ECLI:NL:TADRSGR:2025:30 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-945/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:30
Datum uitspraak: 19-02-2025
Datum publicatie: 20-02-2025
Zaaknummer(s): 24-945/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 19 februari 2025 in de zaak 24-945/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:

klager


over:

verweerder


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 18 december 2024 met kenmerk K 089 2024 mh/lb en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 3 tot en met 8 (inhoudelijk) en 1 tot en met 19 (procedureel).

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Tegen klager is een incassoprocedure aanhangig geweest. Verweerder is daarbij opgetreden als de advocaat van de incassant.
1.2 Op 14 oktober 2022 heeft verweerder klager een ingebrekestelling gestuurd voor de betaling van enkele openstaande facturen. Vervolgens heeft verweerder (de onderneming van) klager gedagvaard bij de kantonrechter. Klager is bij verstek veroordeeld, maar heeft verzet ingesteld. Klager werd daarbij bijgestaan door een gemachtigde.
1.3 Verweerder heeft zich met ingang van 31 december 2023 uitgeschreven als advocaat.
1.4 Op 11 april 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
2.2 Verweerder heeft de zaak laten voorkomen terwijl hij had kunnen zien dat het om dubieuze facturen ging. Er was namelijk een vaste prijs afgesproken. Verweerder reageerde ook niet op verzoeken van klager om inzage in de stukken. Verweerder heeft zich te zeer laten leiden door het standpunt van zijn cliënte, terwijl hij corrigerend had moeten optreden. Het was geen haalbare zaak.
2.3 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 Ter onderbouwing van deze klacht heeft klager gesteld dat, zakelijk weergegeven, zijn wederpartij zich schuldig heeft gemaakt aan wanpraktijken en dat dat door verweerder en de kantonrechter niet is onderkend. Verweerder en de kantonrechter hebben ook miskend dat de facturen die met de procedure bij de kantonrechter werden geïncasseerd onrechtmatig waren. Klager heeft gedetailleerd uiteengezet wat zijn wederpartij hem heeft misdaan en welke onjuiste stellingen daarover zijn ingenomen in de procedure bij de kantonrechter.
4.2 Verweerder heeft betwist dat hij als gemachtigde van de incassant onbetamelijk heeft gehandeld. Hij heeft aangevoerd dat hij in opdracht van zijn cliënte een procedure is gestart. Klager werd in de (verzet)procedure bijgestaan door een gemachtigde en heeft in reconventie een schadevordering ingesteld. . Klager is in conventie door de kantonrechter veroordeeld tot betaling aan zijn cliënte, terwijl de vorderingen in reconventie zijn afgewezen. Klager heeft tegen het vonnis geen hoger beroep ingesteld.
4.3 De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter slechts oordeelt over de vraag of de beklaagde advocaat zich heeft gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De tuchtrechter oordeelt niet over de stellingen die zijn ingenomen in de kwestie die aan de klacht ten grondslag heeft gelegen. Dit betekent dat hetgeen klager naar voren heeft gebracht over gedragingen van zijn wederpartij en over stellingen die in de incassoprocedure door verweerder zijn ingenomen niet worden besproken. Verweerder wijst er terecht op dat de kantonrechter daarover al heeft geoordeeld. Voor zover klager het met het oordeel van de kantonrechter niet eens was, had hij daartegen hoger beroep kunnen instellen. Dat hij daarvan vanwege de kosten heeft afgezien maakt dat niet anders.
4.4 De stelling van klager dat verweerder jegens hem onzorgvuldig en onbetamelijk heeft gehandeld heeft klager onvoldoende feitelijk onderbouwd. Dat klager het met de door verweerder (namens zijn cliënte ) ingenomen stellingen niet eens was, is onvoldoende om de klacht te onderbouwen. Verweerder heeft als advocaat van de wederpartij immers een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid vindt slechts haar begrenzing op het moment dat de advocaat feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn. Dat hiervan sprake is, is de voorzitter niet gebleken. De voorzitter neemt bij dit oordeel in aanmerking dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal.
4.5 De klacht is daarom kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 19 februari 2025