ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0226 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 65 - 2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0226
Datum uitspraak: 30-11-2009
Datum publicatie: 12-01-2010
Zaaknummer(s): M 65 - 2009
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Gelet op de naar de gewenste verhouding van welwillendheid tussen advocaten had van verweerder verwacht mogen worden dat hij aanstonds en gemotiveerd zou hebben geantwoord op het verzoek van klager. Desondanks valt verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij in het belang van zijn cliënt gebruik heeft gemaakt van zijn recht om te weigeren toestemming te verleen voor het nader overleggen van stukken. Een advocaat dient alvorens hij opvergaat tot het nemen van executiemaatregelen (de advocaat van) de wederpartij van zijn voornemen op de hoogte te brengen. In beginsel dient hij een redelijke termijn voor beraad te geven. Weigering om executie op te schorten in geval van zekerheidsstelling niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Vervangende zekerheid staat niet gelijk met betaling. Een behoorlijk advocaat behoort afstand te nemen van de emoties van zijn cliënt. Gegrond; berisping.

BESLISSING

van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van

1. 

2. 

klagers

tegen

verweerder

_____________________________________________________________________

Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 26 maart 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarisstaat.

De raad ontving de navolgende nagekomen stukken:

- brief dd. 31 maart 2009 van de deken, met bijlagen

- brief dd. 3 april 2009 van de deken, met bijlage

- brief dd. 5 oktober 2009 van verweerder

De stukken zijn aan het klachtdossier toegevoegd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2009 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 6 juli 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 21 september 2009.

De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Ter mondelinge behandeling waren klagers aanwezig. Verweerder had de raad bij faxbericht, bij de raad ingekomen op 5 oktober 2009 om 12.14 uur, bericht wegens ziekte niet ter zitting te kunnen verschijnen, met gelijktijdig verzoek de zitting door te laten gaan. 

Vaststelling van de feiten voorzover voor de klacht van belang.

Verweerder heeft namens zijn cliënte een procedure jegens klager sub 2 aanhangig gemaakt bij de rechtbank Maastricht. De cliënte van verweerder verzocht om vaststelling van kinderalimentatie.

Klager sub 1 heeft de zaak vlak voor de comparitie van partijen overgenomen van de vorige advocaat van klager sub 2, mr. X. Het verweerschrift, de draagkrachtberekening en de bijlagen waren door mr. X opgesteld en ingediend. Tijdens de comparitie bleek dat bij het exemplaar van de rechtbank en de wederpartij sprake was van geblindeerde passages. Klager sub 1 verzocht aan verweerder hem mede te delen om welke passages het ging en om toestemming de rechtbank die stukken alsnog toe te sturen. Verweerder heeft geweigerd toestemming te verlenen.

De rechtbank heeft bij beschikking de vordering tot kinderalimentatie van de cliënte van verweerder toegewezen.

Verweerder heeft in zijn brief dd. 28 november 2008 aan klager sub 1 onder meer het volgende geschreven:

“Uw cliënt heeft in die 16 jaren nauwelijks enige bijdrage geleverd in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn zoon. Afgezien van de wettelijke basis wordt het leveren van een bijdrage aan de kosten van verzorging en opvoeding van je eigen kind gezien als tenminste een verplichting van moraal en fatsoen.

Waarom adviseert u uw cliënt niet om zijn verantwoordelijkheden ten opzichte van zijn zoon te nemen.? Ik ben niet bereid om medewerking te verlenen aan wederpartijen die zich onttrekken aan hun verantwoordelijkheden jegens hun kinderen.”

Inhoud van de klacht.

1. Verweerder heeft geweigerd klagers gelegenheid te geven nog enkele stukken aan de rechtbank na te sturen. Over deze stukken waren ter zitting vragen   gerezen met betrekking tot de volledigheid ervan. Als gevolg van de weigering van verweerder is een hoger beroep nodig geworden

2. Verweerder heeft vervolgens de beschikking van de rechtbank laten betekenen zonder vooraf de cliënt van klager sub 1 in de gelegenheid te stellen vrijwillig aan de inhoud van de beschikking te voldoen.

3. Verweerder heeft de executie voortgezet ondanks dat klager sub 2 vervangende zekerheid had gesteld middels depot van het verschuldigde bedrag op de derdengeldrekening van klager sub 1.

4. Verweerder is in zijn correspondentie en met name in  zijn brief aan klager sub 1 van 28 november 2008, zowel wat betreft de inhoud als wat betreft de  toonzetting, buiten zijn boekje getreden en heeft klager sub 2 ernstig tekortgedaan en gegriefd.

Standpunt van klagers.

De wijze waarop verweerder handelde en reageerde was ongepast jegens klager sub 2. Een advocaat mag de belangen van een wederpartij niet nodeloos schaden. De rechtbank had stellig tot een ander besluit kunnen komen, als klager sub 1 eenvoudig ontbrekende informatie had mogen nasturen. Hierdoor heeft klager sub 1 namens klager sub 2 onnodig een appelprocedure dienen op te starten.

Verweerder is direct overgegaan tot executiemaatregelen, terwijl het gepast is eerst een sommatie te versturen. Dit betekende wederom extra tijd en kosten voor klager sub 2. Verweerder heeft klachtwaardig gehandeld door de executie door te zetten, terwijl door klager sub 2 vervangende zekerheid was geboden, door middel van het storten van het verschuldigde bedrag op de derdengeldrekening van klager sub 1, waarvan verweerder op de hoogte was. Verweerder was niet eens bereid een executoriaal beslag op te schorten in afwachting van een bij herhaling en bij voorbaat aangekondigd executie kort geding. Verweerder heeft klagers aldus niet de gelegenheid geboden om schorsing van de executie bij de Voorzieningenrecher te verzoeken.

Klager sub 2 is gedurende een lange reeks van jaren voor zijn zoon opgekomen, ook in de meest moeilijke omstandigheden. Hij voelt zich door de bedoelde passage in de brief dd. 28 november 2008 ernstig tekort gedaan en gegriefd.

Standpunt van verweerder.

Verweerder heeft om cliënte moverende (gerechtvaardigde) redenen klager sub 1 de verzochte toestemming onthouden.

Op het moment dat klager sub 1 aan verweerder verzocht de stukken in het geding te mogen brengen, stond de zaak voor beschikking. Het procesreglement alimentatie verbiedt het overleggen van stukken in dat stadium. Als er geen verplichting is hoeft een raadsman ook niet nader te motiveren waarom hij niet bereid is om mee te werken aan het in het geding brengen van stukken. Verweerder heeft herhaaldelijk bericht dat hiertoe geen verplichting bestond.

De cliënte van verweerder wenste dat de executie werd voortgezet en verweerder heeft daaraan gevolg gegeven. Verweerder heeft niet met zijn cliënte overlegd of de executie zou kunnen worden afgelast vanwege de gestelde zekerheid dan wel de executie voor korte tijd zou kunnen worden opgeschort om klager sub 1 de gelegenheid te geven om in kort geding schorsing van de executie te bewerkstelligen.

Klager sub 2 is overigens in het executie kort geding in het ongelijk gesteld.

Verweerder gaat en kan hetgeen is gesteld in de vierde alinea van zijn brief dd. 27 november 2008 aan de deken niet met bewijzen onderbouwen. Verweerder verzocht de deken deze alinea in de beslotenheid van de klacht voor niet geschreven te houden.

Beoordeling van de klacht.

Ad onderdeel 1.

Dit onderdeel van de klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij  de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal dit onderdeel van de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Verweerder diende de belangen van zijn cliënte te behartigen. Het stond verweerder als advocaat van de wederpartij vrij om te weigeren medewerking te verlenen aan het alsnog overleggen van stukken door de wederpartij.

De raad overweegt daarbij echter, dat advocaten dienen te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. De wijze waarop verweerder zijn toestemming voor het alsnog overleggen van de juiste stukken heeft geweigerd, geeft hiervan geen blijk. Verweerder heeft pas na herhaalde verzoeken van klager sub 1 zonder enige motivering zijn toestemming geweigerd. Het had, gelet op de welwillende houding die advocaten ten opzichte van elkaar in acht behoren te nemen, op de weg van verweerder gelegen aanstonds te reageren op het verzoek van klager sub 1 en zijn weigering om toestemming te verlenen nader met redenen te omkleden. Het verzoek van klager sub 1 had immers geen betrekking op het overleggen van nieuwe stukken, maar op het overleggen van reeds eerder door de vorige raadsman overgelegde stukken, waarvan ter comparitie was gebleken dat enkele passages onleesbaar waren. In dat licht had een andere houding van verweerder verwacht mogen worden.

Desondanks valt verweerder van het feit, dat hij in het belang van zijn cliënte gebruik heeft gemaakt van zijn recht om te weigeren toestemming te verlenen voor het nader overleggen van stukken, geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Dit onderdeel van de klacht dient als ongegrond te worden afgewezen.

Ad onderdeel 2.

Een advocaat is verplicht, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen en in het bijzonder tot het nemen van executiemaatregelen, zijn wederpartij of, zo deze wordt bijgestaan door een advocaat, die advocaat van zijn voornemen kennis te geven. In beginsel dient hij daarbij een redelijke termijn voor beraad te geven.

Niet gebleken is dat verweerder zijn voornemen tot het nemen van executiemaatregelen, waarbij een redelijke termijn voor beraad werd gegeven, aan klager sub 1 kenbaar heeft gemaakt. Verweerder heeft aldus gehandeld in strijd met gedragsregel 19 , hetgeen hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

Dit onderdeel van de klacht zal gegrond worden verklaard.

Ad onderdeel 3.

Klager sub 1 was door de rechtbank Maastricht veroordeeld tot betaling van kinderalimentatie. Verweerder is op verzoek van zijn cliënte overgegaan tot executie. De vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, nu hij in de zekerheidstelling van klager sub 2 geen aanleiding zag om de executie op te schorten beantwoordt de raad negatief. Een vervangende zekerheid staat immers niet gelijk met betaling, terwijl de behoefte aan kinderalimentatie direct en elke maand weer bestaat.

Dat verweerder, gelet op het belang van zijn cliënte bij betaling van de kinderalimentatie, waartoe klager sub 2 bij beschikking van de rechtbank Maastricht was veroordeeld, ondanks de zekerheidstelling door klager sub 2, de executie van deze beschikking heeft doorgezet, valt hem tuchtrechtelijk niet te verwijten.

Ad onderdeel 4.

Van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht dat hij afstand neemt van de emoties van zijn cliënt in een zaak. Een advocaat behoort het conflict van zijn cliënt niet tot zijn eigen conflict te maken. Verweerder heeft zich in de tweede en derde alinea van de brief dd. 28 november 2008 aan klager sub 1 onnodig grievend jegens klager sub 2 uitgelaten en onvoldoende afstand ten opzichte van het conflict tussen partijen bewaard, met name door de zinsnede  “Ik ben niet bereid om medewerking te verlenen aan wederpartijen die zich onttrekken aan hun verantwoordelijkheden jegens hun kinderen.”  Hierdoor heeft klager het verlenen van toestemming voor het overleggen van stukken afhankelijk gemaakt van zijn persoonlijke opvatting over de handelwijze van klager sub 2, waarover door de rechter bovendien nog geen uitspraak was gedaan.

Op grond hiervan zal dit onderdeel van de klacht gegrond worden verklaard.

De raad is op grond van bovenstaande van oordeel dat verweerder zich dusdanig ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen dat niet met een lichtere maatregel dan die van berisping kan worden volstaan.

BESLISSING.

De raad wijst klachtonderdeel 1 en 3 als ongegrond af.

De raad verklaart klachtonderdeel 2 en 4 gegrond en legt verweerder ter zake op de maatregel van berisping.

Aldus gegeven door mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter en mrs. R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.R.G.M.  Spronken, P.J.W.M.  Theunissen leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2009

griffier.      voorzitter.

Verzonden op: 2 december 2009

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.