ECLI:NL:TADRSGR:2024:127 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-815/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:127 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-07-2024 |
Datum publicatie: | 10-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-815/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 8 juli 2024 in de zaak 23-815/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 januari 2024 op de klacht van:
klager
over:
verweerster
in haar hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar de voorzittersbeslissing
van 17 januari 2024, ECLI:NL:TADRSGR:2024:12, overwegingen 1.12 tot en met 1.22.
1.2 Op 22 november 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K219 2023 van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 17 januari 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 14 februari 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 27 mei 2024. Klager is
– met bericht van afwezigheid – niet verschenen. Namens verweerster heeft stafjurist
mr. E.J.C. Janssen digitaal deelgenomen aan de zitting.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) Klager is op 9 maart 2023 niet gebeld door verweerster of door haar stafjurist.
Klager heeft van beide personen geen inkomend gesprek in zijn oproepgeschiedenis staan;
b) Verweerster had geen verdere informatie meer nodig voor de beoordeling van het
verzoek op grond van artikel 13 van de Advocatenwet, omdat de Limburgse deken de volledige
aanvraag al had doorgezonden aan verweerster. Klager kon zich de namen van de benaderde
advocaten niet meer herinneren. Het heeft geen zin om naderhand van een burger te
verwachten dat men alsnog de advocatenkantoren noemt waarmee ooit contact is geweest
over de desbetreffende zaak.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen, moet sprake zijn van
een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.3 Voor zover klager in verzetgrond a) aanvoert dat hij op 9 maart 2023 niet daadwerkelijk
is gebeld door verweerster of de stafjurist, doet dit niet af aan het oordeel van
de voorzitter (in overweging 4.6) dat verweerster met haar schriftelijke reacties
afdoende heeft gereageerd op de berichten van klager. Verzetgrond a) is ongegrond.
4.4 Met verzetgrond b) betoogt klager opnieuw dat er volgens hem reeds voldoende
informatie was om te beslissen op zijn verzoek op grond van artikel 13 van de Advocatenwet,
omdat de Limburgse deken zijn volledige aanvraag al aan verweerster had doorgezonden.
De voorzitter heeft die omstandigheid al meegewogen in de beoordeling. Dat blijkt
uit de overwegingen 1.11 en 4.4 van de voorzittersbeslissing. In zoverre kan dit dus
niet leiden tot een gegrond verzet. De omstandigheid dat klager in verzet stelt zich
niet alle informatie meer te kunnen herinneren kan evenmin meebrengen dat in redelijkheid
moet getwijfeld aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter. Dat verweerster
bij gebrek aan de volgens haar benodigde informatie het verzoek heeft afgewezen maakt
niet dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook om die reden is verzetgrond
b) ongegrond.
4.5 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. G. Sarier, M.P. de Klerk, F.G.L. van Ardenne en E.A.L. van Emden, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2024.