ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0214 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 59 - 2009
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0214 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-11-2009 |
Datum publicatie: | 12-01-2010 |
Zaaknummer(s): | B 59 - 2009 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | In zijn algemeenheid verdient een regeling in der minnen de voorkeur boven een proces, tenzij voldoende aannemelijk kan worden gemaakt dat het nastreven van een minnelijke regeling zinloos is. Gemaakte fouten bij de deken achteraf goedpraten betaamt een advocaat niet. Het ligt op de weg van een advocaat gemaakte fouten te erkennen en toe te lichten hoe deze tot stand gekomen. Verweerster had geen enkele reden om aan te nemen dat klager niet langer voor zijn cliënt zou optreden in de kwestie waar kort voor het indienen van het verzoekschrift nog een tweetal procedures waren gevoerd. Het betaamt een advocaat niet zich in een klachtprocedure laatdunkend en onnodig grievend over de wederpartij uit te laten. |
BESLISSING
van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van
klager
tegen
verweerster
_____________________________________________________________________
Verloop van de klachtprocedure.
Bij schrijven van 25 maart 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarisstaat.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2009 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 16 juni 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 21 september 2009.
De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.
Ter mondelinge behandeling was verweerster aanwezig. Klager had de raad per faxbericht dd. 28 september 2009 bericht de zitting niet te zullen bijwonen, omdat hij niets had aan te vullen op de door hem ingediende klachten.
Vaststelling van de feiten voorzover voor de klacht van belang.
Verweerster heeft op 10 september 2008 namens haar cliënte een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling ingediend bij de rechtbank Breda. Op 15 april 2008 was in een bodemprocedure de omgangsregeling vastgesteld en op 12 juni 2008 had de voorzieningenrechter nakoming van die omgangsregeling bevolen. In de bodemprocedure en in kort geding trad klager op namens de wederpartij van de cliënte van verweerster.
In de instructiefase van de klacht heeft verweerster bij dupliek het volgende naar voren gebracht:
“ Dat ik al maandenlang geen contact meer had met klager stemde mij tevreden, aangezien de wijze waarop klager in deze zaak optreedt, de verhouding tussen partijen heeft doen verslechteren.
De zitting in de betreffende procedure vond op 10 december jl. plaats, en het optreden van klager muntte opnieuw uit door botheid. Het voorstel tot mediation werd geweigerd, het kind had naar zijn mening geen enkele last van de verstoorde verhouding tussen de ouders, en hij vond de betreffende procedure slechts ‘geldtrekkerij’. De rechter moest hem geërgerd tot de orde roepen en verzocht hem dringend om zich diplomatieker uit te drukken. “
Inhoud van de klacht.
1. Verweerster heeft een verzoek tot wijziging van een omgangsregeling ingediend zonder eerst een poging te doen om tot een minnelijke regeling te komen;
2. a. Verweerster heeft klager niet als advocaat van de wederpartij in het verzoekschrift vermeld
b. Verweerster heeft geen afschrift van het verzoekschrift gezonden aan klager, de advocaat van de wederpartij;
c. Verweerster heeft zich vervolgens tegen een door klager verzochte aanhouding van de door de rechtbank geplande zitting verzet.
3. Verweerster heeft in haar correspondentie met de deken zich onnodig grievend uitgelaten ten opzichte van klager. Zij heeft in strijd met de waarheid gesteld dat door de wijze waarop klager optrad de verhouding tussen partijen is verslechterd. Verweerster heeft in strijd met de waarheid gesteld, dat het optreden van klager op de zitting van de rechtbank uitmuntte in botheid.
Standpunt van klager.
Ad onderdeel 1.
Verweerster heeft geen enkele poging gedaan om tot een minnelijke regeling te komen, alvorens haar verzoek in te dienen. De verzochte wijziging betreffende de omgangsregeling in het verzoekschrift was dusdanig gering, namelijk enkele uren op de woensdagmiddag, dat zij in ieder geval had behoren te trachten een minnelijke regeling te treffen.
Ad onderdeel 2.
Ad a. Verweerster heeft klager niet vermeld in het verzoekschrift, ondanks een kort geding(vonnis dd. 12 juni 2008) en een bodemprocedure (beschikking dd. 15 april 2008) tussen partijen, waarin het onderwerp van het verzoekschrift ook aan de orde is geweest en waarin klager de wederpartij bijstond. Er bestond geen enkele reden voor verweerster om te veronderstellen dat klager zijn cliënt niet meer zou bijstaan. In ieder geval had verweerster behoren te informeren of de wederpartij van haar cliënte nog door klager werd bijgestaan, gelet op de korte periode tussen de indiening van het verzoekschrift en de tussen partijen gevoerde procedures.
Ad b. Verweerster wist, althans behoorde te weten dat klager de wederpartij van de cliënte van verweerster bijstond. Conform de gedragsregels had verweerster klager een kopie van het verzoekschrift behoren toe te zenden.
Ad c. Verweerster trachtte het door klager verzochte uitstel tegen te houden, terwijl zij het nota bene zelf was die klager niet had geïnformeerd, noch op voorhand iets had laten weten, terwijl zij wist althans behoorde te weten dat klager zijn cliënt bijstond.
Ad onderdeel 3.
Verweerster heeft zich in haar dupliek in de instructiefase in de klachtprocedure onnodig grievend over klager uitgelaten. Klager betwist wat door verweerster over de houding van klager in de procedure tussen beider cliënten is opgemerkt.
Standpunt van verweerster.
Ad onderdeel 1.
Verweerster had geen poging tot een minnelijke regeling meer ondernomen, omdat dat volkomen zinloos zou zijn geweest. In de kort geding procedure was reeds duidelijk geworden dat de cliënt van klager wenste vast te houden aan de bij beschikking dd. 15 april 2008 bepaalde omgangsregeling en dat hierover geen overleg mogelijk was.
Ad onderdeel 2.
Ad a. Verweerster heeft ter zitting vermeld dat door haar abusievelijk was verzuimd om klager te vermelden als advocaat van de wederpartij. De kop van een verzoekschrift wordt altijd door de secretaresse van verweerster ingevuld. Verweerster had in deze zaak niet opgemerkt dat klager niet als advocaat van de wederpartij was vermeld. Het door verweerster bij de deken gevoerde verweer over dit onderdeel van de klacht betreft een goedpraten achteraf door verweerster.
Ad b. Verweerster heeft hierover ter zitting opgemerkt dat abusievelijk verzuimd is aan klager een kopie van het verzoekschrift toe te sturen, omdat hij niet als advocaat van de wederpartij in het verzoekschrift stond vermeld. Het door verweerster bij de deken gevoerde verweer ten aanzien van dit onderdeel van de klacht betreft eveneens een goedpraten achteraf door verweerster.
Ad c.
Het stond verweerster vrij zich te verzetten tegen de aanhouding van de zitting. Verwacht mocht worden dat klager al maanden tevoren door zijn cliënt op de hoogte was gesteld van de datum van de zitting.
Ad onderdeel 3.
Verweerster betwist zich onnodig grievend over klager te hebben uitgelaten. Het stond verweerster vrij op te merken dat klager tijdens de zitting door de rechter op zijn gedrag is aangesproken.
Beoordeling van de klacht.
Ad onderdeel 1.
Het is in zijn algemeenheid zo dat een advocaat steeds voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne de voorkeur verdient boven een proces. Verweerster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het in de zaak waarop de klacht betrekking heeft, gelet op de verhouding tussen partijen en gelet op het verloop van de kort geding procedure, vrijwel zinloos was een wijziging van de omgangsregeling in onderling overleg na te streven. De raad acht het in dit licht niet onbegrijpelijk dat verweerster direct is overgegaan tot het indienen van een verzoekschrift tot wijziging van de omgangsregeling. Verweerster heeft aldus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Dit onderdeel van de klacht zal als ongegrond worden afgewezen.
Ad onderdeel 2.
Ad a en b.
Verweerster heeft ter zitting erkend dat zij onjuist heeft gehandeld door verweerder niet als advocaat van de wederpartij in het verzoekschrift te vermelden en hem geen afschrift van het verzoekschrift toe te zenden. Verweerster stelt dat de fout per vergissing is gemaakt en niet met opzet. Het aanvankelijk door verweerster bij de deken gevoerde verweer bestempelde verweerster ter zitting van de raad als goedpraten achteraf. De raad overweegt dat het een advocaat niet betaamt om een, al dan niet bij vergissing, gemaakte fout achteraf tegenover de deken goed te willen praten. Het had op de weg van verweerster gelegen al in de instructiefase bij de deken de door haar gemaakte fouten te erkennen en toe te lichten hoe deze tot stand waren gekomen.
Vast staat dat verweerster onjuist heeft gehandeld. Verweerster had geen enkele reden om aan te nemen, dat klager niet langer voor zijn cliënt zou optreden in de kwestie waar kort voor het indienen van het verzoekschrift nog een tweetal procedures waren gevoerd. Het valt verweerster tuchtrechtelijk te verwijten dat zij heeft nagelaten klager als advocaat van de wederpartij te vermelden in het verzoekschrift dat zij namens haar cliënte op 10 september 2008 bij de rechtbank Breda indiende en om aan klager een afschrift van dat verzoekschrift toe te sturen.
Deze onderdelen van de klacht acht de raad gegrond.
Ad c. Het stond verweerster vrij zich te verzetten tegen het verzoek om aanhouding van de zitting van klager namens haar cliënt. Verweerster trad in deze op als advocaat van de wederpartij en mocht de belangen van haar cliënte behartigen op een wijze die haar goed dunkte. Niet gebleken is dat verweerster daarbij de belangen van de cliënt van klager nodeloos heeft geschaad.
Ad onderdeel 3.
Het kan zo zijn dat verweerster zich door klager tijdens de klachtprocedure uit de tent heeft laten lokken, dan nog betaamt het een behoorlijk advocaat niet zich laatdunkend en onnodig grieven over de wederpartij in de klachtprocedure uit te laten. Verweerster heeft zich in de klachtprocedure naar het oordeel van de raad onnodig grievend over klager uitgelaten. Dit onderdeel van de klacht acht de raad daarom gegrond.
BESLISSING.
De raad wijst de klachtonderdelen 1 en 2c als ongegrond af.
De raad verklaart de klachtonderdelen 2 a en b en 3 gegrond en legt verweerster ter zake de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gegeven door mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter en mrs. R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.R.G.M. Spronken, P.J.W.M. Theunissen leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2009
griffier. voorzitter.
Verzonden op: 2 december 2009
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
-
Per Post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
-
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
-
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.