ECLI:NL:TADRSGR:2024:57 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-038/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:57 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-03-2024 |
Datum publicatie: | 13-03-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-038/DH/RO |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een zakelijk geschil in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 13 maart 2024 in de zaak 24-038/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 15 januari 2024 met kenmerk R 2024/03 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is franchisenemer van een onderneming in de fitnessbranche. Deze
is genaamd [AFW] (hierna: AFW).
1.2 [AFB] (hierna: AFB) is de franchisegever van de fitnessformule.
1.3 [AFP] (hierna: AFP) betreft een financierings- en participatiemaatschappij.
1.4 Dhr. H is (uiteindelijk) statutair bestuurder van beide entiteiten. Verweerder
treedt op voor AFB en AFP.
1.5 AFP heeft in 2019 een geldleningsovereenkomst gesloten met AFW.
1.6 Tussen AFW en AFB zijn geschillen ontstaan. Deze geschillen zijn onderwerp
van een gerechtelijke procedure bij de rechtbank Limburg. Deze procedure is geïnitieerd
door AFW. In deze procedure zijn door AFW, tezamen met andere franchisenemers, rechtsvorderingen
ingesteld tegen AFB.
1.7 Op 19 april 2023 heeft verweerder, namens AFP en AFB, in een brief aan klaagsters
advocaat onder meer geschreven dat AFW tekort schiet in de nakoming van de verplichtingen
uit de franchiseovereenkomst, waarbij verweerder onder meer heeft gewezen op de bemoeienis
van de heer S en een vermoeden van fraude. Verweerder heeft geschreven dat de geldleningsovereenkomst
tussentijds wordt beëindigd en AFW verzocht en zo nodig gesommeerd de hoofdsom te
betalen.
1.8 Op 19 mei 2023 heeft verweerder in een brief aan klaagsters advocaat onder
meer geschreven dat hij geen inhoudelijke reactie heeft ontvangen en dat de geldlening
niet is voldaan. Ook is een passage opgenomen over de voortgang van het traject van
verkoop van de franchiseonderneming.
1.9 Op 5 juni 2023 heeft verweerder in een brief aan klaagsters advocaat onder
meer geschreven dat hij niet (inhoudelijk) van hem heeft vernomen en (nogmaals) geconcludeerd
dat aan de zijde van klaagster sprake is van ernstige tekortkomingen.
1.10 Op 23 juni 2023 heeft verweerder eenzelfde brief aan klaagsters advocaat gezonden.
1.11 Op 28 september 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over
verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder
dat hij zich tijdens de procedure op onprofessionele wijze heeft gedragen. Zij wijst
daarbij specifiek op de volgende punten.
a) Verweerder heeft herhaaldelijk valse beschuldigingen geuit over het gedrag van
klaagsters zakenpartner en beschuldigingen van fraude geuit die niet gebaseerd zijn
op feiten.
b) Verweerder leest de inhoud van de brieven niet en valt in zijn reactie op de
brieven meerdere malen in herhaling. Dit is een werkwijze waarbij je niet verder komt
en maar blijft hangen op een punt dat allang niet meer van toepassing is. Verweerder
blijft hier bewust in herhalen om voor klaagster de kosten hoog op te laten lopen.
Het uiteindelijke doel is financiële uitputting.
c) Verweerder is lang van stof en dient pagina’s dikke processtukken in bij de
rechtbank. Klaagster is verplicht daarop te reageren, waardoor de advocaatkosten voor
haar flink oplopen. Deze handelwijze heeft klaagster ernstige emotionele en financiële
schade toegebracht en heeft klaagsters vertrouwen in het gerechtelijke systeem en
de advocaat ernstig beschadigd.
d) Verweerder heeft lidgelden ingehouden zonder enige onderbouwing of juridische
grondslag en heeft hiermee klaagsters onderneming financieel kapot gemaakt, maar vervolgens
de onderneming na faillissement bij de curator tegen een ‘euro’ teruggekocht.
e) Verweerder treedt op voor zowel AFP als AFB. Dat levert belangenverstrengeling
op. In de procedure gaat het om de partijen AFW tegen AFB. Tussen AFP en AFW is geen
juridisch geschil.
2.2 Klaagster stelt dat in elke correspondentie met verweerder vaag de bemoeienis
van de heer S wordt vermeld zonder duidelijke onderbouwing of verwijt jegens S is
gemaakt. S heeft geen formele rol binnen AFW en is ook niet werkzaam voor AFW.
2.3 Klaagster stelt dat in de juridische documenten de feitelijke informatie niet
correct wordt weergegeven. Het gaat dan om feiten met betrekking tot de zaak, zoals
data. Opvallend is dat er enorm veel fouten worden gemaakt in de correspondentie,
ook nu weer. Klaagster verwijst naar de e-mails als concrete voorbeelden van overmatig
herhaaldelijke correspondentie. AFB vraagt herhaaldelijk om uitgebreide of dezelfde
documenten of informatie, wat kan worden gezien als een strategie om klaagsters advocaat
extra tijd te laten besteden aan het verzamelen van documenten. Verweerder heeft herhaaldelijk
uitgebreide, complexe brieven gestuurd die tot doel lijken te hebben klaagsters advocaat
te dwingen veel tijd te besteden aan het lezen en beantwoorden.
2.4 AFB vraagt continue uitstel voor zittingen en termijnen, waardoor de zaak langer
duurt en juridische kosten toenemen. Er zijn onnodige onderhandelingen gevoerd: telkens
wanneer er een mogelijke overeenkomst is zicht is, trekt AFB zich terug of stelt nieuwe
voorwaarden voor, waardoor de onderhandelingen verder worden vertraagd. Door uitstel
van de zitting van 13 april 2023 is AFW door de financiële uitputtingsslag in faling
(bedoeld zal zijn: faillissement) gegaan. Tot aan het faillissement heeft AFB maandelijks
lidgelden ingehouden voor de duur van 13 maanden. Er is nooit een inhoudelijk onderbouwing
ontvangen voor de inhouding van deze gelden. AFB start herhaaldelijk kleine, kostbare
procedures die weinig toevoegen aan de kern van de zaak, maar wel de juridische kosten
verhogen. Ook dient AFB herhaaldelijk beroepen in, zelfs op punten waarop eerder overeenstemming
leek te zijn.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid
van advocaat van de wederpartij. Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van
vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in
overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder
meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten
over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid
kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen
van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden
zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt
dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft,
en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen
gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen
niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen
waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij
toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd
ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn
cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel a)
4.2 Dit verwijt ziet op door verweerder ingenomen stellingen over de heer S en
(vermoedens van) fraude. Duidelijk is dat verweerder in zijn brief van 19 april 2023
zich hierover heeft uitgelaten. Verweerder heeft in die brief (en de daaropvolgende
brieven) het standpunt van zijn cliënte weergegeven. Klaagster heeft een ander standpunt,
maar dat is inherent aan het geschil tussen haar en verweerders cliënten. Het is aan
klaagster en haar advocaat om de stellingen in de correspondentie en in de gerechtelijke
procedure te betwisten, waarna het aan de (civiele) rechter is om daarover een oordeel
te geven. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder op dit punt zijn ruime
mate van vrijheid te buiten is gegaan. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdelen b) en c)
4.3 De voorzitter overweegt dat het aan klaagster is om haar verwijten met stukken
te onderbouwen. Klaagster heeft een uitgebreide toelichting op haar klacht gegeven,
maar – behoudens enkele brieven van verweerder – heeft zij geen stukken overgelegd.
Verweerder heeft de verwijten bovendien gemotiveerd betwist. De voorzitter kan de
juistheid van klaagsters verwijten dan ook niet vaststellen. In verweerders brieven
van april, mei en juni 2023 ziet de voorzitter geen klachtwaardig handelen. Uit die
brieven blijkt weliswaar dat verweerder zijn stellingen en vragen soms herhaald, maar
dat lijkt gelegen in het feit dat hij van de zijde van klaagster geen (inhoudelijke)
reactie heeft ontvangen. Van ‘overmatig herhaalde correspondentie’ is geen sprake.
Dat verweerder financiële uitputting tot doel heeft, is door hem betwist en blijkt
ook niet uit de stukken. Het kan zo zijn dat het conflict en/of de procedure lang
duurt en dat klaagster om zich te verweren advocaatkosten maakt, maar – hoewel dat
heel vervelend is voor klaagster – betekent dat niet zonder meer dat verweerder in
zijn hoedanigheid als partijdig advocaat een verwijt kan worden gemaakt. Deze klachtonderdelen
zijn kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.4 Klaagster lijkt op dit punt AFP en AFB te vereenzelvigen met verweerder. Kennelijk
hebben AFP en/of AFB lidgelden ingehouden, maar verweerder kan hiervan geen verwijt
worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e)
4.5 Verweerder heeft bevestigd dat hij optreedt voor zowel AFB als AFP en daarbij
opgemerkt dat beide entiteiten (uiteindelijk) dezelfde statutair bestuurder hebben.
Verweerder heeft daarbij gemeld dat, anders dan klaagster stelt, ook tussen AFP en
AFW een geschil is in verband met de tussentijds beëindigde geldleningsovereenkomst.
4.6 Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder tegenstrijdige belangen behartigt,
nog los van de vraag of het aan klaagster is om hierover te klagen. Het is aan verweerders
cliënten om te bepalen door wie zij zich laten bijstaan en kennelijk wensen beide
cliënten zich door verweerder te laten bijstaan. Ook dit verwijt is daarom kennelijk
ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024.