ECLI:NL:TADRSGR:2024:67 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-082/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:67 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-03-2024 |
Datum publicatie: | 27-03-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-082/DH/DH |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de bijstand van de eigen advocaat in een geschil met de netbeheerder kennelijk ongegrond. De voorzitter kan zich voorstellen dat klaagster op een ander advies had gehoopt, maar verweerder heeft in zijn advisering en sluiting van het dossier correct gehandeld. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 maart 2024 in de zaak 24-082/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 31 januari 2024 met kenmerk K215 2023 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 t/m 13 (inhoudelijk) en 1 t/m 10 (procedureel). Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klaagster van 21 februari 2024 en 22 februari 2024.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is van mening dat zij sinds 2016, vanwege een gaslek of defecte gasmeter,
teveel gas heeft gebruikt en zij wil netbeheerder W BV aanspreken voor de schade.
1.2 Klaagster heeft zich in april 2023 tot verweerder gewend voor bijstand bij
haar geschil met W BV. Verweerder heeft op 4 april 2023 de opdracht bevestigd.
1.3 Op 21 augustus 2023 heeft verweerder in een e-mail aan klaagster geschreven:
“In de zaak tegen [W BV] kan ik u het volgende berichten.
Ik heb al de door u toegestuurde documenten bestudeerd en ik kom tot de volgende conclusie.
Over de jaren 2016-2022 waarin de bewuste, volgens u defecte, (gas)meter gebruikt
is, kom ik, met de beschikbare gegevens, tot een gemiddeld verbruik van 1271 m3. Het
gemiddelde jaarverbruik van gas voor een tussenwoning, zoals die van u, is 1350 m3.
Ook is niet gebleken dat u na 2022 significant minder gas heeft verbruikt (zelfs meer).
De conclusie is dat u minder gas heeft verbruikt dan het gemiddelde.
Ik heb geen indicatie dat u in die jaren, door lekkage, overmatig veel gas heeft verbruikt.
Zonder bewijs dat u significant veel meer gas heeft verbruikt, meer dan het gemiddelde,
zal een juridische procedure niet succesvol zijn en u meer geld kosten.
Verder heb ik u aangegeven dat u een second opinion kan aanvragen bij een andere advocaat.
Dat zal in de regel op eigen kosten zijn maar dat kunt u bij het Juridisch Loket navragen.”
1.4 Op 29 augustus 2023 heeft verweerder in een e-mail aan klaagster onder meer
geschreven:
“Op 4 maart 2023 zijn wij een overeenkomst van opdracht aangegaan waarbij de opdracht
was om een procedure in te stellen [W BV]. Uw stelling is dat door een lekkage in
de aansluiting van de energiemeter/leiding die door [W BV] was aangelegd, u teveel
zou hebben moeten betalen voor het aangeleverde gas.
In de e-mail van 28 augustus jl. heb ik u bericht dat na onderzoek ik geen indicatie
heb dat u in de voorgaande jaren, door lekkage, overmatig veel gas heeft verbruikt.
Zonder bewijs dat u significant veel meer gas heeft verbruikt, meer dan het gemiddelde,
zal een juridische procedure niet succesvol zijn en u meer geld kosten (zie bijlage).
De zaak tegen [W BV] is dan ook door mij afgesloten.
Nu heeft u mij e-mails gestuurd waarin u aangeeft dat u het niet eens bent, als ik
het goed zie, met de termijn betalingen aan [energieleverancier]. Dat is voor mij
een andere zaak waarvoor wij geen overeenkomst van opdracht zijn aangegaan. Ik zal
deze opdracht ook niet aannemen, zeker gezien het feit dat ik absoluut niet overtuigd
ben dat u een zaak heeft tegen [energieleverancier].
Ik raad u ten zeerste aan om, eventueel via het juridisch loket, een andere advocaat
voor de zaak tegen [energieleverancier] in te schakelen. Verder heb ik u al meerdere
erop gewezen om schuldhulpverlening in te schakelen.
De behandeling van uw zaak tegen [W BV] is tot een eind gekomen en ik ga dan ook over
tot sluiting van uw dossier. Dit zal de komende vijf jaar in mijn archief worden bewaard.
Mocht u originele stukken uit uw dossier retour wensen, dan verzoek ik u binnen 7
dagen na heden hierover contact met mij op te nemen.”
1.5 Op 2 september 2023 heeft klaagster een melding gedaan bij het kantoor van
verweerder en een e-mail gestuurd waarin zij schrijft over de betalingsnota van de
energieleverancier.
1.6 Op 4 september 2023 heeft verweerder gereageerd en aan klaagster onder meer
geschreven:
“Ik heb u al eerder bericht dat de behandeling van de zaak tegen [W BV] tot een eind
gekomen is.
Verder heb ik aangeraden om, eventueel via het juridisch loket, een andere advocaat
voor de zaak tegen [energieleverancier] in te schakelen. (…)
Nu de zaak tot een einde is gekomen en ik u niet bijsta in uw geschil met [energieleverancier],
hoeft u mij daarover geen e-mails (meer) te sturen.”
1.7 Op 5 september 2023 heeft klaagster een klacht ingediend bij het kantoor van
verweerder.
1.8 Op 4 oktober 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster is ontevreden over
verweerders bijstand en vindt dat hij ten onrechte het dossier heeft gesloten.
2.2 Klaagster stelt dat zij 159 euro heeft betaald om dit conflict op te lossen.
Zij heeft getekend voor verweerder als advocaat, maar het werd niet opgelost. Verweerder
ging op vakantie en zei dat hij zou wachten op de eindejaarsnota. Toen hij terug kwam
zei hij dat hij het dossier ging beëindigen. Verweerder is beïnvloed door de Geschillencommissie
en wil klaagster niet meer helpen. Verweerder heeft ook gezegd dat klaagster de incasso
moest blijven betalen. Verweerder heeft grapjes over klaagster gemaakt en klaagster
zonder hulp achtergelaten, terwijl het conflict niet was opgelost.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht ziet op de kwaliteit van dienstverlening van verweerder. De voorzitter
neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in
artikel 46 van de Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van
de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling
geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met
betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat
bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat
heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar
hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen
die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden
gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen
de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt
een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende
advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline
5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Beoordeling klacht
4.2 De klacht ziet op verweerders bijstand aan klaagster in haar geschil met W
BV. Verweerder is, op grond van de van klaagster ontvangen stukken, tot de conclusie
gekomen dat er onvoldoende bewijs is om haar stellingen te onderbouwen en dat een
procedure om die reden niet zinvol is. Verweerder heeft dat in zijn e-mails aan klaagsters
uitgelegd. Klaagster is het daar niet mee eens. Dat betekent niet dat verweerder klachtwaardig
heeft gehandeld.
4.3 Verweerder heeft namelijk de leiding bij de behandeling van de zaak en hij
moet vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid bepalen waarmee de belangen van zijn cliënt
het best gediend zijn. Daarbij kan een advocaat niet verplicht worden een procedure
te starten waar hij geen of onvoldoende kansen voor ziet. Verweerder heeft meerdere
keren aan klaagster uitgelegd dat en waarom hij onvoldoende mogelijkheden ziet in
haar zaak, waarbij hij haar er ook op heeft gewezen dat een procedure klaagsters meer
geld zal kosten. Ook heeft hij klaagster gewezen op de mogelijkheid van een second
opinion bij een andere advocaat. Dat verweerder onvoldoende of onjuist onderzoek heeft
gedaan, is de voorzitter niet gebleken. De voorzitter kan zich voorstellen dat klaagster
op een ander advies had gehoopt en dat de uitkomst van de belangenbehartiging door
verweerder voor haar teleurstellend is, maar verweerder heeft in zijn advisering
en sluiting van het dossier correct gehandeld.
4.4 Klaagster heeft (daarna) kennelijk ook een geschil gekregen met haar energieleverancier
over door klaagster te betalen bedragen. Verweerder heeft de opdracht om klaagster
in dit geschil bij te staan niet aangenomen en haar verwezen naar een andere advocaat.
Verweerder heeft zo correct gehandeld.
4.5 Verweerder heeft erkend dat hij klaagster heeft geadviseerd haar rekening te
(blijven) betalen. Dat is niet klachtwaardig. Dat verweerder grapjes over klaagster
heeft gemaakt, is door verweerder betwist en blijkt ook niet uit het dossier.
4.6 De voorzitter verklaart de klacht daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.