ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0405 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 112 - 2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0405
Datum uitspraak: 08-02-2010
Datum publicatie: 24-03-2010
Zaaknummer(s): M 112 - 2009
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Inbrengen van confraternele correspondentie die al deel uitmaakt van het procesdossier is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. . Wel tuchtrechtelijk verwijtbaar is het negeren van een  verzoek  om in overleg te treden over het overleggen van confraternele correspondentie. Klacht deels gegrond, enkele waarschuwing.  

M112 -2009

BESLISSING

van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van:

klager,

tegen

verweerder.

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

Verloop van de klachtenprocedure.

Bij schrijven van 28 mei 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 december 2009, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 19 oktober 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 30 november 2009. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.

Vaststelling van de feiten voor zover voor de klacht van belang.

Verweerder heeft de wederpartij van de cliënt van klager bijgestaan in een kort geding procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. In eerste aanleg heeft de cliënt van verweerder, toen hij nog niet werd bijgestaan door verweerder, voorafgaand aan de zitting confraternele correspondentie in het geding gebracht. Deze stukken heeft verweerder vervolgens in hoger beroep als productie aan de door hem ingediende memorie van grieven gehecht.

In december 2007 wilde klager in dezelfde zaak confraternele correspondentie in het geding brengen en daarover overleg plegen met verweerder, maar op verzoeken daartoe van klager reageerde verweerder niet.

In het op 3 februari 2009 door verweerder bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ingediende gedingstuk heeft verweerder gesteld dat de notaris zich tijdens de kort geding zitting van 17 september 2008 niet meer kon herinneren of bij de voorlegging van de te ondertekenen akte wel of niet was gevoegd het daarbij behorende berekeningsoverzicht.

Inhoud van de klacht

  1. Verweerder heeft zonder voorafgaand overleg met of toestemming van klager confraternele correspondentie overgelegd.
  2. Verweerder heeft in december 2007 bij herhaling niet gereageerd op een verzoek van klager om overleg over het overleggen van confraternele correspondentie.
  3. Verweerder heeft zich ten processe bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (in zijn gedingstuk d.d. 3 februari 2009) bediend van stellingen waarvan hij wist en moest weten dat die feitelijk apert onjuist zijn.

Standpunt van verweerder.

Ad 1

De stukken die verweerder bij zijn memorie van grieven heeft overgelegd waren door zijn cliënt al eerder, toen deze nog niet door verweerder werd bijgestaan, overgelegd. Deze stukken maakten derhalve reeds deel uit van het procesdossier.

Ad 2

Toen klager verweerder benaderde voor overleg over het in geding brengen van confraternele correspondentie, was verweerder niet de raadsman van cliënt, zodat verweerder niet op het verzoek van klager hoefde te reageren. Wel had verweerder beter aan klager kunnen meedelen dat hij de wederpartij van de cliënt van klager niet bijstond.

Ad 3

De klacht dat verweerder zich ten processe bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (in zijn gedingstuk d.d. 3 februari 2009) heeft bediend van stellingen waarvan hij wist en moest weten dat die feitelijk apert onjuist zijn, is onjuist. Verweerder had niet de beschikking over een p.v. of de verklaring van de griffier en heeft alleen weergegeven wat hij uit de verklaring van de notaris had begrepen.

Beoordeling van de klacht.

Klachtonderdeel 1

De raad overweegt dat verweerder de klacht van klager gemotiveerd heeft weersproken, stellende dat de stukken die hij bij de memorie van grieven heeft overgelegd al door zijn cliënt in eerste aanleg, toen deze nog niet door verweerder werd bijgestaan, waren overgelegd. Verweerder heeft derhalve betoogd dat de confraternele correspondentie die hij in hoger beroep bij de memorie van grieven in het geding heeft gebracht reeds deel uitmaakte van het procesdossier. Klager heeft dit ter zitting niet bestreden. Nu derhalve vaststaat dat de confraternele correspondentie die verweerder in hoger beroep bij de memorie van grieven in het geding heeft gebracht reeds deel uitmaakte van het procesdossier heeft verweerder niet gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel 2

De raad overweegt dat advocaten in het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen behoren te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. De raad is van oordeel dat het op basis van dit uitgangspunt op de weg had gelegen van verweerder om te reageren op het verzoek van klager om in overleg te treden over het al dan niet overleggen van confraternele correspondentie. Ook wanneer verweerder de wederpartij van de cliënt van klager op dat moment niet bijstond, had verweerder in ieder geval met een mededeling van die strekking op het verzoek van klager moeten reageren. Nu verweerder dit heeft nagelaten is de raad van oordeel dat verweerder in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, zodat dit onderdeel van de klacht gegrond is.

Klachtonderdeel 3

De raad overweegt dat de mededeling van verweerder aan het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch weliswaar niet overeen komt met hetgeen later door de rechtbank aan klager is medegedeeld maar uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerder zich ten processe bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch opzettelijk heeft bediend van stellingen waarvan hij wist en moest weten dat die feitelijk apert onjuist zijn. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij op het moment van zijn mededeling aan het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch niet de beschikking had over een p.v. of de verklaring van de griffier en enkel heeft weergegeven wat hij uit de verklaring van de notaris had begrepen. Nu de notaris de akte niet integraal heeft voorgelezen, doch enkel het eindbedrag heeft genoemd acht de raad het mogelijk dat uit de woorden van de notaris bij verweerder het idee is ontstaan dat de notaris zich niet meer kon herinneren dat die berekening niet voorhanden was. Dit onderdeel van de klacht is derhalve naar het oordeel van de raad ongegrond.

De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 en 3 ongegrond moeten worden verklaard. Klachtonderdeel 2 moet gegrond worden verklaard en de raad acht ter zake een enkele waarschuwing een passende maatregel.

BESLISSING.

De raad verklaart klachtonderdeel 1 en 3 ongegrond. De raad verklaart klachtonderdeel 2 gegrond en legt ter zake aan verweerder op een enkele waarschuwing.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs. M.B.Ph. Geeraedts, L.W.M. Caudri, Chr.M.J. Peeters, A.L.W.G. Houtakkers, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 8 februari 2010.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                                        mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                                voorzitter.

Verzonden op: 11 februari 2010

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.