ECLI:NL:TADRSGR:2024:124 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-333/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:124 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-06-2024 |
Datum publicatie: | 26-06-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-333/DH/RO |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Het stond verweerster vrij om namens de verhuurder een tegenvordering in te stellen en om die met overlastmeldingen te onderbouwen. Het feit dat de kantonrechter de tegenvordering van de verhuurder heeft afgewezen, betekent niet dat verweerster die vordering niet heeft mogen instellen. Ook heeft verweerster af mogen gaan op de juistheid van de informatie die zij van de verhuurder had ontvangen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 26 juni 2024 in de zaak 24-333/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Rotterdam (hierna: de deken) van 7 mei 2024 met kenmerk R 2024/47 - A 2024/039, door
de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde
bijlagen 1 tot en met 15.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft een geschil met zijn verhuurder over overlastmeldingen van en
over zijn buren.
1.2 In 2023 is klager een procedure bij de kantonrechter in Den Haag gestart tegen
zijn verhuurder, omdat de verhuurder niet wilde optreden tegen meldingen van klager
over geluidsoverlast van zijn bovenburen. In deze procedure heeft verweerster de
verhuurder bijgestaan.
1.3 Op 14 augustus 2023 heeft klager de verhuurder gedagvaard voor de kantonrechter
in Den Haag.
1.4 Op 18 augustus 2023 heeft verweerster namens de verhuurder gereageerd op de
dagvaarding. Daarin kondigt verweerster aan dat zij namens de verhuurder een tegenvordering
zal indienen met daarin een verbod voor klager om nog langer te klagen over overlast
van de bovenburen, een verbod om de bovenburen lastig te vallen en te filmen en een
verbod om brieven te schrijven langer dan twee A4’tjes.
1.5 Op 21 augustus 2023 heeft de verhuurder klager bij brief gevraagd om te stoppen
met het maken van opnames van buren zonder hun toestemming en het verspreiden van
roddels. In deze brief is ook vermeld dat de dagvaarding van 14 augustus 2023 in behandeling
is bij de afdeling juridische zaken.
1.6 Op 3 oktober 2023 heeft verweerster klager bericht dat de verhuurder klachten
blijft ontvangen over door klager veroorzaakte overlast. Verweerster heeft klager
verzocht en gesommeerd om alle overlast gevende activiteiten tegen zijn buren te staken
en om op te houden met het afluisteren van zijn buren met geluidsapparatuur.
1.7 Bij vonnis van 9 januari 2024 heeft de kantonrechter in Den Haag de vordering
van klager en de tegenvordering van de verhuurder afgewezen.
1.8 Op 14 februari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Volgens klager overtreedt
verweerster op ernstige wijze de gedragsregels. In dat kader verwijt klager verweerster
het volgende:
a) verweerster heeft in de procedure bij de kantonrechter volstrekt ten onrechte
geconcludeerd dat geen sprake is van structurele ernstige en/of objectieve overlast
van de bovenburen van klager;
b) verweerster wist of had moeten weten dat de reconventionele vordering van haar
cliënte op drijfzand was gebaseerd. Hierdoor heeft verweerster zich extreem onbetamelijk
gedragen ten opzichte van klager;
c) verweerster heeft in haar brief gesteld dat ook de buren van klager over klager
hebben geklaagd en dat klager hen lastig valt zonder dat verweerster precies aangeeft
wie er geklaagd heeft, waarover en wanneer;
d) verweerster heeft klager ten onrechte weggezet als leugenaar;
e) verweerster heeft in haar conclusie van antwoord tevens eis in reconventie gebruikgemaakt
van een rapportage van de politie Zoetermeer van 17 augustus 2023 die de politie uit
oogpunt van klagers privacy nooit aan verweerster had mogen verstrekken;
f) verweerster heeft verzuimd erop toe te zien dat de aan de verhuurder verstuurde
meldingen van overlast van het benodigde bewijs waren voorzien;
g) verweerster wist, althans had moeten weten, dat zij de 27 overlastmeldingen
zonder het voor overlast benodigde bewijs van de verhuurder nooit aan de rechter had
mogen voorleggen;
h) verweerster voldoet niet aan de kernwaarden deskundigheid en integriteit als
bedoeld in artikel 10 a lid 1 onder c en d Advocatenwet. Door haar extreme vooringenomenheid
is verweerster ongeschikt om nog langer als advocaat op te treden.
2.2 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en
stukken van klager ingaan.
3 VERWEER
3.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij in strijd heeft
gehandeld met artikel 10a lid 1 sub c en d Advocatenwet en de gedragsregels. In dat
verband voert verweerster aan dat zij namens haar cliënte gedegen verweer heeft gevoerd
en een eis in reconventie heeft ingesteld in een poging de vele klachten en procedures
van klager (en de kosten die daarmee gepaard gaan) voor cliënte te beperken. Van grievende
uitlatingen of het overhandigen van een illegaal rapport is volgens verweerster geen
sprake. Verweerster wijst erop dat wanneer klager zich niet bij de inhoud van het
vonnis van de kantonrechter kan neerleggen, hij hoger beroep kan instellen. Tot slot
voert verweerster aan dat deze klachtprocedure zich niet leent voor een inhoudelijke
behandeling van het geschil tussen haar cliënte en klager.
3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht gaat in alle onderdelen over de advocaat van de wederpartij van klager.
Deze advocaat heeft een grote mate van vrijheid om de belangen van haar cliënte te
behartigen op een wijze die haar, in overleg met haar cliënte, goeddunkt. Deze vrijheid
is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig
grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan zij weet of redelijkerwijs
kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn, dan wel c) (anderszins) bij de behartiging
van de belangen van haar cliënte de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig
schaadt zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van
haar cliënte moet behartigen op grond van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar
verschaft, en dat zij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts
in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar
cliënte wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel
dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden
van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot
enig noemenswaardig voordeel van haar cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de
wederpartij toebrengen.
4.2 Bij de beoordeling van de klachtonderdelen betrekt de raad de in artikel 46
Advocatenwet omschreven normen, waaronder ook de kernwaarden die in artikel 10a Advocatenwet
zijn uitgewerkt. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels
kunnen als invulling van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde betamelijkheidsnorm
wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af
van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdelen a), b), c), e), f) en g) zijn kennelijk ongegrond
4.3 Klachtonderdelen a), b), c), e), f) en g) gaan in de kern over de werkzaamheden
die verweerster namens haar cliënte, de verhuurder, heeft verricht voorafgaand aan
en tijdens de procedure bij de kantonrechter. De voorzitter zal deze klachtonderdelen
daarom gezamenlijk beoordelen.
4.4 De voorzitter is van oordeel dat verweerster als advocaat van de verhuurder
geen enkel tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster heeft in de brieven
die zij namens de verhuurder aan klager heeft verstuurd en in haar verweer tegen de
dagvaarding van klager het standpunt van haar cliënte, de verhuurder, verwoord en
dat heeft zij ook mogen doen in de door klager tegen de verhuurder gestarte procedure
bij de kantonrechter. Daarbij heeft verweerster mogen afgaan op de juistheid van informatie,
waaronder overlastmeldingen, die zij van de verhuurder had ontvangen. Van bijzondere
omstandigheden op grond waarvan verweerster deze informatie had moeten controleren
is niet gebleken. Ook heeft verweerster ter onderbouwing van het standpunt van de
verhuurder gebruik mogen maken van de rapportage van de politie waarin meldingen zijn
opgenomen over door klager veroorzaakte overlast aan zijn buren.
4.5 Verder stond het verweerster vrij om namens de verhuurder een tegenvordering
in te stellen en om die vordering met overlastmeldingen te onderbouwen. Het is aan
de kantonrechter om daarover inhoudelijk te oordelen en dat heeft de kantonrechter
in het vonnis van 9 januari 2024 ook gedaan. Het feit dat de kantonrechter de tegenvordering
van de verhuurder heeft afgewezen, betekent niet dat verweerster die vordering niet
heeft mogen instellen. Als klager het niet eens is met het vonnis van de kantonrechter
had hij hiertegen in hoger beroep kunnen gaan. Het is de voorzitter uit de stukken
niet gebleken dat klager van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Klachtonderdelen
a), b), c), e), f) en g) zijn dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond
4.6 Met klachtonderdeel d) verwijt klager verweerster dat zij hem heeft weggezet
als leugenaar. Het is de voorzitter uit de overgelegde stukken niet gebleken dat verweerster
uitlatingen heeft gedaan die in die richting wijzen. Ook van andere grievende uitlatingen
aan het adres van klager is de voorzitter niet gebleken. De omstandigheid dat verweerster
namens haar cliënte een aantal brieven aan klager heeft gestuurd en een standpunt
over de overlastmeldingen heeft ingenomen waar klager het niet mee eens is, betekent
niet dat verweerster klager daarmee heeft weggezet als leugenaar. Er is simpelweg
sprake van tegenstrijdige opvattingen en een verschillende perceptie van gebeurtenissen,
zoals dat in een procedure bij de civiele rechter gebruikelijk is. Het is aan deze
civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om uiteindelijk over de (on)juistheid
van de standpunten van partijen te oordelen, hetgeen in de procedure tussen klager
en de verhuurder ook is gebeurd. Klachtonderdeel d) is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel h) is kennelijk ongegrond
4.7 Met klachtonderdeel h) verwijt klager verweerster dat zij onvoldoende deskundig
en integer is en dat zij zich onprofessioneel heeft gedragen. Daarvan is naar het
oordeel van de voorzitter echter in het geheel niet gebleken. Uit de stukken leidt
de voorzitter af dat klager verweerster dit verwijt vooral maakt, omdat zij volgens
hem extreem vooringenomen is. In dat verband wijst de voorzitter erop dat verweerster
als advocaat van de wederpartij van klager juist partijdig moet zijn en in dat opzicht
veel vrijheid heeft in de wijze waarop zij haar cliënte bijstaat. De omstandigheid
dat klager de rol van verweerster ervaart als vooringenomenheid van verweerster, betekent
niet dat verweerster op enigerlei wijze klachtwaardig heeft gehandeld. Klachtonderdeel
h) is dan ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in
alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan
door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op
26 juni 2024.