ECLI:NL:TADRSGR:2024:155 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-441/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:155 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-09-2024 |
Datum publicatie: | 13-09-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-441/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over brief van de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerder heeft als partijdig belangenbehartiger van zijn cliënten op zakelijke en correcte wijze gecommuniceerd. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
4 september 2024
in de zaak 24-441/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 12 juni 2024 met kenmerk K047 2024 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 10 (inhoudelijk) en 1 tot en met 11 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 22 december 2023 heeft verweerder in een brief aan klager het volgende
geschreven:
“De heer en mevrouw [naam] (uw buren) en hierna te noemen “cliënten”, hebben mij
gevraagd hun belangen in deze kwestie te behartigen.
Van cliënten heb ik begrepen dat u een televisieschotel aan de muur heeft bevestigd.
Cliënten hebben hier geen toestemming voor gegeven dus is de plaatsing van die televisieschotel
onrechtmatig. U heeft niet het recht om – zonder toestemming – inbreuk te maken op
de eigendommen van cliënten. Ik verzoek u dan ook en voor zover nodig sommeer u, om
uiterlijk 15 januari 2024 de schotel te hebben verwijderd en de muur te hebben hersteld
in de oude staat. Dit betekent dat u de beschadigingen (waaronder de geboorde bevestigingsgaten)
dient te herstellen/dicht te maken. Indien u binnen de door mij gestelde termijn de
schotel niet heeft verwijderd en de beschadigingen niet heeft hersteld dan zal ik
cliënten nader adviseren. Het voeren van een procedure behoort dan tot de mogelijkheden
waarin verwijdering van de schotel zal worden gevorderd op straffe van dwangsommen.
Ook de buitengerechtelijke kosten en de (proces) kosten van een dergelijke procedure
komen dan voor uw rekening.
Vanzelfsprekend hopen cliënten dat het niet zover hoeft te komen en dat u vrijwillig
aan uw verplichtingen zult voldoen.
Daarnaast had u bordjes in de voortuin/op de stoep geplaatst met insinuerende teksten
over cliënten die kant noch wal raken en die ook schade toebrengen aan de praktijk
van mevrouw [naam]. Ik begreep van cliënten dat die bordjes inmiddels wel zijn verwijderd,
maar ik sommeer u hierbij dan toch om deze ook niet meer terug te plaatsen.
Tot slot dient u eventueel overhangende takken niet meer te snoeien of af te breken
en op het perceel van cliënten te gooien.
Cliënten hopen op een normale buurrelatie waarbij iedereen zich aan de wet en aan
de gangbare waarden en normen houdt. Cliënten gaan er dan dus ook van uit dat u gevolg
geeft aan het gestelde in deze brief. Om er zeker van te zijn dat deze brief u bereikt,
stuur ik deze zowel aangetekend als per gewone post.”
1.2 Klager heeft bij brief van 28 december 2023 gereageerd op verweerders brief.
1.3 Op 4 januari 2024 heeft klager een klacht ingediend over verweerder bij het
advocatenkantoor van verweerder.
1.4 Op 8 januari 2024 heeft de klachtenfunctionaris gereageerd en de klacht gemotiveerd
afgewezen.
1.5 Bij brief van 8 januari 2024 heeft klager verweerder aangeschreven over een
door de buren bevestigde schutting.
1.6 Bij brief van 29 januari 2024 heeft klager erop gewezen dat hij nog geen
reactie van verweerder had ontvangen op zijn twee eerdere brieven.
1.7 Op 23 februari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder het volgende.
Verweerder heeft klager zonder enige bewijzen beschuldigd van het inbreuk maken
op eigendommen van zijn cliënten. Ook heeft verweerder klager dictatoriaal verzocht
de televisieschotel onder dwang van de muur te verwijderen. Verweerder heeft klager
dictatoriaal bedreigd met dwangsommen, buitengerechtelijke kosten en de proceskosten
van een dwangprocedure als klager de televisieschotel niet zou verwijderen, alles
op basis van een verhaal van vreemde mensen en zonder enig bewijs. Verweerder heeft
klager verder beschuldigd van het plaatsen van insinuerende teksten over zijn cliënten,
ook weer zonder bewijs. Ook heeft hij klager verboden overhangende takken in de tuin
terug te gooien. Klager is beledigd door de brief en vindt dat sprake is van grove
nalatigheid.
Verweerder heeft ook niet gereageerd op klagers brieven van 28 december 2023 en
8 en 20 januari 2024.
Klager eist schriftelijke excuses en een symbolische schadevergoeding.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit
betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van
Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate
van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem
goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als
de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert
waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn
dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen
van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk
doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf
beoordeeld te worden.
Beoordeling
4.2 De klacht ziet in de kern op verweerders brief van 22 december 2023. Verweerder
heeft in die brief het standpunt van zijn cliënten verwoord. Klager is het niet eens
met de inhoud van de brief. Dat is inherent aan het conflict tussen klager en zijn
buren, maar dat maakt niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Verweerder
heeft als partijdig belangenbehartiger van zijn cliënten op zakelijke en correcte
wijze gecommuniceerd. Verweerder mocht daarbij afgaan op de informatie die hij van
zijn cliënten kreeg. Verweerder heeft met de brief correct gehandeld. Dit verwijt
is kennelijk ongegrond.
4.3 Voor zover de klacht ook ziet op het feit dat verweerder niet heeft gereageerd
op klagers daaropvolgende brieven, geldt dat het aan verweerder is om, in over met
zijn cliënten, te beslissen of al dan niet gereageerd wordt. Dat kennelijk niet is
gereageerd, is niet klachtwaardig. Ook dit verwijt is kennelijk ongegrond.
4.4 Voor toewijzing van een schadevergoeding is geen plaats, alleen al omdat
de klacht kennelijk ongegrond is.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024.