ECLI:NL:TADRSGR:2024:20 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-373/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:20 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-01-2024 |
Datum publicatie: | 02-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-373/DH/RO |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 29 januari 2024 in de zaak 23-373/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 2 augustus 2023 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 februari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 1 juni 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2023/37 van de
deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 2 augustus 2023 heeft de voorzitter van de raad (hierna
ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op
3 augustus 2023 verzonden aan partijen.
1.4 Op 7 augustus 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 december 2023. Partijen
zijn niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
Klager neemt het de voorzitter kwalijk “dat hij wijst naar klagers zus voor het geschil,
terwijl hij haar situatie niet kent”. De voorzittersbeslissing bevat verder zoveel
onjuistheden en aannames dat klager zich afvraagt of de voorzitter het dossier wel
heeft gelezen. Ook heeft de voorzitter zich gebaseerd op een onvolledig dossier en
wilde dat niet aanvullen ondanks klagers verzoek.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Klager stelt dat het dossier onvolledig was en dat dit ondanks zijn verzoek
niet werd aangevuld. De raad stelt vast dat klager op 27 juni 2023 aan de raad heeft
gevraagd om de deken het dossier aan te laten vullen. Namens de griffier is op 29
juni 2023 aan klager medegedeeld dat er geen aanleiding is om de deken het dossier
aan te laten vullen. Klager is daarbij gewezen op de mogelijkheid om zelf stukken
in te dienen op grond van artikel 2.4.1 van het Procesreglement en klager is daarvoor
eerder al een aanvullende termijn van twee weken verleend. Klager heeft daarvan geen
gebruik gemaakt en heeft aangegeven de uitkomst wel te vernemen. De voorzitter heeft
zich dan ook terecht beperkt tot de in het dossier ingediende stukken. Het verzet
is in zoverre ongegrond.
4.3 Wat betreft de inhoud van de voorzittersbeslissing, stelt klager dat daarin
vele onjuistheden en aannames staan. Klager concretiseert echter niet op welke punten
de voorzittersbeslissing volgens hem onjuist is. Ook hierom kan de raad niet tot een
gegrond verzet komen. Verweerder is de advocaat van de zus van klager. Klager onderbouwt
ook niet wat hij bedoelt met zijn klacht dat de voorzitter zijn zus niet in het oordeel
had mogen betrekken. De raad komt ook op dit punt tot een ongegrond verzet.
4.4 De raad is dan ook van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden
niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en
de beslissing niet gebaseerd op onjuiste feiten. De voorzitter heeft de klacht dus
terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.
4.5 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. R. de Haan en W. Knoester, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 januari 2024.