ECLI:NL:TADRSGR:2024:59 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-629/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:59 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-03-2024 |
Datum publicatie: | 20-03-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-629/DH/RO |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over de kwaliteit van dienstverlening in een echtscheidingszaak gegrond. Verweerder is tekort geschoten in zijn bijstand aan klager, met name door de gebrekkige (schriftelijke) informatieverstrekking. Verweerder heeft klager onvoldoende bijgestaan op het moment dat de vrouw het slot van de woning had veranderd en verder blijkt niet dat verweerder voldoende informatie aan klager heeft verstrekt. Waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 maart 2024 in de zaak 23-629/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 25 maart 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 18 september 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2023/60
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 februari 2024. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig. De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde
klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 21.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is getrouwd geweest. Op 25 januari 2021 heeft klager zich tot verweerder
gewend voor bijstand in de echtscheidingsprocedure. In de opdrachtbevestiging van
27 januari 2021 is door verweerder onder meer vermeld:
“U bent gehuwd met [de vrouw]. U en uw partner wensen te scheiden en hebben inmiddels
afspraken gemaakt over de verdeling van de boedel. Uw partner heeft al een advocaat
en u hebt mij verzocht u in deze procedure bij te staan.
Wat is er afgesproken?
Ik zal u bijstaan in deze procedure. (…) U hebt persoonlijke spullen die u graag op
wilt halen. In eerste instantie zal ik ervoor zorgen dat u de spullen op kunt halen.
Daarnaast zijn er financiële afspraken gemaakt. De kosten zijn € 1.500,- excl. BTW.
Bijgaand treft u de factuur.”
2.3 Op 27 januari 2021 heeft klager in een e-mail aan verweerder onder meer geschreven:
“Kunnen we een rechtszaak aanspannen voor immateriële schade omdat mijn vrouw het
deurslot heeft veranderd? Kan deze zaak in de echtscheiding? Normaal gesproken is
dit een strafbaar feit? Of moeten we een aparte rechtszaak aanspannen?”
2.4 Verweerder heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven:
“Helaas. Die mogelijkheid hebben we niet. Het is nog steeds uw huis. U kunt de deur
openen en weer naar binnen gaan. Maar schadevergoeding is niet mogelijk.”
2.5 Op 2 februari 2021 heeft verweerder in een e-mail aan de advocaat van de vrouw
onder meer geschreven:
“Deze kwestie betreft een echtscheiding. Ik heb begrepen dat partijen in hoofdlijn
een akkoord hebben bereikt over de nevenvoorzieningen. Wilt u het verzoekschrift aan
mijn adres betekenen?
Daarnaast heeft uw cliënte het slot van de echtelijke woning veranderd, waardoor cliënt
genoodzaakt is elders onderdak te vinden. Cliënt heeft nog altijd persoonlijke spullen
in de woning. De persoonlijke spullen wilt cliënt op korte termijn ophalen. Kunnen
wij hiervoor een afspraak maken?”
2.6 Verweerder en de advocaat van de vrouw hebben vervolgens gecorrespondeerd over
het ophalen van de spullen.
2.7 Op 8 februari 2023 heeft de advocaat van de vrouw in een e-mail aan verweerder
de afspraken tussen partijen genoteerd, met de vraag of klager de afspraken kan bevestigen.
2.8 Op 12 februari 2023 om 10:40 uur heeft verweerder gereageerd en onder meer
geschreven:
“Uw e-mail is besproken met cliënt en hij bevestigt de door u genoemde verdeling.
De bankrekening met spaargelden dient echter wel nader te worden gespecificeerd. Cliént
heeft ook in [T] een bankrekening. Ook deze dient aan cliënt te worden toebedeeld.”
2.9 Diezelfde dag, eveneens om 10:40 uur, heeft verweerder de hiervoor genoemde
e-mail van 8 februari 2023 aan klager gezonden.
2.10 Op 4 maart 2021 is het verzoekschrift tot echtscheiding betekend op het kantooradres
van verweerder. Het verzoekschrift maakt onderdeel uit van het dossier.
2.11 Klager heeft op 30 maart 2021 een referteverklaring ondertekend.
2.12 Op 6 april 2021 heeft de advocaat van de vrouw verweerder aangeschreven over
de sleutels van de echtelijke woning die nog in bezit van klager zijn.
2.13 Verweerder heeft op 7 april 2021 gereageerd en geschreven dat hij het verzoek
aan klager heeft voorgelegd en dat klager de sleutels diezelfde dag of de dag erna
zal bezorgen.
2.14 Bij beschikking van 26 april 2021 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen
partijen uitgesproken. De beschikking maakt onderdeel uit van het klachtdossier. Klager
heeft een akte van berusting getekend.
2.15 Op 20 mei 2021 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke
stand. Diezelfde dag heeft verweerder per e-mail aan klager bevestigd dat hij in Nederland
is gescheiden.
2.16 Op 12 november 2022 heeft klager verweerder gevraagd hem het echtscheidingsconvenant
toe te sturen.
2.17 Verweerder heeft op 13 november 2022 gereageerd, de stukken aan klager toegezonden
en daarbij geschreven dat het volledige dossier na afronding van het dossier is verstrekt.
2.18 Op 25 maart 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2.19 Op 17 april 2023 heeft verweerder in een e-mail aan klager onder meer geschreven:
“In uw klacht hebt u aangegeven dat u niet zou kunnen profiteren van het pensioen
van uw ex-partner. Dit klopt niet. Ik heb u eerder erop gewezen. Daar de pensioenverdeling
niet is uitgesloten in een echtscheidingsconvenant, heeft u recht op de helft van
het opgebouwde pensioen. Uw ex-partner heeft eveneens recht op het door u opgebouwde
pensioen. U dient de echtscheiding binnen twee jaar te melden bij de pensioenuitvoerder
van uw ex-partner. Na twee jaar verjaart uw recht. De echtscheiding in uw zaak is
per 20 mei 2021 ingeschreven in de burgerlijke stand. U dient zich derhalve uiterlijk
20 mei 2023 te melden bij de pensioenuitvoerder van uw ex-partner. Na voornoemde termijn
kan uw recht op verdeling van het pensioen komen te vervallen.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft klager niet goed bijgestaan in zijn echtscheidingszaak.
Klager stelt dat verweerder hem heeft geadviseerd bij een vriend te verblijven en
de sleutels van de echtelijke woning aan de vrouw te geven. Klager meent dat hij recht
had op een schadevergoeding omdat de vrouw het slot van de woning had vervangen.
Klager stelt verder dat de vrouw niet het recht had om te scheiden. Verweerder heeft
klager niets verteld en hij heeft klager niet verdedigd. Klager kan niet profiteren
van de pensioenverzekering van de vrouw.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager.
Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd.
Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden
met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat
bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt,
maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient
te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van
een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische
kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele
standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht.
5.2 De tuchtrechter is (daarbij) niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels
kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm
in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen
hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval
beoordeeld. Met betrekking tot de relatie met de cliënt geldt onder meer gedragsregel
16 lid 1. Daaruit volgt dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte moet brengen van
belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid
of geschil, dient de advocaat belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan
zijn cliënt te bevestigen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico
daaromtrent bij de advocaat te rusten.
Beoordeling klacht
5.3 De klacht ziet op verweerders bijstand aan klager in de echtscheidingsprocedure,
met name waar het gaat om de woning, de informatievoorziening en het pensioen.
Ten aanzien van de woning
5.4 De raad overweegt dat de vrouw in januari 2021 het slot van de woning heeft
veranderd, waarop klager zich tot verweerder heeft gewend met de vraag of hij een
schadevergoeding kon krijgen en of dit binnen de echtscheiding of via een aparte rechtszaak
moest. Verweerder heeft klager daarop geantwoord dat dit niet mogelijk, dat het nog
steeds klagers huis was en dat hij naar binnen mocht. De raad meent dat deze advisering
wel heel kort en bondig is en dat verweerder klager meer tekst en uitleg had mogen
geven. Het probleem was immers dat klager de woning niet meer in kon, doordat het
slot van de woning veranderd was. Uit de overgelegde stukken blijkt alleen dat verweerder
aan de advocaat van de vrouw heeft gemeld dat het slot is veranderd en dat klager
genoodzaakt was elders onderdak te vinden. De raad is van oordeel dat verweerder de
(advocaat van de) vrouw had moeten wijzen op klagers recht om de woning te mogen betreden
en had moeten vragen om toegang tot de woning. De raad is van oordeel dat verweerder
klager op dit punt onvoldoende heeft bijgestaan.
5.5 Klager stelt nog dat verweerder hem heeft geadviseerd bij een vriend te verblijven
en de sleutels van de woning aan de vrouw te geven. De raad kan dit niet vaststellen,
omdat verweerder dit betwist en het niet blijkt uit het klachtdossier.
Ten aanzien van de informatievoorziening en het pensioen
5.6 Klager stelt dat verweerder hem heeft niets verteld en niet heeft verdedigd.
Ter zitting heeft klager nog aangegeven dat hij het verzoekschrift tot echtscheiding
pas in april 2021 onder ogen heeft gekregen.
5.7 De raad overweegt dat verweerders schriftelijke informatievoorziening mager
is geweest. Mogelijk heeft hij mondeling allerlei zaken besproken en toegelicht, maar
de raad kan dat niet vaststellen. Zo is de opdrachtbevestiging zeer kort en zijn daarin
de tussen klager en de vrouw opgenomen afspraken niet opgenomen. De advocaat van de
vrouw heeft de afspraken vervolgens per e-mail van 8 februari 2021 aan verweerder
gestuurd. Verweerder heeft de e-mail kennelijk met klager besproken, maar verweerder
heeft niet vastgelegd of aan klager bevestigd wat er is besproken en waar verweerder
klager op heeft gewezen. Verweerder heeft op 12 februari 2021 per e-mail bevestigd
dat klager akkoord is. Overigens heeft klager pas op dat moment ook de e-mail van
8 februari 2023 doorgestuurd gekregen. Dat het voor verweerder allemaal voldoende
duidelijk was, zoals verweerder stelt, betekent niet dat dat ook voor klager gold.
5.8 De raad kan niet vaststellen dat klager het verzoekschrift tot echtscheiding
tijdig schriftelijk heeft ontvangen. Verweerder stelt dat het verzoek op kantoor is
besproken, maar uit het klachtdossier blijkt niet dat klager het verzoekschrift ook
zelf heeft ontvangen. Klagers verwijt daarover is dan ook terecht. Klager had het
verzoek direct (per e-mail) van verweerder moeten krijgen.
5.9 De raad constateert dat ook onduidelijkheid bestaat over klagers mogelijkheid
om aanspraak te maken op het pensioen van de vrouw. Verweerder heeft klager pas op
17 april 2023 – nadat klager deze klacht had ingediend – schriftelijk uitleg gegeven
over het pensioen. Dat is veel te laat. Verweerder stelt dat dit eerder is besproken,
maar heeft ook erkend dat dit niet is vastgelegd. Dat komt voor risico van verweerder.
Verweerder had klager veel eerder schriftelijk moeten informeren over het pensioen.
Conclusie
5.10 De raad is van oordeel dat verweerder tekort is geschoten in zijn bijstand
aan klager, met name door de gebrekkige (schriftelijke) informatieverstrekking. De
klacht is dan ook gegrond.
5.11 Ten overvloede merkt de raad nog op – hoewel daar niet over is geklaagd –
dat verweerder klager in de opdrachtbevestiging ook had moeten wijzen op de (on)mogelijkheid
van gefinancierde rechtshulp. De raad weegt dit niet mee bij de beoordeling van de
klacht en het bepalen van de maatregel, maar acht het wel noodzakelijk verweerder
ook hier op te wijzen.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder is tekortgeschoten in zijn bijstand aan klager in de echtscheidingsprocedure.
Hij heeft klager onvoldoende bijgestaan op het moment dat de vrouw het slot van de
woning had veranderd. Door het gebrek aan schriftelijke vastlegging van verweerder
blijkt verder niet dat verweerder voldoende informatie aan klager heeft verstrekt.
De raad is van oordeel dat een zakelijke terechtwijzing in de vorm van een waarschuwing
passend is.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat
deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b
en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en B.F. van Noort, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2024.