ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0279 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 189 - 2009
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0279 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-01-2010 |
Datum publicatie: | 26-01-2010 |
Zaaknummer(s): | M 189 - 2009 |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken |
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Een advocaat dient zijn cliënt te adviseren over de haalbaarheid van een zaak en op de hoogte te houden van de voortgang van de zaak. Gewekte verwachtingen dat tot dagvaarding zou worden overgegaan zijn niet nagekomen. Tekortgeschoten in informatieplicht tegenover cliënt. Dekenbezwaar gegrond; enkele waarschuwing |
BESLISSING
van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake het bezwaar van
deken
tegen
verweerder.
_____________________________________________________________________
Verloop van de klachtprocedure.
Bij schrijven van 17 augustus 2009 heeft de deken de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarisstaat.
De raad ontving een brief dd. 16 oktober 2009 van verweerder. Deze brief is aan het klachtdossier toegevoegd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2009 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 14 september 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 19 oktober 2009.
Ter mondelinge behandeling waren de deken en verweerder aanwezig.
Vaststelling van de feiten voorzover voor de klacht van belang.
Een cliënte van verweerder had zich per e-mail dd. 7 juni 2005 tot verweerder gewend in verband met een letselschadezaak. Haar was op 31 oktober 2003 een ongeval overkomen. De cliënte van verweerder was door toedoen van twee van haar collega’s op een trap in haar werkomgeving ten val gekomen, waardoor zij letsel had opgelopen
Op 9 juni 2005 had verweerder aan zijn cliënte bericht dat hij de indruk had dat zijn cliënte door de verzekeringsmaatschappij aan het lijntje werd gehouden, omdat de werkgever in zijn ogen gewoon aansprakelijk was. Hij bood aan om kosteloos een second opinion uit te brengen.
De cliënte van verweerder heeft per e-mail dd. 9 juni 2005 de door verweerder gevraagde gegevens aan verweerder toegezonden. Op vrijdag 1 juli 2005 verzocht verweerder per e-mail om het adres van de rechtsbijstandsverzekeraar, welke de cliënte van verweerder per e-mail op 1 juli 2005 aan verweerder heeft toegezonden. Verweerder schreef per e-mail dd. 5 juli 2005 er achteraan te zullen gaan.
In juli 2006 is op verzoek van de rechtsbijstandsverzekeraar door een andere advocaat een second opinion over de proceskansen uitgebracht. De cliënte van verweerder verzocht verweerder per e-mail dd. 16 september 2007 naar de status van de zaak. Zij stelde een jaar geleden de laatste status/info te hebben ontvangen.
Verweerder heeft zijn cliënte per e-mail dd. 19 november 2007 een afschrift van zijn brief aan de verzekeringsmaatschappij gestuurd. Hij stelde de reactie te zullen afwachten, bij gebreke waarvan hij tot dagvaarding zou overgaan.
Op 5 december 2007 heeft verweerder per e-mail aan zijn cliënte een afschrift van zijn brief aan de wederpartij verzonden. Hij stelde nog een week te zullen wachten en daarna een aanvang te maken met de procedure. Hij besloot zijn e-mail met de zinsnede: “U heeft lang genoeg gewacht.”
Per e-mail dd. 3 februari 2008 informeerde de cliënte van verweerder naar de voortgang van de zaak. Op 11 februari 2008 mailde verweerder dat hij zou overgaan tot dagvaarding en dat hij hoopte in de loop van de week het concept te kunnen toesturen. Op 26 februari 2008 heeft de cliënte van verweerder per e-mail aan verweerder geschreven geen concept -dagvaarding te hebben ontvangen. Zij schreef te hopen dat verweerder desondanks de nodige acties had genomen.
Bij brief dd. 24 april 2008 verzocht mr. X, advocaat van de cliënte van verweerder in een sociale zekerheidszaak, naar de stand van zaken in de letselschadezaak.
Op 28 april 2008 heeft verweerder aan mr. X geschreven dat hij gezien de grondslag van de vordering en de op dat moment geldende jurisprudentie nog niet tot dagvaarding was overgegaan.
De cliënte van verweerder berichtte verweerder per e-mail dd. 22 juni 2008 sinds het laatste bericht van verweerder dd. 11 februari 2008 geen update te hebben ontvangen. Zij vroeg vervolgens naar de status van de zaak en de inschatting van de kansen.
Per e-mail dd. 31 juli 2008 verzocht de cliënte van verweerder opnieuw naar de voortgang van de procedure. Per e-mail dd. 30 augustus 2008 vroeg de cliënte van verweerder of er een reden was waarom verweerder niet reageerde op haar e-mails of telefoontjes. Per e-mail dd. 23 september 2008 vroeg de cliënte van verweerder opnieuw naar de stand van zaken van haar zaak. Op 7 januari 2009 heeft mr. X namens de cliënte van verweerder een klacht tegen verweerder bij de deken ingediend. Per e-mail dd. 11 maart 2009 stelde verweerder aan zijn cliënte voor om, in navolging van de discussies bij de deken en het stilliggen van de zaak, rond de tafel te gaan zitten en de verdere aanpak van de zaak te bespreken. Hij stelde voor bij cliënte langs te komen. In antwoord hierop heeft de cliënte van verweerder per e-mail dd. 11 maart 2009 aan verweerder laten weten, dat zij er geen vertrouwen meer in had dat de zaak door verweerder behandeld werd. Zij verzocht verweerder om de zaak aan haar verzekeringsmaatschappij terug te geven. Per e-mail dd. 22 maart 2009 heeft de cliënte van verweerder zich gewend tot mr. X met de mededeling dat verweerder niet had gereageerd op haar e-mail dd. 11 maart 2009. Mr. X heeft bij brief dd. 24 maart 2009 aan de deken bericht dat de cliënte van verweerder het vertrouwen in verweerder was verloren, en dat zij wenste dat deze de zaak terug gaf aan de verzekeringsmaatschappij. Bij brief dd. 3 mei 2009 schreef de cliënte van verweerder dat verweerder niet reageerde op haar verzoek om de zaak aan de verzekeringsmaatschappij terug te geven. Zij verzocht de deken om bemiddeling.
Bij brief dd. 13 mei 2009 heeft verweerder aan de deken geschreven dat hij het dossier had verzonden aan mr. X. Verweerder vermeldde in voormeld schrijven aan de deken voorts waarom hij niet tot dagvaarding was overgegaan.
De deken heeft bij brief dd. 6 juli 2009 aan partijen bericht van oordeel te zijn dat er voldoende redenen aanwezig waren om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Mr. X heeft de deken bij brief dd. 29 juli 2009 bericht dat zijn cliënte geen reden zag om de klacht aan de raad van discipline voor te leggen, omdat haar rechtsbijstandsverzekeraar alsnog erin had toegestemd dat zij een nieuwe advocaat
mocht benaderen om de zaak van verweerder over te nemen.
De deken achtte de klacht tegen verweerder dermate zwaarwegend, dat hij heeft besloten de klacht als dekenbezwaar over te nemen en aan de raad van discipline voor te leggen. Op 17 augustus 2009 heeft de deken de stukken aan de raad van discipline toegezonden.
Inhoud van de klacht.
Verweerder heeft in de zaak van zijn cliënte tegen haar werkgever talloze malen beloofd tot dagvaarding over te gaan, doch dat is niet gebeurd.
Standpunt van de deken.
Verweerder heeft niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt, door bij voortduring de verwachting te wekken dat hij tot dagvaarding zou overgaan en dit aldoor maar niet deed, zonder zijn cliënte van de reden daarvan in kennis te stellen. Feitelijk heeft verweerder precies hetzelfde gedaan als hij reeds in 2005(!) de werkgever en de verzekeringsmaatschappij verweet: zijn cliënte behoorlijk aan het lijntje houden (zie e-mail van verweerder dd. 9 juni 2005). Wanneer er aan de zijde van verweerder juridische reserves bestonden om tot dagvaarding over te gaan, had hij dit tijdig en gemotiveerd aan zijn cliënte kenbaar moeten maken.
Feitelijk heeft verweerder van juni 2005 tot maart 2009 een letselschadezaak in behandeling gehad, zonder dat door hem tot dagvaarden is overgegaan, ondanks voorbehoudloze toezeggingen en zonder dat enige vooruitgang in die zaak lijkt te zijn geboekt. Dit is verweerder ernstig aan te rekenen.
Standpunt van verweerder.
Het is juist dat verweerder bij e-mail van 19 november 2007 en verdere mails heeft aangegeven, dat hij wilde overgaan tot dagvaarding indien de wederpartij niet zou reageren. Door de deken wordt echter miskend dat verweerder hierbij het voorbehoud heeft gemaakt dat hij een definitief standpunt wilde afwachten van de verzekeraar. Op 5 december 2007 kreeg verweerder bericht dat een nader standpunt zou volgen. Uiteindelijk kwam het definitieve standpunt pas binnen op 2 juni 2008. Voor verweerder was eind december de uiteindelijke start om aan de slag te gaan met de dagvaarding, omdat op dat moment voor verweerder het punt was bereikt dat een minnelijke regeling niet meer mogelijk zou zijn.
Verweerder was aanvankelijk enthousiast over de slagingskans van een procedure. Dit enthousiasme is later bij verweerder afgenomen op grond van het navolgende:
- werkgeversaansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW : deze kon niet hard gemaakt worden;
- werkgeversaansprakelijkheid ex artikel 7: 611 BW : op enig moment bleek dat de cliënte van verweerder een uitkering had ontvangen op grond van een door de werkgever ontvangen ongevallenverzekering. De weg van artikel 7:611 BW was, voorzover al bewandelbaar, hiermee ook afgesloten.
- werkgeversaansprakelijkheid ex artikel 7: 170 BW geopend door het vonnis van de rechtbank te Utrecht dd. 7 december 2005, werd afgesneden door de vernietiging van voormeld vonnis door het gerechtshof te Amsterdam dd. 22 november 2007. Verweerder kwam daar in december 2008 achter en zat bij het uitwerken van de dagvaarding naar een wit papier te staren.
Verweerder heeft op 10 maart 2008 telefonisch contact gehad met zijn cliënte, en ook aangegeven dat de zaak juridisch aanmerkelijk lastiger kwam te liggen dan was voorzien, en hij op zijn hoogst een poging kon wagen een verklaring voor recht te krijgen. Hij verzocht om nadere medische informatie, die hij op 13 maart 2008 van zijn cliënte heeft ontvangen.
De deken stelt terecht de norm dat een advocaat zijn cliënt helder en zeer gemotiveerd en bij voorkeur schriftelijk dient te informeren over zijn beweegredenen om niet tot dagvaarding over te gaan. Verweerder heeft die norm in deze zaak niet aangehouden, omdat hij dat niet in het belang van zijn cliënte achtte. Verweerder was ervan op de hoogte dat zijn cliënte graag wenste te procederen. Indien verweerder zijn cliënte uitvoerig had geïnformeerd over zijn beweegredenen om niet tot dagvaarding over te gaan, zou zijn cliënte tevergeefs bij haar rechtsbijstandsverzekeraar hebben aangeklopt, indien zij in die zaak aan haar rechtsbijstandsverzekeraar om een andere advocaat zou hebben gevraagd. In dat geval zouden de verdere kosten van rechtsbijstand voor rekening van zijn cliënte zijn gekomen en zou zij een proceskostenrisico hebben gelopen.
Beoordeling van de klacht.
Vast staat dat verweerder zijn cliënte heeft bijgestaan in de periode van juni 2005 tot april 2009. Verweerder stelt dat hij eerst het dossier heeft moeten opbouwen, zoals in letselschadezaken gebruikelijk is, en dat hij, op het moment dat hij tot dagvaarding wenste over te gaan, werd geconfronteerd met jurisprudentie waardoor ook de derde grondslag onder de dagvaarding kwam te vervallen.
De raad acht het niet onaannemelijk dat verweerder, gelet op de ingewikkelde materie die de door de cliënte van verweerder aan hem voorgelegde letselschadezaak met zich meebracht, niet onmiddellijk is overgegaan tot het dagvaarden van de wederpartij. Een advocaat dient immers ook te waken voor zinloos procederen.
De raad stelt voorop dat een advocaat zijn cliënt schriftelijk en gemotiveerd behoort te informeren over belangrijke feiten en informatie. Een advocaat dient zijn cliënt steeds op de hoogte te houden van de voortgang van een zaak die bij hem in behandeling is. Uit de aan de raad overgelegde correspondentie is gebleken, dat verweerder herhaaldelijk –met name in zijn e-mails dd. 19 november 2007,
5 december 2007 en 11 februari 2008- bij zijn cliënte de verwachting heeft gewekt dat hij tot dagvaarding zou overgaan, welke toezegging hij niet is nagekomen. Niet gebleken is dat verweerder zijn cliënte deelgenoot heeft gemaakt van zijn twijfels over de haalbaarheid van een procedure en zijn cliënte heeft bericht dat hij (nog) niet tot dagvaarding was overgegaan. De cliënte van verweerder heeft bij herhaling moeten informeren naar de voortgang van de zaak, waarbij verweerder zelfs diverse e-mails onbeantwoord heeft gelaten. Pas toen verweerder in april 2008 een brief ontving van een door zijn cliënte ingeschakelde advocaat, heeft verweerder aan deze bericht waarom hij nog niet tot dagvaarding was overgegaan.
Dat verweerder, zoals hij in zijn brief dd. 16 oktober 2009 aan de raad stelt, het voorbehoud had gemaakt dat hij het definitieve standpunt van de verzekeraar wenste af te wachten, valt op geen enkele wijze af te leiden uit de aan de raad overgelegde
e-mails. Per e-mail dd. 5 december 2007, de dag waarop verweerder stelt van de verzekeraar bericht te hebben ontvangen dat een nader standpunt zou volgen, schreef verweerder aan zijn cliente: “Ik wacht nog een week en zal daarna een aanvang maken met de procedure. U heeft lang genoeg gewacht.” Ook uit de overige aan de raad overgelegde e-mails is van geen enkel door verweerder gemaakt voorbehoud gebleken.
Het had op de weg van verweerder gelegen zijn cliënte op de hoogte te houden van de voortgang van de zaak en in ieder geval haar e-mails te beantwoorden. Dat verweerder, zoals hij stelt, klaagster op 11 maart 2008 telefonisch heeft geïnformeerd is niet gebleken uit de aan de raad overgelegde e-mailcorrespondentie. Het verweer dat verweerder zijn cliënte niet heeft geïnformeerd over zijn beweegreden niet tot dagvaarding over te gaan, juist in het belang van zijn cliënte, treft geen doel. Een advocaat dient zijn cliënt te informeren over de voortgang van de zaak en te adviseren over de haalbaarheid van een zaak.
Op grond van het bovenstaande is de raad van oordeel dat verweerder in de vereiste communicatie met zijn cliënte dusdanig ernstig tekort is geschoten, dat hij niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
Het bezwaar van de deken zal daarom gegrond worden verklaard. De raad acht de hierna op te leggen maatregel passend en geboden.
BESLISSING.
De raad verklaart het bezwaar van de deken gegrond en legt aan verweerder de maatregel enkele waarschuwing op.
Aldus gegeven door mr. P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. L.W.M. Caudri, L.J.M. Luchtman, E.P.C.M. Teeuwen en M. B. Ph. Geeraedts, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2010
griffier. voorzitter.
Verzonden op: 5 januari 2010
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
-
Per Post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
-
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
-
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.