ECLI:NL:TADRSGR:2025:91 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-633/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:91 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-05-2025 |
Datum publicatie: | 07-05-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-633/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 6 mei 2025 in de
zaak 24-633/DH/DH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 23 oktober 2024 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
gemachtigde: mr. B.D.W. Martens
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 24 januari 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 27 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K026 2024
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 23 oktober 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 11 november 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing
van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 24 maart 2025. Daarbij
waren klaagster en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd
en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagekomen stukken
van klaagster van 6 maart 2025.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 De voorzittersbeslissing is gebaseerd op een korte samenvatting van feiten,
zonder voldoende rekening te houden met de uitgebreide schriftelijke ronden waarin
klaagster de relevante feiten en argumenten uitvoerig uiteen heeft gezet. De korte
samenvatting doet geen recht aan de complexiteit van de zaak en heeft geleid tot een
onvoldoende gefundeerde beoordeling.
2.3 Klaagster handhaaft haar standpunt dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Zij heeft daardoor onnodige kosten moeten maken voor het instellen
van hoger beroep. Klaagster wijst in dat verband op het volgende:
- Uit het roljournaal volgt duidelijk dat het DNA-rapport al op 28 juli 2023
door de wederpartij is opgehaald van de rechtbank.
- Verweerster heeft verzuimd om een contra-expertise aan te vragen.
- Verweerster heeft klaagster niet tijdig geïnformeerd door de brief van de rechtbank
van 26 juli 2023 pas op 10 augustus 2023 door te sturen. Daarbij heeft verweerster
klaagster misleid door onjuiste informatie te geven dat het DNA-rapport nog bij de
rechtbank zou liggen.
- De griffier heeft pas op 1 december 2023, meer dan een maand na de datum van
de beschikking, informatie verstrekt. Er is geen duidelijke reden gegeven voor de
vertraging. Dat is ongebruikelijk. De e-mail van de griffier bevat bovendien onregelmatigheden,
namelijk een afwijkend lettertype, het ontbreken van een verzendbewijs en er ontbreekt
een handtekening.
2.4 Tegen de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van
een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Wat betreft de door klaagster gestelde onvolledige feitenweergave, merkt
de raad op dat de voorzitter op grond van het klachtdossier een selectie maakt van
de voor de beoordeling relevante feiten. Er is geen rechtsregel die de voorzitter
verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet
(voldoende) weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak op te nemen. Het staat
de voorzitter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten een selectie van feiten
te maken die hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomen. Dat de voorzitter
in de vaststelling van de relevante feiten onjuist of onvolledig is geweest, is de
raad op grond van het verzet en de verdere stukken niet gebleken.
4.3 De raad is verder van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden
die zien op de inhoudelijke beoordeling, evenmin slagen; de voorzitter heeft bij de
beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante
feiten en omstandigheden van het geval. Daarmee hoeft in redelijkheid niet te worden
betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en A.T. Bol, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 6 mei 2025