ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0073 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 188 - 2008

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0073
Datum uitspraak: 07-09-2009
Datum publicatie: 21-10-2009
Zaaknummer(s): H 188 - 2008
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Een ander advocaat persoonlijk attaqueren
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De wijze waarop de advocaat zich in de media in negatieve bewoordingen heeft uitgelaten over de kwaliteit van de dienstverlening van een collega past niet binnen de grenzen van welwillendheid en collegialiteit.

H188-2008

BESLISSING

van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van:

klager,

gemachtigde:

tegen

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van  11 december 2008 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2009, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 21 april 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 22 juni 2009. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Ter zitting zijn verschenen klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerder.

Vaststelling van de feiten voor zover voor de klacht van belang.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van een tegen klager door diens voormalige cliënt ingediende klacht bij de raad van discipline is zowel in de digitale versie op internet als in de papieren versie van het Eindhovens Dagblad een artikel verschenen. De voormalige cliënt van klager werd bijgestaan door verweerder, die in dat verband een journalist te woord heeft gestaan, die, mede op basis van de door verweerder gedane mededelingen, de bewuste artikelen heeft gepubliceerd.

Inhoud van de klacht.

a. Verweerder had zich moeten onthouden van het in de media uiten van  beschuldigingen van fraude en verduistering  aan het adres van klager.

b.  Verweerder had geen mededelingen dienen te doen in de media over de lopende nog  door de raad van discipline te behandelen zaak.

c.  Verweerder had geen mededelingen dienen te doen in de media over de wijze waarop  klager zijn praktijk voert en uitdraagt, althans had zich moeten onthouden van het  uiten van niet ter zake doende, onjuiste en schadelijke beschuldigingen.

d.  Verweerder had geen medewerking dienen te verlenen aan de media hetgeen heeft  geleid tot de geschetste berichtgeving over klager in de lokale pers.

e.  Verweerder had niet mogen bevorderen, althans had niet mogen laten gebeuren, dat  zijn cliënt zich tot de media wendde.

f.  Verweerder had zijn uitlatingen moeten rectificeren.

Standpunt van klager

De uitlatingen van verweerder zijn door klager als onwaar, onnodig grievend en uitermate schadelijk ervaren. Hoewel de naam van klager in de artikel niet werd vermeld zijn de berichten moeiteloos en uitsluitend herleidbaar tot klager. De berichten zijn voor een advocaat en zijn praktijk uiterst destructief en vernietigend. Verweerder had de krant moeten bewegen ervan af te zien en/of had zijn cliënt van een en ander moeten afhouden. Verweerder, die eveneens letselschadeadvocaat is en praktijk houdt in dezelfde regio als klager, heeft zich over de rug van klager ontdaan van een collega.

Verweerder heeft in strijd gehandeld met de gedragsregels 17, 31, 30 en 10.

Standpunt van verweerder.

Ad a:

Verweerder heeft zich onthouden van het in de media uiten van beschuldigingen van fraude en verduistering aan het adres van klager

Ad b:

De behandeling van de klachtzaak door de raad van discipline geschiedt op een openbare zitting. Verweerder ziet geen regel op basis waarvan niet via hem aan de pers ter kennis mag komen wat bij het doorgaan van de zitting mondeling naar voren zou zijn gekomen.

Ad c en d:

Verweerder werd gevraagd om een reactie naar aanleiding van een klachtzaak. In die klachtzaak stond verweerder zijn cliënt bij. De vrijheid van verweerder is niet zo beperkt dat hij zich van een toelichting op de klachtzaak had behoren te onthouden. Verweerder meende oprecht uit diverse dossiers op te maken dat de kwaliteit van de dienstverlening op het kantoor van klager te wensen over laat en de media hebben een eigen taak om misstanden aan de kaak te stellen.

Ad e:

Het staat eenieder vrij zich tot de media te wenden. Juist omdat de cliënt van verweerder minder goed bedreven is in het helder weergeven van de inhoud van de zaak is het terecht dat hij de media naar verweerder heeft verwezen, die de zaak vervolgens heeft toegelicht.

Ad f:

Voor rectificatie bestond en bestaat geen aanleiding.

Beoordeling van de klacht.

Klachtonderdeel a

Naar het oordeel van de raad is niet komen vast te staan dat het de intentie van verweerder was om klager te beschuldigen van fraude en verduistering. In het gewraakte artikel is weliswaar vermeld dat verweerder spreekt van “het achterhouden van gelden”, hetgeen een negatieve lading heeft, maar de raad is van oordeel dat verweerder bij het doen van deze mededeling het standpunt van zijn cliënt heeft verwoord, hetgeen hem vrij stond. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel b

De raad is van oordeel dat het verweerder vrij stond om over de aanhangig zijnde klachtzaak mededelingen te doen in de media door de betreffende journalist te woord te staan en vragen te beantwoorden. Gesteld noch gebleken is dat verweerder met zijn mededelingen heeft beoogd op ontoelaatbare wijze de raad tot een bepaald standpunt te brengen. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel c

In het gewraakte artikel is verweerder als volgt geciteerd: “Ik hoor van meer collega’s dat het zo slecht is wat die man doet in dossiers. Men denkt dat hij gespecialiseerd is in letselschade, maar dat is hij niet.” De raad is van oordeel dat verweerder met deze mededelingen de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. Indien verweerder meende dat de kwaliteit van de dienstverlening op het kantoor van klager te wensen over liet en het algemeen belang wilde dienen door dit aan de kaak te stellen had hij, in plaats van het inschakelen van de media, hiervan melding moeten maken bij de deken. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

Klachtonderdeel d

Zoals de raad heeft overwogen ter zake klachtonderdeel sub b stond het verweerder vrij om de media te woord te staan. Dit onderdeel van de klacht moet derhalve, evenals klachtonderdeel sub b, ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel e

Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan niet worden afgeleid of verweerder reeds van te voren ervan op de hoogte was dat zijn cliënt zich tot de media zou wenden. De raad is van oordeel dat zulks echter in het midden kan blijven, nu verweerder niet gehouden was om zijn cliënt te beletten zich tot de media te wenden. Voorts is evenmin komen vast te staan dan verweerder dit heeft bevorderd. De raad verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel f

Nu de betreffende journalist heeft opgetekend wat hem na hoor en wederhoor ter ore is gekomen en de raad van oordeel is dat op verweerder niet de verplichting rustte om rectificatie te verzoeken, is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing voor het gegronde klachtonderdeel c een passende sanctie. 

BESLISSING.

De raad verklaart de klachtonderdelen sub a en sub b en sub d tot en met sub f ongegrond.

De raad verklaart klachtonderdeel sub c gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. J.D.E. van den Heuvel, R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens en L.J.M. Luchtman,  leden, alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier , ter openbare zitting van de raad d.d. 7 september 2009

mr. Th.H.G. van de Langenberg,   mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier.      voorzitter.

Verzonden op: 8 september 2009

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.