende
opdracht.
4. Beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat naar zijn oordeel op geen enkele wijze is gebleken dat geen uitstel van toepassing bestuursdwang werd verleend door een te late verzending door verweerder van zijn brief aan de gemeente en omdat niet is gebleken dat verweerder de opdracht had aanvaard om een kort geding aan te spannen, terwijl niet is gebleken dat verweerder klager kennelijk onjuist heeft geadviseerd dat een kort geding niet haalbaar was.
5. Het verzet
5.1. Het verzet houdt het volgende in:
- Verweerder heeft te lang gewacht met actie;
- In de voorzittersbeslissing is geen rekening gehouden met hetgeen klager in zijn brief van 3 januari 2010 heeft geschreven omtrent de regelgeving.
6. Beoordeling van het verzet
6.1. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager instemt met de klachtomschrijving door de voorzitter zoals opgenomen in de voorzittersbeslissing. De raad overweegt dat, indien en voor zover uit het verzetschrift en de overgelegde stukken een nieuwe klacht moet worden gedestilleerd, de raad daarover niet kan oordelen omdat die klacht niet door de deken is geïnstrueerd.
6.2. De raad is dan ook van oordeel dat de gronden van het verzet niet tot vernietiging van de beslissing van de voorzitter kunnen leiden. Het verzet zal derhalve als ongegrond worden afgewezen.
7. Beslissing
De raad verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. L.R.G.M. Spronken, E.J.P.J.M. Kneepkens, A.L.W.G. Houtakkers, J.J.M. Goumans, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 20 september 2010.
mr. Th.H.G. van de Langenberg, mr. R.P.G. Houterman,
griffier. voorzitter.
Verzonden op: 21 september 2010.
Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.