ECLI:NL:TADRSGR:2024:15 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-843/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:15 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-01-2024 |
Datum publicatie: | 31-01-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-843/DH/DH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de medeverdachte grotendeels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege gebrek aan rechtstreeks belang. Klacht verder kennelijk ongegrond. Dat verweerder klager als getuige heeft laten oproepen is niet klachtwaardig. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 24 januari 2024 in de zaak 23-843/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 6 december 2023 met kenmerk K217 2023 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 05 (inhoudelijk) en 1 tot en met 9 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verdachte (geweest) in een strafzaak.
1.2 Verweerder heeft M. van Muiswinkel (hierna: M), een medeverdachte, bijgestaan
in de strafrechtelijke procedure.
1.3 Verweerder heeft klager als getuige laten oproepen.
1.4 Op 6 oktober 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
1) Verweerder negeert bewijsmateriaal waaruit blijkt dat dossier C met valse aangiftes
van start gaat. De eerste aangiftes in deze zaak dateren van 19 april 2021, maar zijn
op 22 augustus 2022 geseponeerd. Verweerder zou deze sepotbrieven kunnen gebruiken
om deze zaak niet-ontvankelijk te kunnen laten verklaren, maar doet dat niet. Klager
stelt dat dat een strafbaar feit is. Klager stelt getuigen te hebben die kunnen verklaren
dat de aangiftes vals zijn.
2) Klager vindt het ontoelaatbaar dat verweerder zijn collega-raadsheer L. Alwin
heeft ondervraagd. Verweerder heeft namelijk op 22 mei 2023 tijdens een getuigenverhoor
vragen gesteld aan Alwin. Zij is hertrouwd met de ex-man van verweerders cliënte M.
3) Verweerder heeft op 22 mei 2023 de heer J. Demmink verhoord. Demmink moest tijdens
het verhoor meerdere keren hoorbaar lachten. Verweerder lachte enkele keren met verweerder
mee. Klager vond dat bizar. Verweerder merkt hierna tegen de griffier op: ‘niet noteren
want mijn cliënte leest het proces-verbaal ook!”. Verweerder is de advocaat van M,
maar lacht mee met Demmink.
4) Verweerder deed aangifte in de zaak Lisa, maar nu de kinderen op 29 juni 2023
hebben verklaard verkracht te zijn blijft verweerder muisstil. Klager stelt dat dat
strafbaar gedrag is.
5) De rechter-commissaris zei tijdens de getuigenverhoren waarbij verweerder aanwezig
was dat de procedure zich niet voor waarheidsvinding leent. Waarom heeft verweerder
heeft geen keihard protest tegen aangetekend?
6) Verweerder heeft klager (namens zijn cliënte M) drie keer opgeroepen voor een
getuigenverhoor (achter gesloten deuren). Klager ervaart dat als persoonlijke aanvullend
op zijn positie als erkende klokkenluider. Verweerder negeert keihard bewijsmateriaal.
7) Er zijn (zonder dat klager en zijn neef hiervan op de hoogte waren) al meerdere
zittingen achter gesloten deuren geweest waarbij onder meer verweerder en M bij aanwezig
zijn geweest. Dit is onaanvaardbaar en een schending van ‘equality of arms’ en/of
het gelijkheidsbeginsel.
8) Verweerder is met het OM en de rechtbank akkoord gegaan om de rechtszaak in
drieën (drie afzonderlijke verdachten) op te knippen. Klager vindt dat onaanvaardbaar.
Het proces dient aan te vangen met drie verdachten (M, P en klager) die tegelijk in
de rechtbank aanwezig zijn.
2.2 Klager stelt dat hij als officieel erkende klokkenluider kan aantonen dat er
meerdere strafzaken tegelijkertijd tegen hem zijn opgebouwd. Klager is in dossier
C op basis van valse aangiftes door een arrestatieteam thuis opgehaald. Klager heeft
van de drie verdachten het langs vastgezeten. Het is een grof schandaal, helemaal
omdat verweerder doet of zijn neus bloed, aldus klager.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Verweerder
stelt dat klager, als medeverdachte van verweerders cliënt, onvoldoende belang heeft
bij het indienen van een klacht, als gevolg waarvan de klacht niet-ontvankelijk is.
3.2 Verweerder stelt dat het bewijsmateriaal waar klager aan refereert aangiftes
betreffen die allen gericht waren tegen klager. Verweerders cliënte was daarin geen
medeverdachte. Klager dient in zijn eigen zaak hiervoor aandacht te vragen. Het is
niet verweerders taak, als advocaat van een medeverdachte tegen wie de aangiftes niet
waren gericht.
3.3 Verweerder stelt dat de oproeping van klager als getuige in het belang was
van verweerders cliënte en het verzoek daartoe is door de rechtbank toegewezen.
3.4 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een
klacht in te dienen tegen een advocaat slechts toekomt aan diegene die door het handelen
of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.
4.2 De voorzitter stelt vast dat klager klaagt over de advocaat van een medeverdachte.
Het is niet aan klager om zich te beklagen over het handelen of nalaten van verweerder
in relatie tot de cliënt. Het is aan de eigen cliënt om zich hier zo nodig over te
beklagen. Als advocaat van de medeverdachte heeft verweerder geen bijzondere verantwoordelijkheid
jegens klager. Klager is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen
1 tot en met 5 en 7 en 8.
4.3 De voorzitter acht klager wel ontvankelijk in klachtonderdeel 6, nu verweerder
klager kennelijk als getuige heeft laten oproepen. In zoverre heeft klager wel een
eigen rechtstreeks belang. Verweerder kan in dat opzicht worden aangemerkt als de
advocaat van de wederpartij van klager. Dat betekent dat verweerder een grote mate
van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem
goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien
de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de
wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel kan
worden gediend. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat de oproeping van klager als
getuige in het belang was van zijn cliënte. Daarmee staat vast dat verweerder hiermee
heeft gehandeld zoals van hem als advocaat verwacht mag worden. Bovendien heeft de
rechter-commissaris in strafzaken dit verzoek kennelijk toegewezen. Klager kan dat
als een aanval op zijn positie als klokkenluider hebben ervaren, maar dat maakt het
niet klachtwaardig. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klachtonderdelen 1 tot en met 5, 7 en 8, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet,
kennelijk niet-ontvankelijk;
- klachtonderdeel 6, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024.