ECLI:NL:TADRSGR:2024:126 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-327/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:126 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-07-2024 |
Datum publicatie: | 10-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-327/DH/RO |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat in een familierechtkwestie. Verweerster heeft in het licht van de informatie die zij ter beschikking had met de door haar gekozen bewoordingen de grenzen van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij in een familierechtkwestie niet overschreden. Verder heeft verweerster mogen uitgaan van de juistheid van de informatie die zijn van haar cliënte had ontvangen. Ook stond het verweerster vrij om een toevoeging voor haar cliënte aan te vragen en om diverse producties met gegevens/informatie over klager aan de rechtbank en de deken te sturen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 juli 2024 in de zaak 24-327/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 6 mei 2024 met kenmerk R 2024/43 - A 2023/143, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 19. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlage van de gemachtigde van klager van 27 mei 2024.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is met zijn ex-echtgenote (hierna: de ex-echtgenote) verwikkeld geweest
in een procedure tot vervangende toestemming voor de schoolkeuze voor de minderjarige
dochter (hierna: de dochter) van partijen. Voor de echtscheidingsprocedure had de
ex-echtgenote bijstand van een andere advocaat.
1.2 Op 28 augustus 2023 heeft verweerster namens de ex-echtgenote een verzoekschrift
(hierna: het verzoekschrift) bij de rechtbank ingediend waarin is verzocht om vervangende
toestemming voor inschrijving van de dochter van partijen op de door de ex-echtgenote
voorgestelde school.
1.3 Op 11 september 2023 is namens klager bij de deken een klacht ingediend over
verweerster.
1.4 Op 16 oktober 2023 heeft de rechtbank het verzoekschrift mondeling behandeld
en het verzoek van de ex-echtgenote tijdens de zitting toegewezen. Deze beslissing
is na de zitting schriftelijk uitgewerkt en aan partijen verstuurd.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en dat zij in strijd heeft
gehandeld met gedragsregels 1, 3, 6, 7 ,8 en 20. De rechter is door de ex-echtgenote
en verweerster op het verkeerde been gezet. Meer concreet verwijt klager verweerster
het volgende:
a) verweerster heeft zich in het verzoekschrift van 28 augustus 2023 onnodig grievend
over klager uitgelaten. Het gaat klager daarbij specifiek om de volgende zin: ‘De
vrouw is na jaren van mishandeling door de politie uit de echtelijke woning gehaald.’
b) verweerster heeft de rechtbank in het verzoekschrift van 28 augustus 2023 en
tijdens de zitting van 16 oktober 2023 onjuist geïnformeerd en verweerster heeft de
Raad voor Rechtsbijstand (hierna: RvR) onjuiste informatie verstrekt. Zo heeft verweerster
onjuiste feiten naar voren gebracht over verschillende incidenten gedurende de relatie
tussen klager en zijn ex-echtgenote, waaronder vermeende mishandelingen. Ook heeft
verweerster de verkeerde datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking
gegeven en heeft zij ten onrechte geschreven dat haar cliënte volledig is afgekeurd
en een uitkering ontvangt. Verder heeft verweerster in haar verzoekschrift de gang
van zaken rondom de overgang van de crèche naar de school en de inschrijving van de
dochter op de school verkeerd althans onvolledig in het verzoekschrift vermeld. Hiermee
heeft verweerster gesuggereerd dat het proces voor de overgang naar de school al vergevorderd
was, terwijl dat feitelijk niet zo was. Door het poneren van deze onjuiste feiten
heeft verweerster de oordeelsvorming van de rechter beïnvloed;
c) verweerster heeft ten onrechte een toevoeging voor de ex-echtgenote aangevraagd;
d) verweerster heeft de privacy van klager geschonden door zonder zijn toestemming
allerlei producties aan de rechtbank en de deken te sturen. Volgens klager schaadt
verweerster hiermee onnodig en opnieuw zijn goede naam en eer, waardoor zij niet bijdraagt
aan de kwaliteit en integriteit van de beroepsgroep en in strijd handelt met gerechtvaardigde
belangen van klager.
2.2 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en
stukken van klager ingaan.
3 VERWEER
3.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens verweerster heeft zij geen informatie in het
verzoekschrift opgenomen waarvan zij wist of behoorde te weten dat die niet juist
was. In dat verband voert verweerster aan dat zij zich bij het opstellen van het verzoekschrift
heeft gebaseerd op verklaringen en rapporten van Veilig Thuis, het ziekenhuis, de
verloskundigenpraktijk, de psycholoog van haar cliënte en van buren. Ook verwijst
verweerster hierbij naar de door haar overgelegde processen-verbaal van aangifte bij
de politie.
Verder voert verweerster aan dat zij voor haar cliënte terecht een toevoeging heeft
aangevraagd en verkregen, omdat het inkomen van haar cliënte in het peiljaar onder
de inkomensgrens lag. Daar voegt verweerster aan toe dat het inkomen van klager niet
meetelt bij het aanvragen van een toevoeging in echtscheidingskwesties. Van medewerking
aan misbruik van gemeenschapsgeld is volgens verweerster geen sprake.
Tot slot voert verweerster aan dat er geen sprake is van het opzettelijk verzwijgen
van feiten. Volgens verweerster heeft zij alle relevante correspondentie aan de rechtbank
en de deken heeft overgelegd en vanzelfsprekend niet alle tussen partijen gevoerde
correspondentie. Daarbij wijst verweerster erop dat alleen partijen, hun advocaten
en de rechter de processtukken zien en dat hier vertrouwelijk mee wordt omgegaan.
3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht gaat in alle onderdelen over verweerster als advocaat van de wederpartij
van klager. Deze advocaat heeft een grote mate van vrijheid om de belangen van haar
cliënte te behartigen op een wijze die haar, in overleg met haar cliënte, goeddunkt.
Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat
a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan zij
weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c)
(anderszins) bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van de
wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder
dat de advocaat de belangen van haar cliënte moet behartigen op grond van het feitenmateriaal
dat haar cliënte haar verschaft, en dat zij in het algemeen mag afgaan op de juistheid
daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar
cliënte wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel
dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden
van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot
enig noemenswaardig voordeel van haar cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de
wederpartij toebrengen.
In familiekwesties moet de advocaat daarnaast waken voor onnodige polarisatie tussen
de partijen. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht,
juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, waaronder
vooral belangen van (minderjarige) kinderen.
4.2 Bij de beoordeling van de klachtonderdelen betrekt de raad de in artikel 46
Advocatenwet omschreven normen, waaronder ook de kernwaarden die in artikel 10a Advocatenwet
zijn uitgewerkt. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels
kunnen als invulling van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm
wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af
van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond
4.3 De voorzitter is op grond van het klachtdossier van oordeel dat verweerster
niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Verder heeft verweerster in het licht van de informatie die zij ter beschikking had
met de door haar gekozen bewoordingen de grenzen van de vrijheid die zij als advocaat
van de wederpartij in een familierechtkwestie niet overschreden. De omstandigheid
dat klager zich door de zin ‘De vrouw is na jaren van mishandeling door de politie
uit de echtelijke woning gehaald.’ gegriefd voelt, betekent niet dat sprake is van
een onnodig grievende uitlating die tot klachtwaardig handelen van verweerster leidt.
Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen b) en c) zijn kennelijk ongegrond
4.4 De voorzitter is op grond van het klachtdossier van oordeel dat verweerster
geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster heeft toegelicht dat
zij bij het opstellen van het verzoekschrift is uitgegaan van de informatie die zij
van haar cliënte had ontvangen, waaronder diverse processen-verbaal en verklaringen
van deskundigen, zoals het ziekenhuis en de psycholoog van haar cliënte, en dat zij
daarop haar uitlatingen in het verzoekschrift heeft gebaseerd. De voorzitter is van
oordeel dat verweerster van de juistheid van deze informatie heeft mogen uitgaan en
dat zij haar uitlatingen daarop heeft mogen baseren. Het is niet gebleken dat verweerster
feiten heeft aangevoerd waarvan kan worden vastgesteld dat zij wist of redelijkerwijs
had moeten weten dat die niet juist waren. Hetgeen klager hiertoe aanvoert, is onvoldoende
om die conclusie te rechtvaardigen. Daarbij merkt de voorzitter nog op dat het inherent
is aan een procedure als deze dat de standpunten van partijen uiteen liggen en een
advocaat als partijdig belangenbehartiger standpunten naar voren brengt die de andere
partij anders ziet. Daarom is in een gerechtelijke procedure altijd sprake van hoor
en wederhoor en ook in deze procedure is klager in de gelegenheid geweest om in zijn
verweer tegen het verzoekschrift inhoudelijk op de bewoordingen van verweerster in
te gaan. Daarbij merkt de voorzitter op dat klager in de procedure bovendien door
een advocaat is bijgestaan en uit de door klager overgelegde schriftelijke uitwerking
van de mondelinge beslissing van 16 oktober 2023 blijkt dat de rechtbank, behalve
van het verzoekschrift ook kennis heeft genomen van het verweerschrift van klager
en bij zijn oordeelvorming dus niet alleen is afgegaan op de informatie die verweerster
in het verzoekschrift heeft vermeld.
4.5 Verder is de voorzitter van oordeel dat verweerster ook ten aanzien van de
aanvraag van een toevoeging bij de RvR geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Het stond
verweerster vrij om een toevoeging voor haar cliënte aan te vragen. De RvR bepaalt
vervolgens onafhankelijk van verweerster of iemand voor een toevoeging in aanmerking
komt en beoordeelt dit aan de hand van gegevens van de belastingdienst. Verweerster
staat hier buiten. Klachtonderdelen b) en c) zijn kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.6 De voorzitter is op grond van het klachtdossier van oordeel dat verweerster
tot slot evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door diverse producties
met gegevens/informatie over klager aan de rechtbank en de deken te sturen. Een gerechtelijke
procedure als onderhavige brengt met zich dat mogelijk producties worden ingebracht
waar een wederpartij geen prijs op stelt. Ook dan kan de wederpartij zich in de procedure
hiertegen verweren. De rechtbank behandelt familierechtzaken achter gesloten deuren.
Derden nemen hierdoor geen kennis van de stukken en wat daarover op de zitting wordt
besproken. Daarbij merkt de voorzitter op dat de rechtbank bovendien processtukken
vertrouwelijk behandelt en dat advocaten een geheimhoudingsplicht hebben. Verder geldt
in een klachtprocedure dat een advocaat zich moet kunnen verweren tegen een ingediende
klacht. Indien het daarbij nodig is om bepaalde producties in te dienen, staat dat
een advocaat vrij. Klachtonderdeel d) is ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in
alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2024.