ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0943 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 255-2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0943
Datum uitspraak: 12-07-2010
Datum publicatie: 07-09-2010
Zaaknummer(s): B 255-2009
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Een advocaat moet bij het aanvaarden van een opdracht de financiële consequenties met zijn cliënte bespreken. Dit is in deze niet gebleken. Mogelijkheid om rechtsbijstand te beëindigen onthouden. Gegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.

B 255-2009

de raad van discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

BESLISSING

Inzake

“klager”

tegen

“verweerder”,

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 17 december 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de door klager op 6 mei 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

De stukken hebben van 2010 tot 2010 ter inzage gelegen ten burele van de raad.

1.2 De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

1. een brief van de gemachtigde van klager d.d. 26 mei 2010.

2. een brief van verweerder d.d. 31 mei 2010.

1.3 Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 31 mei 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 12 april 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 17 mei 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.4 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 31 mei 2010. Aldaar zijn klager en diens gemachtigde verschenen. Verweerder is niet verschenen en heeft dit voorafgaand aan de zitting laten weten.

2. Feiten

2.1. Op 26 maart 2008 is klager door het juridisch loket verwezen naar verweerder in verband met een door klager ontvangen invordering rijbewijs wegens rijden onder invloed en psychische onbekwaamheid om motorvoertuigen te besturen. Op 31 maart 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van verweerder. Afgesproken werd dat verweerder een lichte adviestoevoeging, hierna LAT, zou aanvragen namens klager.

Ondanks de toezegging van verweerder een LAT aan te vragen heeft verweerder op 24 juni 2008 een reguliere toevoeging aangevraagd. Deze aanvraag werd afgewezen omdat het inkomen van klager de grens om in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtsbijstand overschreed. Op 17 juli 2008 heeft verweerder klager hiervan op de hoogte gesteld. In die brief stond tevens opgenomen dat klager niet in aanmerking zou komen voor een LAT. Verweerder heeft de kosten rechtsbijstand op uurbasis bij klager in rekening gebracht. Deze rekening is door klager betaald.

3. De klacht

3.1. De klacht bestaat uit de navolgende onderdelen:

1. verweerder heeft ondanks zijn toezegging geen Lichte Adviestoevoeging (LAT) aangevraagd, maar zonder overleg met klager een reguliere toevoeging gevraagd; die is afgewezen, terwijl een LAT wel zou zijn toegewezen; daardoor heeft klager € 532,40 moeten betalen i.p.v. € 13,50.

2. verweerder heeft niet gereageerd op klagers schriftelijke verzoeken om uitleg van 22 januari en 27 maart 2009.

3.2. Ter toelichting van de klacht is door klager het navolgende aangevoerd. Klager meent dat verweerder ten onrechte een declaratie heeft gezonden op basis van een uurtarief. Immers, als de LAT zou zijn aangevraagd dan zou hij, klager, daarvoor in aanmerking zijn gekomen. Klager heeft nooit ingestemd met het aanvragen van een reguliere toevoeging en is ook niet op de hoogte gebracht van het feit dat er geen LAT namens hem was aangevraagd. Klager heeft op 22 januari 2009 schriftelijk uitleg verzocht aan verweerder. Hij heeft ondanks herhaald telefonisch aandringen niets meer van verweerder mogen vernemen. Klager stelt dat als hij zou hebben geweten dat hij geen LAT kon aanvragen hij zelf de keuze zou hebben gehad om de zaak voort te zetten. Hij wist dat hij niet aanmerking zou komen voor een reguliere toevoeging omdat zijn inkomen daarvoor te hoog was. Voor een LAT ligt dit anders.

4. Het verweer

Het standpunt van verweerder houdt in dat tijdens de behandeling van de zaak duidelijk was geworden dat deze niet binnen het voor de LAT geldende maximum van 3 uur kon worden afgehandeld. Om die reden kon geen LAT meer worden aangevraagd en is gekozen voor het aanvragen van een reguliere toevoeging. Het juridisch loket wijst cliënten er altijd op dat zij zich bewust moeten zijn van het feit dat een LAT kan worden omgezet in een reguliere toevoeging indien rechtsbijstand langer dan 3 uur duurt. De reguliere toevoeging werd afgewezen op financiële gronden en

daarom is een uurtarief in rekening gebracht. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klachten hem ongegrond voorkomen en dat in overleg met klager een reguliere toevoeging is aangevraagd.

Kort voorafgaand aan de zitting heeft verweerder de raad laten weten dat hij de in het geding zijnde declaratie zal crediteren. Hij ziet derhalve geen noodzaak om ter zitting te verschijnen.

5. Beoordeling van de klacht

De raad stelt vast dat ter zitting is gebleken dat klager de onvoorwaardelijke toezegging van verweerder tot creditering en terugbetaling van de in geding zijnde nota accepteert. Niettemin wenst klager toch een uitspraak in deze.

Uit de overgelegde urenspecificatie van verweerder blijkt dat hij iets meer dan 3 uur rechtsbijstand aan de zaak heeft besteed. Daarmee vervalt in principe het recht van klager op een LAT. Tevens staat daarmee vast dat hij niet in aanmerking kwam voor een reguliere toevoeging zodat verweerder terecht zijn kosten bij klager in rekening heeft gebracht op basis van een uurtarief. Echter, klager moest erop kunnen vertrouwen dat zijn zaak behandeld werd voor een bedrag van € 13,50 omdat hij zich akkoord heeft verklaard met een aanvraag LAT en verweerder er nooit melding van heeft gemaakt dat de drie uren niet toereikend zouden zijn. Evenmin heeft klager een afschrift ontvangen van de toevoegingsaanvraag. Zelfs nog kort voor de afwijzing van de aangevraagde reguliere toevoeging heeft verweerder hem in de waan gelaten een LAT te hebben aangevraagd door te stellen dat hij niet mee kon naar de mondelinge behandeling omdat de 3 uren van de LAT daarvoor niet toereikend zouden zijn. Uit het overgelegde dossier is niet gebleken dat verweerder klager op enig moment in kennis heeft gesteld van het feit dat hij niet meer in aanmerking zou komen voor een LAT en dat er een reguliere toevoeging moest worden aangevraagd. Gedragsregel 26 schrijft voor dat de advocaat bij het aanvaarden van een opdracht de financiële consequenties met zijn cliënt bespreekt. Daarnaast hoort hij zijn cliënt op de hoogte te stellen zodra hij voorziet dat een declaratie aanmerkelijk hoger zal uitvallen dan hij bij aanvaarding tegenover de cliënt heeft ingeschat. Er is ook niet gebleken dat verweerder klager op enig moment heeft medegedeeld dat de LAT niet meer toereikend zou zijn. Daarmee heeft verweerder klager de mogelijkheid onthouden om te beslissen de rechtsbijstand te beëindigen. Ook het argument van verweerder dat hij klager wel op de hoogte zou hebben gebracht van een aanvraag om een reguliere toevoeging nu door deze een legitimatiebewijs is overgelegd, is onvoldoende. Van een advocaat mag worden verwacht ingevolge gedragsregel 8 dat hij ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid belangrijke informatie en afspraken schriftelijk vastlegt. Op grond van het bovenstaande acht de raad de klacht dan ook gegrond.

6. Beslissing

De raad verklaart de klacht gegrond en legt ter zake verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gegeven door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs. J.J.M. Goumans, E.P.C.M. Teeuwen, P.J.W.M. Theunissen en P.A.M. van Hoef, leden, in tegenwoordigheid van

mr P. Beens, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2010.

Verzonden op: 13 juli 2010.

mr. P. Beens mr. R.P.G. Houterman

plaatsvervangend griffier Voorzitter

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 5484607.