ECLI:NL:TADRSGR:2024:76 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-101/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:76
Datum uitspraak: 10-04-2024
Datum publicatie: 10-04-2024
Zaaknummer(s): 24-101/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de bijstand van de eigen advocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Van belangenverstrengeling is geen sprake. Verdere verwijten zijn onvoldoende geconcretiseerd, mede tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 10 april 2024 in de zaak 24-101/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van 13 februari 2024 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2024/15 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster heeft zich tot verweerder gewend voor bijstand bij het verkrijgen van een afschrift van het medisch dossier van haar overleden moeder. Op 2 februari 2023 heeft een intake plaatsgevonden. Verweerder heeft de opdracht op 3 februari 2023 bevestigd.
1.2 Op 6 februari 2023 heeft verweerder een conceptbrief voor een ziekenhuis naar klaagster gestuurd met de vraag om akkoord.
1.3 Op 7 november 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.
a) Er is sprake van belangenverstrengeling. Klaagsters broer heeft een dagvaarding van verweerder ontvangen met het bericht om te vertrekken uit het ouderlijk huis van hun inmiddels overleden moeder.
b) De privacy is onvoldoende gewaarborgd en er is onbehoorlijk omgegaan met gevoelige informatie over familiezaken. Verweerder heeft zaken vanuit vermoedelijk nieuwsgierigheid (en dus eigen belang) aangenomen, zonder rekening te houden met cliënten. Het zijn gevoelige zaken waarvan verweerder niet de ernst heeft willen inzien.
c) Verweerder is onverschillig en ontmoedigend te werk gegaan. Klaagster wordt niet op de hoogte gehouden en moet verweerder steeds aanzetten om haar te informeren of om druk uit te oefenen op het ziekenhuis. Zij heeft soms maanden niets gehoord. Verweerder heeft een nalatige houding.
d) Klaagster vermoedt dat er sprake is van een roddelcultuur binnen verweerders kantoor. Zij heeft verweerder op zijn kantoor over een cliënt horen zeggen dat die niet spoort en mentaal niet in orde is.
e) Verweerder heeft klaagster naar haar eigen huisarts gestuurd om het medisch dossier van haar moeder te beoordelen. De huisarts heeft verweerder opgebeld en gezegd dat dit geen onderdeel van haar werk is.
2.2 Klaagster stelt dat zij vele malen bij verweerder heeft moeten aandringen en dat zij vaak brieven heeft moeten opstellen die verweerder vervolgens heeft verstuurd. Zij heeft ook de gronden moeten blijven herhalen en naar verweerder moeten e-mailen. Klaagster stelt dat verweerders lage betrokkenheid ook blijkt uit het feit dat hij haar naam opzettelijk foutief spelt in zijn antwoord op de klacht.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Verweerder heeft het verloop van klaagsters zaak geschetst in de periode van 2 februari 2023 tot 20 oktober 2023. Er hebben drie gesprekken op kantoor, een intensieve mailwisseling en diverse telefonische contacten plaatsgevonden. Er is geen sprake van onnodige vertraging. Hoewel het strikt genomen buiten de opdracht viel, heeft verweerder de beoordeling door een onafhankelijk arts met klaagster besproken. Verweerder heeft haar geadviseerd de kwestie met haar huisarts te bespreken, omdat de kwestie naar verweerders idee een negatieve invloed had op het welzijn van klaagster. Verweerder heeft telefonisch contact met de huisarts gehad. De huisarts heeft de vraag kennelijk opgevat als een beoordeling van het medisch dossier van klaagsters moeder, terwijl verweerders advies niet zo was bedoeld.
3.2 Verweerder heeft betwist dat er sprake is van belangenverstrengeling. Hij heeft op 13 oktober 2023 een intakegesprek met de heer E gehad in verband met een aanhangig te maken ontruimingsprocedure tegen een huurder met dezelfde naam als klaagster. Verweerder heeft die procedure aanhangig gemaakt en de vordering is toegewezen. Verweerder heeft toen niet de relatie met klaagster gelegd. Klaagster had met de ontruiming van de woning niets van doen.
3.3 Verweerder heeft betwist dat sprake is van een roddelcultuur. Van de door klaagster gestelde uitspraak kan verweerder zich niets herinneren.
3.4 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht ziet (onder meer) op de kwaliteit van dienstverlening van verweerder. De voorzitter neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 van de Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Klachtonderdeel a)
4.2 In gedragsregel 15 is bepaald dat het een advocaat niet is toegestaan, behoudens uitzonderingen, tegelijkertijd op te treden voor meer dan één partij in een zaak waarin deze partijen een tegengesteld belang hebben of op te treden tegen een (voormalig) cliënt.
4.3 Klaagster verwijt verweerder onethische belangenverstrengeling, omdat hij ook tegen haar broer is opgetreden. De voorzitter is van oordeel dat er geen sprake is van belangenverstrengeling, nu de zaak van klaagster en die van haar broer een geheel andere kwestie betreffen. Verweerder treedt in de zaak van de broer ook niet op tegen klaagster. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen b), c) en d)
4.4 Klaagster heeft deze verwijten onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Verweerder heeft de verwijten bovendien gemotiveerd betwist en gedetailleerd geschetst hoe zijn bijstand aan klaagster eruit heeft gezien. De juistheid van klaagsters stellingen is daarmee niet gebleken. Dat er vertraging in de procedure is ontstaan, betekent niet dat verweerder een verwijt valt te maken. Deze klachtonderdelen zijn daarom kennelijk ongegrond.
4.5 Klaagster wijst ter onderbouwing van haar klacht kennelijk ook op het feit dat verweerder haar naam in zijn antwoord op de klacht foutief heeft weergegeven. Het klopt dat verweerder haar naam foutief heeft gespeld. Daaruit blijkt echter niet dat verweerder onvoldoende betrokken of onverschillig was. Ook dit verwijt is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e)
4.6 De voorzitter overweegt dat verweerder klaagster heeft geadviseerd contact op te nemen met haar huisarts. Klaagster (of haar huisarts) heeft dat blijkbaar opgevat als een verzoek om klaagsters huisarts het medisch dossier van haar moeder te laten beoordelen. Verweerder heeft echter gemotiveerd gesteld dat hij dit advies alleen voor klaagsters welzijn heeft gegeven en dat hij de huisarts heeft laten weten dat het niet de bedoeling was dat zij het medisch dossier zou beoordelen. Van klachtwaardig handelen is dan ook niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024.