ECLI:NL:TADRSGR:2024:19 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-367/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:19 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-01-2024 |
Datum publicatie: | 02-02-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-367/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 29 januari 2024 in de zaak 23-367/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 26 juli 2023 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 27 april 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 31 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K133 2022 van de
deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 26 juli 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht ongegrond verklaard. Deze beslissing is
diezelfde dag verzonden aan partijen.
1.4 Op 24 augustus 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 18 december 2023. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van verweerder
van 13 december 2023 en de reactie daarop van klager bij e-mail (met bijlagen) van
15 december 2023.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
Klager komt met name op tegen de overwegingen 4.11 en 4.12. Volgens klager heeft verweerder
blijk gegeven van zijn subjectieve partijdigheid in relatie tot CASA door de niet
bekrachtigde beheersovereenkomst te legaliseren. Ook heeft verweerder geen melding
gemaakt van de documenten van de VVE-vergaderingen, met daarin de besluiten om CASA
te royeren. Klager spreekt van frauduleuze handelingen door verweerder en georganiseerde
VVE-misdaad. Klager stelt dat het arrest (ECLI:NL:GHARL:2022:8109) waar verweerder
naar verwijst is vervalst.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
verder niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen.
De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad is met
de voorzitter van oordeel dat op grond van de stukken in redelijkheid het standpunt
kan worden ingenomen, zoals verweerder in zijn advies heeft gedaan, dat sprake is
van één hoofdvereniging en twee subverenigingen (zie 4.7 van de voorzittersbeslissing).
Duidelijk is dat klager het hier niet mee eens is. Dat maakt verweerders advies niet
onjuist, laat staan frauduleus. De raad is met de voorzitter van oordeel dat op grond
van de stukken niet kan worden vastgesteld dat verweerder onjuist en/of frauduleus
heeft gehandeld. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk
ongegrond verklaard.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
4.4 Voor zover klager compensatie van verweerder van € 15.000,- eist, geldt dat
daarvoor geen grond is, omdat de klacht kennelijk ongegrond is verklaard en het verzet
daartegen eveneens ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en P.O.M. van Boven-de Groot, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 januari 2024.