ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0621 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 126-2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0621
Datum uitspraak: 12-04-2010
Datum publicatie: 19-05-2010
Zaaknummer(s): M 126-2009
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Grenzen van de aan de advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Klacht ongegrond.

M126 -2009 Klacht

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

klagers,

tegen

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 16 juni 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 8 februari 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 20 november 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 25 januari 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld. Bij de mondelinge behandeling zijn klagers en verweerder verschenen.

2. De feiten

2.1 Het volgende is komen vast te staan:

Verweerder heeft de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster sub 1 bijgestaan tijdens een echtscheidingsprocedure die in september 2005 aanhangig was gemaakt door de echtgenoot van klaagster sub 1. Op 14 maart 2006 is een overeenkomst van geldlening gesloten tussen het kantoor van verweerder en de echtgenoot van klaagster sub 1 voor een bedrag van € 15.500,-- ter zake van de kosten van de door verweerder verleende rechtsbijstand. De overeenkomst bevat voorts een cessie van enkele vorderingen van de echtgenoot van klaagster sub 1 aan verweerder, te weten de vordering op de kopers van de woning, de vordering uit hoofde van de uitbetaling of afkoop van de levensverzekering en de vordering op klaagster sub 1.

Verweerder heeft verklaard dat er twee helderheidverklaringen waren. In oktober 2006 heeft het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in appel geoordeeld dat aan het echtscheidingsverzoek geen gevolg kon worden gegeven wegens gerede twijfels over de psychische toestand van de echtgenoot van klaagster sub 1. Op 21 april 2007 is de echtgenoot van klaagster sub 1 overleden. Het huwelijk is niet door echtscheiding ontbonden.

3. De klacht

3.1 De klacht bestaat uit de navolgende onderdelen:

  1. Verweerder heeft ondanks de verwarde toestand van zijn cliënt verklaard dat er twee helderheidverklaringen waren zonder dat hij deze heeft verstrekt.
  2. Verweerder heeft klaagster sub 1 vijf keer telefonisch geïntimideerd; zij diende onmiddellijk het huis te verlaten, er kwam een flitsscheiding, klaagster was een slechte vrouw en er zou een bord “Te koop” worden geplaatst.
  3. Verweerder heeft klaagster sub 1 ter terechtzitting volkomen belachelijk gemaakt.
  4. Verweerder heeft de familie van klagers beschuldigd van vernieling (bij brief van 16 maart 2006).
  5. Ingetrokken.
  6. Verweerder heeft in een brief d.d. 27 september 2005 geschreven dat klager sub 2 voor de strafrechter zou zijn verschenen, hetgeen niet juist is.
  7. Verweerder heeft klaagster sub 1 beschuldigd van poging tot moord zonder ter zake aangifte te doen; laster.
  8. Verweerder heeft zich door zijn benadering van de klagers’ familie deze financiële schade berokkend.
  9. De schriftelijke overeenkomst van opdracht die door verweerder is opgesteld is niet door diens cliënt ondertekend.
  10. Verweerder heeft tijd voor gesprekken met een zekere X gedeclareerd en gefactureerd ten laste van zijn cliënt.
  11. Verweerder heeft te hoge advocaatkosten in rekening gebracht.

3.2 Ter toelichting van de klacht is door klagers het navolgende aangevoerd:

In de nacht van 3 augustus 2005 heeft de echtgenoot van klaagster sub 1 in verwarde toestand de echtelijke woning verlaten. Toch verklaarde verweerder dat er twee onafhankelijke helderheidverklaringen waren zonder dat hij deze heeft verstrekt. Eveneens heeft verweerder klaagster sub 1 tot vijf maal toe telefonisch geïntimideerd en bedreigd. De door het kantoor van verweerder opgestelde overeenkomst is niet ondertekend door de echtgenoot van klaagster sub 1, maar door personen waartegen klaagster sub 1 een aangifte heeft gedaan wegens valsheid in geschrifte. Steeds als klaagster sub 1 bij de rechter aangaf dat zij door haar echtgenoot werd beschuldigd van poging tot moord maakte verweerder haar belachelijk. Verweerder heeft klagers beschuldigd van vernieling van auto’s en als klaagster sub 1 de akte van berusting zou tekenen zou worden afgezien van aangifte. Verweerder heeft in strijd met de waarheid opgemerkt dat klager sub 2 voor de strafrechter was verschenen.

4. Het verweer

4.1 Het standpunt van verweerder houdt in:

  1. De cliënt van verweerder was volkomen helder; verklaring huisarts, euthanasieverklaring.
  2. Klaagster sub 1 is twee keer benaderd over haar bereidheid om te overleggen over mogelijkheden rond de echtscheiding.
  3. Verweerder heeft klaagster sub 1 niet belachelijk gemaakt, wel is klaagster sub 1 twee maal het woord ontnomen door rechter.
  4. In zijn brief van 16 maart 2006 aan de advocaat van klaagster sub 1 heeft verweerder niet geschreven dat hij haar verdacht van de daarin bedoelde vernieling.
  5. -----.
  6. Volgens de cliënt van verweerder had zijn zoon een keer voor de rechter moeten verschijnen, maar hij wist niet waarvoor. Verweerder heeft de raadsman van klaagster sub 1 daarnaar gevraagd zonder een bevredigend antwoord te krijgen.
  7. Verweerder heeft klaagster sub 1 nooit beschuldigd; de cliënt van verweerder beweerde dat er pogingen zouden zijn gedaan om hem te vergiftigen.
  8. Verweerder heeft door aan te dringen op overleg getracht de kosten zoveel mogelijk te beperken.
  9. De handtekening is wel degelijk door de cliënt van verweerder geplaatst.
  10. Vrienden van de cliënt van verweerder hebben de cliënt wel eens bijgestaan; de met hen gevoerde gesprekken hadden steeds betrekking op de zaak van cliënt.
  11. De door klaagster sub 1 gevoerde verweren hadden veel werk tot gevolg.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.2 Het is in zijn algemeenheid zo dat uitlatingen van de advocaat van een wederpartij vaak als onaangenaam worden ervaren. Dat betekent echter niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond.

Klachtonderdeel 1

5.3 De raad is van oordeel dat het verweerder, gelet op de hierboven beschreven vrijheid, vrijstond om zich te bedienen van medische verklaringen over zijn cliënt en deze niet aan klaagster, zijnde de wederpartij van zijn cliënt, over te leggen.

Klachtonderdeel 2 en 3

5.4 Verweerder heeft de stellingen van klaagster sub 1, dat hij haar vijf keer telefonisch heeft geïntimideerd en ter zitting volstrekt belachelijk heeft gemaakt, betwist. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat is niet het geval.

Klachtonderdeel 4

5.5 Bij brief d.d. 16 maart 2006 heeft verweerder het volgende aan klaagster geschreven:

“Inmiddels is tevens gebleken dat van vriend en verhuurder [X] de dag na de beschikkingen alle vier de autobanden zijn doorgestoken, waardoor eveneens grote schade is ontstaan. De heer [X] heeft van dit strafbare feit aangifte gedaan en de politie verzocht een onderzoek in te stellen. Ook dit is de reden dat ik u verzoek deze kwestie actief en definitief te regelen. Mogelijk kan ik ook cliënt bereid vinden de kwestie te regelen indien ook uw cliënte bereid is de echtelijke woning spoedig te verlaten en de akte van berusting te tekenen.”

5.6 De raad is van oordeel dat verweerder zich in de brief d.d. 16 maart 2006 niet onnodig grievend heeft uitgelaten. In de brief valt niet te lezen dat verweerder de familie van klaagster van de vernieling beschuldigt. Klagers hebben de uitlatingen van verweerder als onaangenaam ervaren. Dat betekent echter niet dat verweerder de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond.

Klachtonderdeel 5

5.7 Klaagster heeft dit onderdeel van de klacht ingetrokken zodat dit geen beoordeling behoeft.

Klachtonderdeel 6

5.8 Uit de brief van 27 september 2005 blijkt dat verweerder niet heeft geschreven dat klager sub 2 voor de strafrechter is verschenen. Verweerder schreef in deze brief:

“Cliënt heeft vernomen dat zijn zoon op de rechtbank is verschenen voor een strafzaak. Kunt u mij nadere informatie verstrekken omdat dit mede van belang zal zijn voor het standpunt dat cliënt zal innemen.”

5.9 Hieruit blijkt dat verweerder enkel informatie heeft opgevraagd. De raad is van oordeel dat dit hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij vrijstond.

Klachtonderdeel 7

5.10 In een door verweerder opgesteld en ingediend verweerschrift d.d. 9 juni 2006 stelt verweerder:

“het is juist, dat:

De man gelooft in de periode t/m augustus 2005, de dag voordat hij de woning verlaten heeft, in het voedsel bestanddelen kreeg toegediend die zijn gezondheid ook verder ernstig verslechterden”

(…)

Vanaf dat de man thuis weg is gaat het in vele opzichten beter met de man. Klachten verband houdend met voedsel verminderden al een week na het verlaten van de woning zienderogen, waaruit al aanstonds en op zijn minst blijkt dat er eerder iets met de voedseltoediening aan de hand was.”

5.11 Klaagster sub 1 voelt zich geraakt door deze passage. Zoals hierboven reeds overwogen betekent dit echter niet dat verweerder de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. In de aangehaalde passage heeft verweerder argumenten aangedragen die de duurzame ontwrichting moesten staven en heeft hij gereageerd op de stellingen van de vrouw. De raad is van oordeel dat het verweerder in het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënt vrijstond deze passage in het verweerschrift op te nemen.

Klachtonderdeel 8

5.12 De stelling van klagers dat verweerder door zijn benadering klagers’ familie financiële schade heeft berokkend is door verweerder betwist. Verweerder stelt dat hij door aan te dringen op overleg heeft getracht de kosten zoveel mogelijk te beperken. Klaagster sub 1 betwist dat zij is uitgenodigd voor een gesprek, maar zij had ook geen behoefte aan een gesprek om dat zij niet wilde scheiden nu het huwelijk in haar visie niet duurzaam was ontwricht en haar echtgenoot niet in staat was zijn wil te bepalen. De raad is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder klagers’ familie financiële schade heeft berokkend.

Klachtonderdeel 9

5.13 Partijen verschillen van mening over de vraag of de onder de overeenkomst van opdracht geplaatste handtekening al dan niet door de ex-echtgenoot van klaagster sub 1 is geplaatst. Of de handtekening al dan niet door de ex-echtgenoot van klaagster sub 1 is geplaatst, is een vraag van civielrechtelijke aard. De raad kan derhalve in deze tuchtrechtelijke procedure niet vaststellen dat d e overeenkomst van opdracht die door verweerder is opgesteld niet door diens cliënt is ondertekend.

Klachtonderdeel 10

5.14 Verweerder wordt verweten dat hij tijd heeft gedeclareerd en gefactureerd voor gesprekken met de heer X ten laste van zijn cliënt. Verweerder heeft dit betwist en heeft gesteld dat de heer X, indien de cliënt van verweerder niet op een afspraak kon verschijnen, krachtens mondeling mandaat van de cliënt van verweerder handelde en dat alles wat ten name van de heer X in rekening is gebracht uitsluitend betrekking had op de echtscheidingsprocedure. De raad is van oordeel dat klagersonvoldoendefeitenen omstandigheden naar voren hebben gebracht waaruit blijkt dat verweerder ten onrechte werkzaamheden heeft gedeclareerd ten laste van zijn cliënt.

Klachtonderdeel 11

5.15 De klacht van klagers dat verweerder te hoge advocaatkosten in rekening heeft gebracht hebben klagers op geen enkele wijze onderbouwd. De raad is evenmin op andere wijze gebleken dat verweerder te hoge advocaatkosten in rekening zou hebben gebracht.

5.16 De raad komt tot de slotsom dat alle onderdelen van de klacht als ongegrond moeten worden afgewezen.


6. Beslissing

De raad verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, H.C.M. Schaeken, Th. Kremers, L.J.G. de Haas, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 12 april 2010.

mr. Th.H.G. van de Langenberg, mr. R.P.G. Houterman,

griffier. voorzitter.

Verzonden op: 13 april 2010.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.