ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0074 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 43 - 2009

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0074
Datum uitspraak: 07-09-2009
Datum publicatie: 21-10-2009
Zaaknummer(s): M 43 - 2009
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Informeel karakter van de dienstverlening van een advocaat betekent niet dat een cliënt erop mag vertrouwen dat de advocaat zijn werkzaamheden om niet verricht. In de verhouding tussen de advocaat en de cliënt is de advocaat dominus litis. Het is ter beoordeling van de advocaat, welke informatie dient te worden overgebracht.

M43-2009

BESLISSING

van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van:

de heer

klager,

tegen

mr.

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van  26 februari 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2009, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 21 april 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 22 juni 2009. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Ter zitting zijn verschenen klager en verweerder.

Vaststelling van de feiten voor zover voor de klacht van belang.

Verweerder heeft klager in de periode van mei 2008 tot augustus 2008 bijgestaan in een arbeidszaak. Klager werd door zijn werkgever ervan verdacht vertrouwelijke bedrijfsgegevens te hebben meegenomen en/of naar buiten te hebben gebracht. De werkgever van klager dreigde met een ontslag op staande voet en het doen van aangifte. Tussen partijen is uiteindelijk een vaststellingovereenkomst tot stand gekomen op basis waarvan het dienstverband is beëindigd. Vervolgens is door de (advocaat van) de wederpartij een ontbindingsverzoek opgesteld en is door verweerder een verweerschrift opgesteld.

Inhoud van de klacht.

1.  Verweerders juridische bijstand in het arbeidsrechtelijk geschil van klager met  zijn werkgever had een informeel karakter. Er heeft geen intake plaatsgevonden  en er is geen tarief afgesproken. Toch heeft verweerder een declaratie gezonden.

2.  Er was een groot gebrek aan communicatie zijdens verweerder: hij reageerde  niet of nauwelijks op vragen van klager, gaf geen inzicht in de communicatie  met de wederpartij en stond klager niet bij in een gesprek met de  bedrijfsrecherche.

3.  Verweerder heeft verhinderd dat klager in een gesprek met de advocaat van de  wederpartij vertelde waar de daadwerkelijke lekken zaten, terwijl dit klagers  zaak positief had kunnen beïnvloeden.

4.  Het door klager op papier gezette emotionele relaas is door verweerder  ongewijzigd aan de wederpartij gezonden.

5.  In het vertrouwen dat verweerder op de hoogte was van de inhoud van de  vaststellingsovereenkomst heeft klager deze onder grote tijdsdruk getekend,  terwijl later is gebleken dat deze overeenkomst zeer bezwarend voor hem was.

6.  Pas na veel aandringen heeft verweerder aan klager afschriften van  correspondentie, stukken en een notaspecificatie gezonden.

7.  Verweerder heeft ten onrechte doen voorkomen dat op verzoek van klager een  ontbindingsprocedure moest plaatsvinden.

Standpunt van verweerder.

1. Van een informeel karakter was geen sprake. Klager heeft verweerder benaderd in  zijn hoedanigheid van advocaat. Er heeft een telefonisch intakegesprek  plaatsgevonden en bij brief d.d. 20 mei 2008 heeft verweerder een  opdrachtbevestiging/honorariumafspraak aan klager verzonden. Anders dan enkele  andere brieven heeft verweerder deze brief niet ongeopend retour ontvangen. Bij de  brief d.d. 20 mei 2008 was een door klager in te vullen en te ondertekenen  intakeformulier gevoegd. Verweerder heeft een gedeeltelijk door klager ingevuld,  doch niet door klager ondertekend exemplaar van klager retour ontvangen. Klager  heeft aanvankelijk voorgesteld de nota in drie termijnen te betalen, doch kwam  hierop later plotseling terug en stelde dat hij maximaal € 1.000,-- wilde betalen.

2. Verweerder stelt dat klager hem niet heeft gevraagd hem tijdens het gesprek met de  bedrijfsrecherche bij te staan. Klager heeft verweerder voorafgaand aan dat gesprek  wel om advies heeft gevraagd, welk advies verweerder ook heeft gegeven.

3. Nadat klager zich tijdens de bespreking met de wederpartij in een benarde situatie  had gemanoeuvreerd, door de wederpartij mede te delen dat hij bedrijfsgegevens  had meegenomen en fraude had gepleegd, heeft verweerder klager belet nog andere  informatie te verstrekken om erger te voorkomen.

4. De wederpartij heeft klager gevraagd een chronologisch overzicht van de feiten op  papier te zetten. Klager heeft het overzicht aan verweerder gestuurd. Verweerder  had geen opmerkingen en kreeg op zijn vraag aan klager of hij ermee akkoord was  dat verweerder het relaas zou doorsturen aan de wederpartij een telefonische  bevestiging van klager. Dit is vastgelegd in een faxbericht van verweerder aan  klager d.d. 27 juni 2008.

5. De vaststellingsovereenkomst was voor de wederpartij niet onderhandelbaar en er zijn voor klager geen bezwarende gevolgen ontstaan, nu hij direct na het ontslag  vooruitzichten had op een nieuwe baan. De inhoud van de  vaststellingsovereenkomst is uitgebreid besproken, zowel schriftelijk als  telefonisch.

6. Er werd dagelijks met klager gecorrespondeerd. De factuur dateert van 7 juli 2008.  Op 10 juli 2008 heeft klager om een urenspecificatie gevraagd, welke hem op 11  juli 2008 werd toegestuurd. Nadat de vaststellingsovereenkomst op 4 juli 2008  door partijen was ondertekend is deze op 11 juli 2008 aan klager toegestuurd.

7. Nadat klager verweerder had verteld dat het UWV wel een ontbindingsverzoek en  verweerschrift verlangde, heeft verweerder met de advocaat van de wederpartij  contact opgenomen om een en ander formeel af te wikkelen via de kantonrechter.  Verweerder heeft klager niets in rekening gebracht voor de hiermee gemoeide  werkzaamheden.

Beoordeling van de klacht.

De klacht ziet op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt.

De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Klachtonderdeel sub 1

Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt weliswaar dat de dienstverlening een zeker informeel karakter had, maar zulks betekent niet dat klager erop mocht vertrouwen dat verweerder zijn werkzaamheden om niet voor klager zou verrichten. Naar het oordeel van de raad kan in het midden blijven of op 20 mei 2008 al dan niet een opdrachtbevestiging aan klager is verzonden. Klager heeft veelvuldig een beroep op verweerder gedaan en klager heeft zich voorts, nadat verweerder hem een declaratie had gestuurd, op 13 juli 2008 bereid verklaard deze in drie termijnen te voldoen. Daaruit blijkt reeds dat klager er niet op vertrouwde dat verweerder zijn werkzaamheden om niet zou verrichten. Eerst op 19 augustus 2008 heeft klager zich beklaagd over de nota, waarvoor naar het oordeel van de raad geen aanleiding was. Op basis van het bovenstaande is de raad van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

Klachtonderdeel sub 2

De raad leidt uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht af dat er veelvuldig e-mailverkeer en telefonisch contact heeft plaatsgevonden. Van een gebrekkige communicatie is dan ook niet gebleken. Klager heeft de juistheid van zijn stelling niet aannemelijk gemaakt. Voorts is niet komen vast te staan dat klager verweerder heeft verzocht hem tijdens het gesprek met de recherche bij te staan, zodat ter zake aan verweerder evenmin een verwijt kan worden gemaakt. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel sub 3

De raad overweegt dat in de verhouding tussen de advocaat en zijn cliënt de advocaat dominus litis is en het aan de beoordeling van de advocaat is overgelaten om te beslissen welke informatie wel en welke informatie niet naar voren moet worden gebracht. De raad acht aannemelijk dat verweerder in het belang van klager heeft gehandeld toen hij klager belette verdere mededelingen te doen omdat deze hem zouden kunnen schaden. Aldus is verweerder niet kennelijk onjuist opgetreden. De raad is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van de klacht eveneens ongegrond is.

Klachtonderdeel sub 4

Verweerder heeft gesteld dat hij, op zijn vraag aan klager of hij ermee akkoord was dat verweerder het relaas zou doorsturen aan de wederpartij, een telefonische bevestiging van klager heeft ontvangen. Klager stelt dat verweerder hem nimmer heeft gevraagd of hij ermee akkoord was dat verweerder het relaas zou doorsturen en dat hij dus ook nimmer  telefonisch een akkoord heeft gegeven. De raad overweegt dat uit de overgelegde urenspecificatie blijkt dat er op de dag van verzending wel degelijk telefonisch contact is geweest tussen klager en verweerder, zodat de raad aannemelijk acht dat klager er wel mee akkoord was dat het stuk zou worden doorgestuurd, temeer omdat het relaas juist was opgesteld op verzoek van de wederpartij. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel sub 5

Klager werd door zijn werkgever ervan verdacht zich te hebben schuldig gemaakt aan het meenemen en/of naar buiten brengen van vertrouwelijke bedrijfsgegevens. Nadat de werkgever aanvankelijk had gedreigd met een ontslag op staande voet en het doen van aangifte is de werkgever uiteindelijk bereid gebleken om het dienstverband te beëindigen middels een vaststellingsovereenkomst, zodat de WW-rechten van klager zouden worden veiliggesteld. Verweerder heeft betoogd dat het door de werkgever in de vaststellingsovereenkomst opgenomen beëindigingsvoorstel niet voor onderhandeling vatbaar was. Klager heeft dat niet betwist. Op basis van deze omstandigheden is de raad van oordeel dat aan verweerder geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat de vaststellingsovereenkomst door klager onder tijdsdruk moest worden getekend. Voorts is niet komen vast te staan dat er voorafgaand aan de ondertekening onvoldoende overleg heeft plaatsgevonden. Mede gelet op het feit dat verweerder onbetwist heeft gesteld dat de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst voor klager geen nadelige gevolgen heeft gehad, nu hij vrijwel direct na het ontslag uitzicht had op een nieuwe baan, komt de raad tot de slotsom dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Klachtonderdeel sub 6

De stelling van klager dat verweerder pas na veel aandringen afschriften van correspondentie en stukken aan klager heeft gestuurd is naar het oordeel van de raad onvoldoende met feiten onderbouwd. Voorts is als niet althans onvoldoende weersproken komen vast te staan dat de factuur dateert van 7 juli 2008 en dat klager op 10 juli 2008 om een urenspecificatie heeft gevraagd, welke hem op 11 juli 2008 werd toegestuurd. Nadat de vaststellingsovereenkomst op 4 juli 2008 door partijen was ondertekend is deze eveneens op 11 juli 2008 aan klager toegestuurd. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel sub 7

Partijen verschillen van mening over de vraag of verweerder al dan niet op verzoek van klager het opstarten van een ontbindingsprocedure heeft bewerkstelligd. Wat daar ook van zij, het staat vast dat klager geen nadeel heeft ondervonden van de ontbindingsprocedure nu verweerder onbetwist heeft gesteld dat hij bij klager voor de hiermee samenhangende werkzaamheden niets in rekening heeft gebracht. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve naar het oordeel van de raad ongegrond.

De raad is op basis van het bovenstaande van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist is opgetreden of heeft geadviseerd noch dat de belangen van klager zijn geschaad of konden worden geschaad. De raad is dan ook van oordeel dat de klacht op alle onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.

BESLISSING.

De raad verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. J.D.E. van den Heuvel, R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens en L.J.M. Luchtman,  leden, alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier , ter openbare zitting van de raad d.d. 7 september 2009

mr. Th.H.G. van de Langenberg,   mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier.      voorzitter.

Verzonden op: 8 september 2009

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.