ECLI:NL:TADRSGR:2024:211 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-379/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:211 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-11-2024 |
Datum publicatie: | 11-12-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-379/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Verweerster heeft na de zitting nog een uitgebreide brief aan de rechtbank gestuurd. Uit de beschikking blijkt dat verweerster de gelegenheid heeft gekregen om te reageren op een door klager ingebrachte e-mail. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt echter niet duidelijk dat de rechtbank dat op die manier had beslist en dat het einde van de zitting rommelig verliep. Er lijkt een zekere mate van miscommunicatie tussen verweerster en de rechtbank. De raad acht het verweersters brief daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 november 2024
in de zaak 24-379/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 maart 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 23 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K065 2024 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 oktober 2024. Daarbij
was verweerster aanwezig. Klager is – met bericht van verhindering – niet ter zitting
verschenen.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 07 (inhoudelijk) en 1 tot
en met 6 (procedureel). Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlage(n)
van klager van 19 en 25 juni 2024 en de e-mails met bijlagen van verweerster van 20
juni en 27 september 2024.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is gescheiden. Hij en zijn ex-partner hebben minderjarige kinderen.
Klager en zijn ex-partner zijn sinds langere tijd verwikkeld in een procedure over
de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
2.3 Verweerster staat in deze procedure de ex-partner van klager bij.
2.4 In deze procedure heeft de rechtbank Den Haag op enig moment bepaald dat
op 22 november 2023 een (volgende) zitting zou plaatsvinden.
2.5 Op 21 november 2023 schrijft verweerster in een brief aan de rechtbank onder
meer dat door de rechtbank voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet bekend is
gemaakt wat het doel is van de mondelinge behandeling.
2.6 Op 22 november 2023 vindt de zitting plaats. Klager en zijn advocaat alsmede
de ex-partner van klager met verweerster zijn hierbij aanwezig. In het proces-verbaal
van de zitting is opgenomen:
“[Verweerster]: tot slot, ik wil even kwijt (…) Ik heb cliënte niet kunnen voorbereiden.
Procesregelement zegt dat de rechtbank aangeeft wat het doel van de zitting is. Ik
heb cliënte er niet op voorbereid dat wijzigingsverzoek is gedaan. Ik voel mij als
advocaat op verkeerde been gezet. Dat lijkt mij niet een goede procesorde.
(…)
Vrouw: er wordt gelogen over mijn woorden. (…) het wordt aan de rechtbank overhandigd.
Het is niet waar.
Rechter: u kunt nog reageren, dat laat ik toe. Ik zal de producties aan het dossier
toevoegen. Dat moet u met elkaar uitspreken. Dat staat tussen u in.
[Verweerster]: valsheid in geschrifte.
Rechter: ik ben geen strafrechter.
Advocaat Vrouw: schriftelijke ronde om te reageren?
Rechter: ja. Dan kijk ik wat ik ermee doe. Het is geen strafzaak. Het gaat er om
of de ouders niet samen kunnen uitkomen.
Advocaat Vrouw: Belang van kinderen staat voorop en deze kinderen zitten klem.
Rechter: (..)
Beschikking volgt op 20 december.”
2.7 Op 30 november 2023 stuurt verweerster een brief aan de rechtbank, waarin
zij schrijft:
“Aan het slot van de mondelinge behandeling van 22 november jl. heeft uw rechtbank
mijn cliënte, [naam], de gelegenheid gegeven schriftelijk te reageren op het verzoek
van [klager] om de bestaande voorlopige zorgregeling uit te breiden. Naar aanleiding
hiervan deel ik uw rechtbank en [klager] het volgende mee.”
Verweerster bespreekt in haar brief vervolgens uitgebreid het procesverloop en de
zitting van 22 november 2023, waarna zij eindigt met de gemotiveerde conclusie dat
het niet mogelijk is dat er in december een inhoudelijke beschikking wordt gewezen.
2.8 Bij brief van 1 december 2023 verzoekt klagers advocaat de rechtbank de brief
van verweerster buiten beschouwing te laten. Zij schrijft hiertoe in haar brief:
“Op 30 november 2023 heeft [verweerster] namens de vrouw een brief naar Uw rechtbank
gestuurd waarin zij namens de vrouw aangaf om welke reden zij het niet eens was met
de verzoeken van de man. Dit terwijl de mondelinge behandeling reeds op 22 november
2023 is geweest en de zaak inmiddels voor beschikking stond. [Verweerster] beweert
dat zij van Uw rechtbank op de mondelinge behandeling nog een schriftelijke ronde
heeft gekregen. Dit maak ik niet op uit de rol. Op 27 november 2023 bleek uit uw rol
dat Uw rechtbank alle stukken had ten behoeve van het wijzen van de beschikking, waarna
de zaak op 20 december 2023 in de rol voor beschikking stond.”
2.9 Diezelfde dag schrijft verweerster in een brief aan de rechtbank dat de rechtbank
specifiek haar cliënt de gelegenheid heeft gegeven voor een schriftelijke reactie.
Verweerster verzoekt de rechtbank kenbaar te maken dat zij conform de afspraak met
de rechtbank heeft gehandeld.
2.10 Op 20 december 2023 wijst de rechtbank de beschikking, waarin een aangepaste
zorgregeling conform het verzoek van klager is vastgesteld. In de beschikking staat
overwogen:
“Op de zitting is de moeder de gelegenheid geboden om schriftelijk te reageren op
het door vader ingediende e-mailbericht, waarvan de moeder stelt dat haar woorden
zijn aangepast.. (…)
De vader heeft verzocht om het namens de moeder ingebrachte bericht van 30 november
2023 buiten de procedure te laten, gelet op de procesorde. Ter zitting heeft de rechtbank
aan de moeder de gelegenheid gegeven nog te reageren naar aanleiding van een door
de vader overgelegde e-mail van 7 september 2023 die de moeder aan hem zou hebben
gestuurd (bijlage 39 van der vader) en waarvan de moeder de juistheid betwist. Deze
reactie die, naast de reactie op de mail, vooral een schriftelijke weergave is van
hetgeen de moeder ter zitting naar voren heeft gebracht, zal de rechtbank daarom wel
betrekken in de beoordeling.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft zich rechtstreeks tot de rechtbank gewend en daarmee in
strijd met gedragsrel 21 lid 3 gehandeld.
3.2 Klager stelt dat verweerster van de rechter de gelegenheid kreeg om een aanvullend
schrijven in te dienen met betrekking tot een e-mail waarvan zij veronderstelde dat
die was bewerkt. Verweerster heeft in haar schrijven aan de rechtbank echter een samenvatting
gegeven van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken en heeft geprobeerd
de rechterlijke uitspraak te beïnvloeden.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Zij stelt dat zij van
de rechtbank de mogelijkheid heeft gekregen om te reageren, zoals ook uit het proces-verbaal
van de zitting blijkt. Het was haar door de rechtbank dus toegestaan op het ter zitting
gedane wijzigingsverzoek van klager te reageren, zoals haar aanwezige stagiaire ook
in haar schrijven aan de raad heeft bevestigd.
4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Het gaat om een klacht over advocaat van de wederpartij van klager. Voorop
staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn
cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze
vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat
zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen
feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c)
de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de
wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
5.2 In gedragsregel 21 lid 3 is bepaald dat het de advocaat niet geoorloofd is
zich, nadat de uitspraak is bepaald, zonder toestemming van de wederpartij tot de
rechter te wenden. Uit de toelichting op deze gedragsregel blijkt dat het niet is
toegestaan nieuwe argumenten aan te voeren, het zogezegde napleiten (HvD 30 mei 2016,
ECLI:NLTAHVD:2016:96).
Beoordeling
5.3 De raad overweegt dat uit de beschikking van 22 december 2023 blijkt dat
de rechtbank verweerster de gelegenheid heeft gegeven om na afloop van de zitting
nog te reageren op een door klager ingebrachte e-mail, waarvan verweersters cliënt
meende dat die vervalst was. Uit het door de rechtbank verstrekte proces-verbaal van
de zitting blijkt echter niet duidelijk dat de rechtbank dat op die manier ter zitting
had beslist. Wel blijkt hieruit dat het einde van de zitting enigszins rommelig is
verlopen waarbij zowel het mondeling van de zijde van klager gedane wijzigingsverzoek
als de kwestie over de onjuiste e-mail nog aan de orde was. Het lijkt erop dat hierdoor
een zekere miscommunicatie is ontstaan tussen verweerster en de rechtbank. Gelet op
de inhoud van het proces-verbaal acht de raad niet onbegrijpelijk dat verweerster
van de rechtbank de indruk kreeg dat zij nog mocht reageren op het ter zitting gedane
wijzigingsverzoek. Daarom is de raad van oordeel dat het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
is dat verweerster de bewuste brief van 30 november 2023 aan de rechtbank heeft verstuurd.
De klacht is daarom ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en G. Sarier, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 november 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 25 november 2024