ECLI:NL:TADRSGR:2024:73 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-568/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:73 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-04-2024 |
Datum publicatie: | 08-04-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-568/DH/RO |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 8 april 2024 in de zaak 23-568/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 11 oktober 2023 op de klacht van:
klager
over:
verweerster
gemachtigde: mr. J. Nijhuis
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 13 maart 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 10 augustus 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2023/55 van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 11 oktober 2023 heeft de voorzitter van de raad (hierna
ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde
dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 30 oktober 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 26 februari 2024. Daarbij
waren verweerster en haar gemachtigde aanwezig. Klager heeft via een videoverbinding
deelgenomen aan de zittng.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
Klager heeft met name aangevoerd dat over het hoofd is gezien dat verweerster nergens
(gemotiveerd) heeft aangegeven wat zij verstaat onder juridische aanknopingspunten,
ondanks nadrukkelijk verzoek van klager. Ook is de voorzitter eraan voorbij gegaan
dat het inschatten van de proceskansen en -risico’s koffiedik kijken is en dat de
rechter te allen tijde een doorslaggevende rol heeft.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad is met
de voorzitter van oordeel dat het aan verweerster is om de proceskansen- en risico’s
in te schatten en dat van haar niet kan worden verwacht dat zij een procedure start
waarin zij onvoldoende kansen ziet. Verweerster heeft haar keuze om geen procedure
te beginnen toegelicht en klager uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid van een
second opinion, zoals ook door de voorzitter is overwogen. De voorzitter heeft de
klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. M.A.M. Wagemakers en F.G.L. van Ardenne, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2024.