ECLI:NL:TADRSGR:2023:84 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-898/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:84
Datum uitspraak: 01-05-2023
Datum publicatie: 03-05-2023
Zaaknummer(s): 22-898/DH/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over de kwaliteit van dienstverlening in alle onderdelen ongegrond. Verweerder heeft klaagster niet steeds uit eigen beweging direct geïnformeerd, maar de voortgang van de zaak is daardoor niet geschaad en evenmin is gebleken dat klaagster daardoor in haar belangen in geschaad. De stukken rechtvaardigen niet de conclusie dat verweerder stil heeft gezeten of klaagster aan het lijntje heeft gehouden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 mei 2023 in de zaak 22-898/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 22 april 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht over verweerder ingediend.
1.2    Op 17 november 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K115 2022 ia/ak van de deken ontvangen.  
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 maart 2023. Daarbij was verweerder aanwezig. Klaagster is correct opgeroepen, maar niet verschenen.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 6 (procedureel).

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klaagster is verzekerde onder een bij Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelende onder de naam Interpolis, afgesloten rechtsbijstandverzekering. Op deze rechtsbijstandverzekering zijn onder meer van toepassing de Rechtsbijstandverzekering Voorwaarden Algemeen en Basis LEX-RV-57-191 en Rechtsbijstandverzekering Consument en Wonen LEX-RV-55-191. 
2.3    In de Rechtsbijstandverzekering Voorwaarden Algemeen is onder meer bepaald:
“9 Wat is verzekerd?
Rechtsbijstand.
•    Bij een juridisch geschil.
•    Bij een dreigend juridisch geschil.
•    Alleen zolang er een redelijke kans op succes is.
•    Door juristen van de Stichting Achmea Rechtsbijstand.
–    Achmea Rechtsbijstand is een onafhankelijke stichting.
–    Soms schakelt Achmea Rechtsbijstand een juridisch deskundige uit het eigen netwerk in.
–    Deze rechtsbijstand is onbeperkt verzekerd.
13 Wat verwacht Achmea Rechtsbijstand van een verzekerde bij een geschil?
De verzekerde werkt mee om het geschil te regelen.
•    Informatie geven over de gebeurtenis die de oorzaak is van het geschil.
14 Wat doet een verzekerde als Achmea Rechtsbijstand om extra informatie vraagt?
•    De verzekerde stuurt een verklaring met uitleg over hoe het geschil ontstond.
•    De verzekerde stuurt alle documenten over het geschil, de oorzaak en de gevolgen.
•    De verzekerde onderbouwt zijn stelling met een deskundigenrapport.
–    De verzekerde betaalt deze kosten zelf.
–    Achmea Rechtsbijstand betaalt de kosten achteraf.
-    Alleen als het rapport zijn stelling onderbouwt.
Alleen de redelijke kosten.”
2.4    Achmea Schadeverzekeringen N.V. heeft de uitvoering van de rechtsbijstandverzekering overgedragen aan Stichting Achmea Rechtsbijstand (SAR).
2.5    Op 30 december 2020 heeft klaagster aan SAR gemeld dat zij de behandelend artsen (werkzaam bij de ziekenhuizen Z. en M.) van wijlen haar vader aansprakelijk wil stellen omdat zij meent dat deze artsen (medische) fouten hebben gemaakt. SAR heeft een dossier aangelegd onder nummer R219400880.
2.6    Op 31 december 2020 heeft verweerder, die als advocaat in loondienst bij SAR werkzaam is, het dossier in behandeling genomen. Verweerder heeft op 31 december 2020, 5 januari 2021 en 12 januari 2021 telefonisch overleg met klaagster gehad.
2.7    Bij brief van 26 januari 2021 heeft verweerder aan klaagster uiteengezet dat een arts niet altijd aansprakelijk is, dat SAR haar medisch adviseur een vrijblijvend vooronderzoek zal laten verrichten naar de haalbaarheid van de melding van klaagster, dat de vraag of SAR het dossier verder behandelt afhangt van de uitkomst van dit vooronderzoek, dat klaagster op eigen kosten een medisch deskundigenbericht kan laten uitbrengen en dat na ontvangst van het medisch advies wordt besloten of SAR het dossier verder kan behandelen. Tevens heeft verweerder er in deze brief op gewezen dat het vaak lang duurt voordat alle medische informatie binnen is. 
2.8    Op 5 februari 2021 heeft verweerder aan de medisch adviseur van SAR gevraagd om een vooronderzoek te doen. De medisch adviseur van SAR heeft medische gegevens opgevraagd bij de ziekenhuizen waar de behandelend artsen werkzaam waren. Ziekenhuis M. liet via haar advocaat weten dat en waarom geen medische informatie werd verstrekt. Ziekenhuis Z. heeft medische informatie verstrekt.
2.9    Op 28 juli 2021 heeft verweerder aan klaagster laten weten dat ziekenhuis M. geen medische informatie wilde verstrekken en dat de medisch adviseur van SAR op grond van de van ziekenhuis Z. ontvangen medische gegevens heeft geconcludeerd dat niet is komen vast te staan dat er medische fouten zijn gemaakt.
2.10    Op 29 juli 2021 heeft verweerder het standpunt van de medisch adviseur van SAR met klaagster besproken. Klaagster heeft te kennen gegeven dat zij nader onderzoek wenste naar de vraag of een specifieke behandeling te laat is gestart en of dat een medische fout betrof.
2.11    Op 30 juli 2021 heeft verweerder de medisch adviseur van SAR gevraagd om ter zake een nader vooronderzoek te doen.
2.12    Op 11 februari 2022 heeft de medisch adviseur van SAR geconcludeerd dat op basis van de medische stukken geen duidelijke aanwijzingen te vinden waren voor een medische fout in het behandeltraject.
2.13    Op 22 maart 2022 heeft verweerder klaagster van het door hem ontvangen nader medisch advies op de hoogte gebracht. Hij schreef daarbij aan klaagster - voor zover van belang - het volgende:
“Bijgaand treft u het vervolg advies van onze medisch adviseur aan n.a.v. het bijgesloten bericht van ziekenhuis Z. dat de complete medische verslaggeving reeds (in mei 2021) is toegezonden en er aldus geen aanvullende medische informatie ter nadere beoordeling kan worden toegezonden.
In feite handhaaft onze medisch adviseur haar conclusie - uit het eerste medisch advies van 27-07-2021 op basis van de medische informatie die is verstrekt - dat de wederpartij niet verwijtbaar onzorgvuldig is gehandeld.
Om die reden kan ik de wederpartij niet met succes aansprakelijk stellen en zal ik tot sluiting van dit dossier moeten overgaan.
Mocht u nog een nadere telefonische toelichting van mij wensen dan kan dat volgende week (13). Graag ontvang ik dan van u een tijdige e-mail met uw voorkeur voor een bepaalde dag en tijdstip (dat ik u volgende week bel).”
2.14    Op 23 maart 2022 heeft klaagster bij SAR een klacht over verweerder ingediend. Deze klacht hield in dat klaagster het er niet mee eens was dat: 
a) zij steeds zelf aan verweerder moest vragen of er ontwikkelingen waren en dat verweerder haar niet uit eigen beweging heeft geïnformeerd, 
b) verweerder haar gedurende 14 maanden geen inzicht of duidelijkheid heeft gegeven en haar aan het lijntje heeft gehouden en 
c) zij geen rechtsbijstand meer kreeg.
2.15    Bij beslissing van 21 juli 2022 heeft de klachtenfunctionaris van SAR klachtonderdeel a) gegrond en de klachtonderdelen b) en c) ongegrond verklaard. 

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder dat hij: 
a)    haar niet uit eigen beweging heeft geïnformeerd en zij steeds zelf aan hem moest vragen of er ontwikkelingen waren;
b)    haar gedurende veertien maanden aan het lijntje heeft gehouden en haar tijd heeft verspild;
c)    haar zaak heeft afgesloten zonder haar daar eerder over te informeren of dit met haar te bespreken.

4    VERWEER 
4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
5.1    De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 van de Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de door klaagster aan verweerder gemaakte verwijten beoordelen aan de hand van deze maatstaf.
Klachtonderdeel a)
5.2    Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat verweerder de zaak voortvarend heeft opgepakt en klaagster geregeld uit eigen beweging over de voortgang van de zaak heeft geïnformeerd. Daaruit blijkt echter ook, dat klaagster op een aantal momenten zelf bij verweerder heeft moeten vragen om informatie die al geruime tijd in zijn bezit was, maar door hem nog niet uit eigen beweging met haar was gedeeld. Dat geldt bijvoorbeeld voor het nadere medisch advies d.d. 11 februari 2022 dat door verweerder pas op 22 maart 2022 aan klaagster is gezonden. De voortgang van de zaak is door deze handelwijze van verweerder blijkens de stukken echter niet vertraagd, terwijl evenmin is gebleken is dat klaagster door het verlate delen van informatie in haar belangen is geschaad. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is naar het oordeel van de raad dan ook geen sprake en dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.3    Naar het oordeel van de raad rechtvaardigen de stukken in het dossier niet de conclusie dat verweerder gedurende veertien maanden stil heeft gezeten en/of klaagster aan het lijntje heeft gehouden. Verweerder heeft de zaak voortvarend opgepakt en het nodige verricht om de benodigde medische informatie te vergaren. Juist daardoor is met de behandeling van een letselschadezaak vaak geruime tijd gemoeid. Voor het verkrijgen van het medisch advies was verweerder afhankelijk van de bereidheid en snelheid van de medisch adviseur die op zijn/haar beurt weer afhankelijk was van de medewerking van de betrokken ziekenhuizen en artsen. Dat daarin vertraging is ontstaan, kan verweerder niet worden aangerekend. Hij heeft er klaagster bij de aanvang van het dossier ook op gewezen dat het lang kon duren voor alle benodigde informatie binnen zou zijn en haar daarom op de mogelijkheid gewezen om zelf op eigen kosten een onderzoek te laten verrichten. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond. 
Klachtonderdeel c)
5.4    Ook dit verwijt acht de raad ongegrond. In zijn brief van 26 januari 2021 heeft verweerder klaagster erop gewezen dat wanneer er volgens de medisch adviseur niet of niet voldoende vast komt te staan dat sprake is van medisch verwijtbaar handelen, de zaak zal worden gesloten en er op grond van de polisvoorwaarden dan ook geen dekking is onder de rechtsbijstandverzekering. Verweerder heeft in lijn hiermee gehandeld. 
Conclusie
5.5    Gelet op het voorgaande zal de raad de klacht ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht ongegrond. 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en D.G.M. van den Hoogen, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2023.