ECLI:NL:TADRSGR:2023:76 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-976/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:76
Datum uitspraak: 17-04-2023
Datum publicatie: 03-05-2023
Zaaknummer(s): 22-976/DH/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over de kwaliteit van dienstverlening. Verweerster is in velerlei opzichten ernstig tekortgeschoten jegens klager, onder meer door onbereikbaarheid, haast en gebrek aan voorbereidingsmogelijkheden. Er is sprake van een opeenstapeling van (communicatieve) fouten en nalatigheden. Dertien weken schorsing voorwaardelijk.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 17 april 2023 in de zaak 22-976/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 5 mei 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 7 december 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K121 2022 ia/ak van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 6 maart 2023. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. 
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4 (inhoudelijk) en 1 tot en met 9 (procedureel). 

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager is sinds 2019 verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Op 23 maart 2021 is een tussenbeschikking gewezen in de procedure bij de rechtbank. Klager heeft zich vervolgens tot verweerster gewend voor bijstand in de lopende procedure, alsmede het beroep tegen de tussenbeschikking. Klagers voormalige advocaat heeft zich op 8 april 2021 aan de zaak onttrokken.
2.3    Op 31 maart en 7 april 2021 heeft verweerster toevoegingen aangevraagd. Deze zijn op respectievelijk 5 en 13 april 2021 toegekend, beide met een door klager te betalen eigen bijdrage van € 848,-. Klager heeft de eigen bijdragen op 12 april 2021 aan verweerster betaald.
2.4    Op 10 juni 2021 heeft klager in een e-mail aan verweerster onder meer geschreven:
“Ik heb u in de afgelopen 6 weken 7x proberen te bellen. De boodschap wordt dan aan u doorgegeven en er wordt gezegd dat u terugbelt. Dit is tot nu toe geen enkele keer gebeurd.
Ook op mijn 3 e-mails heeft u tot nu toe niet gereageerd. (…) Ondertussen ben ik onder druk van de ots noodgedwongen in onderhandeling met tegenpartij gegaan zonder enige juridische begeleiding. 
Daarnaast is de beroepstermijn nu nog slechts 13 dagen alvorens deze verloopt. Evenwel hebben wij nog steeds geen onderhoud gehad over de precieze modaliteiten waaronder dit beroep kan worden ingediend. Ook heb ik nog geen ontwerpstukken dienaangaande van u mogen ontvangen. (…)
Wilt u aub contact met mij opnemen ik ben wanhopig aan het worden.”
2.5    Op 14 juni 2021 heeft klager een e-mail gestuurd naar het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: het ordebureau):
“Ik heb [verweerster] gecontacteerd begin april dit jaar. (…) ik besloot om met haar mijn lopende rechtszaak en beroep te doen. (…) heb ik met [verweerster] afgesproken om op toevoeging te werken. Zij heeft mij een opdrachtbevestiging gestuurd voor de lopende zaak en het beroep van ongeveer 2x 800 euro. Hierna heb ik haar nog 2x gesproken per telefoon. 
Ongeveer 1.5 mnd geleden heb ik haar nogmaals gebeld. Zij was niet bereikbaar en de receptioniste vertelde mij dat [verweerster] mij zou terugbellen. Dit is niet gebeurd. Sindsdien heb ik tot 5 dagen geleden nog 6x gebeld waarbij mij telkens opnieuw verteld dat [verweerster] zou terugbellen. (…) Daarnaast heb ik haar in dezelfde periode dat ik haar probeerde te bellen ook nog 4x een email verstuurd met verzoek tot contact en met juridische vragen (…). Ook hierop heb ik nog geen enkele reactie gehad.  
Mijn beroepstermijn eindigt over 9 dagen en tot op heden heb ik geen idee of [verweerster] mijn beroep nog gaat indienen. Ik heb zelfs nog geen concept ontvangen hoe zij dit gaat indienen.”
2.6    Op 15 juni 2021 heeft klager een e-mail gestuurd aan mr. K (kantoorgenoot verweerster) over de kwestie.
2.7    Op 18 juni 2021 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer geschreven:
“Ik weet dat u heel erg wacht op mij en mijn stukken. Ik ben er (nog steeds) druk mee bezig. Ik wil de boel echter niet afraffelen en vanwege extreme drukte in mijn praktijk alsook wat gezondheidsproblemen mijnerzijds heb ik er helaas nog niet in geslaagd het klaar te hebben. (…) Uiterlijk zondagavond zend ik u mijn concept hoger beroep toe.”
2.8    Op 21 juni 2021 is het beroepschrift (tijdig) ingediend
2.9    Bij brief van het gerechtshof van 3 augustus 2021 is aan verweerster bericht dat de zaak in hoger beroep op 31 augustus 2021 zal worden behandeld. 
2.10    Op 27 augustus 2021 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer geschreven dat zij net terug is van vakantie en dat aanstaande dinsdag (de raad begrijpt: 31 augustus 2021) de zitting bij het gerechtshof zal plaatsvinden.  
2.11    Klager heeft diezelfde dag gereageerd en geschreven dat hij geen stukken heeft ontvangen en ook niet op de hoogte was van de zitting.
2.12    Verweerster heeft op 30 augustus 2021 om 9.43 uur gereageerd en geschreven dat zij de stukken zal toesturen en dat klager geacht wordt bij de zitting aanwezig te zijn. Zij heeft vervolgens om 12:08 uur diezelfde dag diverse stukken aan klager gestuurd, waaronder verweerschriften en brieven van de rechtbank en het gerechtshof. Om 14:54 uur diezelfde dag vraagt klager per e-mail aan verweerster hoe laat zij wenst te bellen. Vervolgens heeft klager in een e-mail van 17:38 uur aan verweerster geschreven dat hij te laat was met opnemen, met het verzoek hem nog even te bellen. Een kwartier later heeft klager verweerster nogmaals gemaild met het verzoek hem te bellen. In die e-mail schrijft hij onder meer:
“De zitting is morgen al. Ik heb hier zoveel stress van. Ik heb geen idee wat we nu morgen gaan doen.”
2.13    Op 31 augustus 2021 om 2:04 uur schrijft klager in een e-mail aan verweerster dat hij zijn vertrouwen in haar kwijt is en dat hij op deze manier niet met haar mee kan naar de zitting. Hij noemt als redenen:
“1. Na contact met de Haagse orde [stafjurist] en [mr. K] kon ik eindelijk in contact met u komen om op het laatste moment mijn beroep ingediend te krijgen. Hierna ging ik uit van verbetering en hoopte ik dat dit slechts een incident was. Helaas bleek dit niet waar te zijn.
2. Op 27 augustus ontving ik van u een e-mail waarin u aangaf dat er de 31e zitting zou zijn. 4 dagen van te voren! Op 30 augustus ontving ik van u de stukken van de tegenpartij en de rechtbank. 1 dag voor de zitting! Dit terwijl de brief van het hof dateert van 3 augustus. Wij zouden vandaag de stukken bespreken. Eerst zou u mij smorgens bellen en toen smiddags. Uiteindelijk belde u mij rond 18.00. De telefoon ging 4x over en vervolgens verbrak u de verbinding. Ik heb u nog proberen te bellen en te mailen maar u was onbereikbaar. Morgen om 15.00 hebben wij zitting. Ik heb u nog nooit gezien amper gesproken en ik heb geen idee wat mij te wachten staat. (…)
3. Dan is er een brief van 19 augustus van de rechtbank die ik nu voor het eerst zie. 
4. Op 29 juni is er een herstelbeschikking door de rechter afgegeven. Ook deze zie ik voor het eerst. Bij punt 1.2 wordt het vlgd aangegeven. “De man heeft geen gebruik gemaakt van de 2maal geboden gelegenheid op het verzoek tot verbetering te reageren” oftewel wie zwijgt stemt toe. De rechter kent hierna aan tegenpartij het verzoek toe. Dit kost mij dus 146 euro per kind x2 kinderen is 292 euro x 12 maanden is een kleine 3600 euro! Hoe kan het zijn dat u een beschikking als deze niet doorstuurt. Hoe kan het zijn dat u hierop niet gereageerd heeft. (…)
Ik wil dat de zitting van morgen wordt geschorst. Op deze manier kunnen wij absoluut geen verweer voeren.”
2.14    Op 31 augustus 2021 is er telefonisch contact geweest tussen klager en verweerster. Het dossier bevat een geluidsopname van dit gesprek. Daarin is te horen dat klager zegt dat hij  al in bezit is van de herstelbeschikking van 29 juni 2021. Ook is te horen dat verweerster uitlegt dat bij overname van de zaak een nieuwe eigen bijdrage moet worden betaald en dat ze bereid is die voor klager te betalen. 
2.15    Diezelfde dag om 11:30 uur schrijft klager in een e-mail aan verweerster onder meer:
“Zoals zojuist telefonisch met u besproken wens ik per direct onze samenwerking op te zeggen. U hoeft dus vanmiddag NIET naar de zitting te komen. 
Ik neem later deze week nog contact met u op hoe we dit gaan afhandelen.
2.16    Verweerster heeft de ontvangst van dit laatste bericht enkele minuten later bevestigd. 
2.17    Begin september 2021 heeft klager zijn dossier opgehaald bij het kantoor van verweerster.
2.18    Op 7 oktober 2021 schrijft klager in een e-mail aan verweerster dat hij geprobeerd heeft haar te bellen, maar dat hij de voicemail krijgt. Hij vraagt haar of het nog mogelijk is die dag terug te bellen.
2.19    Bij e-mail van 8 oktober 2021 heeft mr. S, voormalig advocaat van klager, aan klager bericht dat hij geen herstelbeschikking heeft ontvangen en dat het ook hoogst ongebruikelijk zou zijn als hij eind juni/begin juli 2021 een herstelbeschikking had ontvangen omdat hij zich op 8 april 2021 aan de zaak heeft onttrokken.
2.20    Op 8 oktober 2021 heeft klager in een e-mail aan verweerster onder meer geschreven:
“Ik moet u vandaag spreken. (…) De tegenpartij heeft een beroep ingesteld op de herstel beschikking van 29 juni. (…) Ik moet u spreken omdat ik info nodig heb voor mijn mogelijk nieuwe advocaat. Ik heb tot 13 oktober om een verweerschrift in te dienen. Ik heb u gisteren 2 maal gebeld en u zou tijd hebben om mij te spreken en het is weer niet gelukt. Ook heeft u mij niet terug gebeld.” 
2.21    Op 13 oktober 2021 heeft mr. M (nieuwe advocaat van klager) in een e-mail aan verweerster geschreven dat hij heeft gezien dat de procedure bij de rechtbank nog loopt, maar dat zijn opdracht strekt tot overname van het hoger beroep. 
2.22    Op 19 oktober 2021 heeft mr. M in een e-mail aan verweerster geschreven dat hij de producties bij het beroepschrift niet heeft aangetroffen, met het verzoek deze alsnog te mogen ontvangen. Ook heeft hij nogmaals verzocht om de toevoeging met urenopgave.
2.23    Op 22 oktober 2021 heeft klager in een e-mail aan verweerster geschreven:
“Ik begrijp van [mr. M] dat u nog steeds mijn advocaat bent voor de procedure in 1e aanleg. Klopt dit?” 
2.24    Op 29 november 2021 heeft mr. M in twee e-mails aan klager geschreven dat de zaak die bij de rechtbank loopt formeel niet bij hem in behandeling is en dat hij het dossier nog niet overgedragen heeft gekregen. 
2.25    Op 29 november 2021 heeft klager vervolgens in een e-mail aan verweerster geschreven:
“Mijn nieuwe advocaat [mr. M] zou graag van u het dossier 1e aanleg ontvangen. Hij geeft aan dat hij deze niet ontvangen heeft van u. Zou u zo vriendelijk willen zijn ervoor te zorgen dat dit dossier bij hem terechtkomt?” 
2.26    Klager heeft op 21 december 2021 het ordebureau benaderd. Een dag later heeft een stafjurist van het ordebureau verweerster gevraagd om reactie, ‘gelet op het verzoek om overdracht van het dossier’.  
2.27    Op 7 en 17 januari 2022 heeft de stafjurist een rappel aan verweerster gezonden.
2.28    Op 28 januari 2022 schrijft de stafjurist in een e-mail aan klager onder meer: 
“Naar aanleiding van ons telefonisch contact heb ik op 26 januari jl. telefonisch contact opgenomen met het kantoor van [verweerster], waarbij mij is toegezegd dat [verweerster] mij die dag zou terugbellen. Echter is dit niet gebeurd. Mijn collega heeft gisteren nog driemaal verzocht telefonisch contact op te nemen, maar ook dit keer zonder resultaat. Nu [verweerster] niet reageert op verzoeken van de deken, zal de deken doen wat zij geraden acht jegens [verweerster]. (…) Het staat u uiteraard vrij om over de gang van zaken een klacht tegen [verweerster] in te dienen.”

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
a)    Verweerster is meer dan zes weken achter elkaar, zowel per telefoon als per e-mail, niet bereikbaar geweest. Ook weigerde zij de telefoon aan te nemen als de receptie klager met haar wilde doorverbinden. 
b)    Verweerster heeft pas op het allerlaatste moment hoger beroep ingesteld met als gevolg dat er geen verweer is gevoerd tegen de partneralimentatie gedurende 12 jaar.
c)    Verweerster heeft nagelaten om een verbetervonnis van de rechter in eerste aanleg (ten voordele van de tegenpartij) aan klager door te sturen. Hierdoor is de beroepstermijn verlopen en zijn de verzoeken tot verbetering toegekend. Het verbetervonnis is klager voor het eerst onder ogen gekomen in de stukken van de tegenpartij. Verweerster heeft dit vonnis dus nooit toegezonden. Op het moment dat klager de stukken onder ogen kreeg (één dag voor de zitting in hoger beroep) bleek dat hij al enkele maanden in gebreke was met betalen zonder dat hij hiervan op de hoogte was. Verweerster heeft klager drie dagen voor de zitting op de hoogte gebracht van de geplande zitting. Overleg over de zitting van 31 augustus 2021 was op 30 augustus 2021 nog steeds niet mogelijk.
d)    Verweerster heeft in een telefoongesprek aangegeven dat zij ernstig in gebreke is gebleven. Ze heeft klager toegezegd al het betaalde geld (eigen bijdrage eerste aanleg en hoger beroep) terug te betalen. Dit is tot op heden nog steeds niet gebeurd. 
e)    Verweerster heeft overname van klagers zaak door mr. M gefrustreerd door zich niet aan klagers zaak te onttrekken. Uiteindelijk heeft mr. M zich via een andere weg weten te stellen als klagers advocaat. Verweerster heeft tot op heden ook geweigerd klagers dossier in eerste aanleg over te dragen aan mr. M.

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. 
4.2    Ad klachtonderdeel a: Verweerster heeft uitgelegd dat er aanvankelijk (april 2021) veel contact was met klager, maar dat dit in de maanden daarna minder was, onder meer door medische problemen. Zij stelt dat zij van mei tot medio juni 2021 soms slechter bereikbaar was, maar zij betwist zes weken onbereikbaar te zijn geweest. 
4.3    Ad klachtonderdeel b: Op 20 juni 2021 is een zeer lijvig en goed onderbouwd stuk opgesteld, dat op 21 juni 2021 uitgebreid met klager is besproken, aangepast en tijdig is ingediend. Verweerster stelt dat er geen schriftelijk verweer is gevoerd tegen de 12 jaar partneralimentatie, omdat dit nimmer besproken is en omdat dit een kansloos verzoek was geweest.
4.4    Ad klachtonderdeel c: Het verbetervonnis heeft verweerster nimmer bereikt. Het is verweerster pas ter kennis gekomen op 27 augustus 2021 als productie van de wederpartij. Verweerster heeft klager direct na haar vakantie op de hoogte gesteld van de aanstaande zitting. Zij had met haar kantoor afgesproken dat alle stukken werden gescand en per e-mail zouden worden doorgestuurd. De brief van het gerechtshof van 3 augustus 2021 over de aanstaande zitting is niet aan haar doorgestuurd. Verweerster vindt het allemaal heel vervelend, maar betwist dat zij ernstig in gebreke is geweest. Zij stelt dat zij vervolgens alles in het werk heeft gesteld. 
4.5    Ad klachtonderdeel d: Verweerster betwist onder de gegeven omstandigheden gehouden te zijn tot enige terugbetaling nu bij overname van de toevoeging geen nieuwe eigen bijdrage is verschuldigd.
4.6    Ad klachtonderdeel e: Verweerster stelt dat het niet de afspraak was dat de stukken zouden worden doorgestuurd aan de nieuwe advocaat. Klager heeft zijn dossier opgehaald op kantoor. Ook was niet duidelijk wie klagers nieuwe advocaat zou worden. Verweerster heeft nooit het verzoek gehad om zich te onttrekken: zij ging er vanuit dat zij inmiddels in beide procedures aan de zaak was onttrokken.
4.7     De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
Toetsingskader
5.1    Voorop staat dat de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang toetst. De tuchtrechter houdt daarbij rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Die vrijheid en die keuzes zijn niet onbegrensd, maar worden beperkt door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld. Die eisen brengen met zich dat het werk van de advocaat dient te voldoen aan hetgeen binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt dat de advocaat handelt met de zorgvuldigheid die in de gegeven omstandigheden van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Deze maatstaf brengt mee dat de tuchtrechter bij een klacht over de door de advocaat geleverde kwaliteit een eigen oordeel vormt.
5.2    De raad overweegt verder dat een advocaat als opdrachtnemer de regie behoort te voeren in een zaak. Dat brengt mee dat van de advocaat verwacht mag worden dat hij initiatief neemt om de zaak voortvarend op te pakken, een processtrategie met de cliënt bespreekt en de bijbehorende proces- en financiële risico’s duidelijk onder de aandacht van de cliënt brengt. Als er ontwikkelingen zijn of in het geval van problemen die tot vertraging leiden, voert de advocaat daarover overleg met zijn cliënt. Verder komt een advocaat gemaakte afspraken met de cliënt na en zorgt voor voldoende bereikbaarheid voor de cliënt. 
Klachtonderdeel a)
5.3    Uit het klachtdossier en de door partijen ingenomen standpunten leidt de raad af dat het contact tussen klager en verweerster in april 2021 naar tevredenheid was, maar dat er in de maanden daarna (mei en eerste helft juni) weinig tot geen contact was. Verweerster heeft erkend dat zij in die maanden minder goed bereikbaar was, maar heeft betwist dat zij zes weken onbereikbaar is geweest. De raad leidt uit klagers e-mails van 10 juni 2021 (aan verweerster) en 14 juni 2021 (aan het ordebureau) echter af dat verweerster in de periode mei tot en met half juni niet of in ieder geval onvoldoende bereikbaar is geweest voor klager. Uit die e-mails blijkt immers dat klager meermaals heeft geprobeerd contact te leggen met verweerster, zowel per e-mail als telefonisch, maar daar niet in is geslaagd en uiteindelijk contact heeft gezocht met het ordebureau om de kwestie daar aan te kaarten. Naar het oordeel van de raad staat daarmee vast dat verweerster gedurende een periode van meer dan zes weken niet bereikbaar is geweest voor klager. Dat dit (mede) het gevolg is van medische problemen bij verweerster is heel vervelend voor haar, maar het is verweersters verantwoordelijkheid om voor vervanging of waarneming te zorgen als zij zelf niet of niet voldoende in staat is haar praktijk te voeren. Dat zij niet afdoende voor vervanging heeft gezorgd, komt voor haar rekening en risico. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.4    Uit het klachtdossier blijkt dat verweerster uiteindelijk op 18 juni 2021 een e-mail heeft gestuurd aan klager met de mededeling dat zij er door verschillende redenen nog niet in geslaagd is het beroepschrift klaar te hebben en dat zij het concept uiterlijk zondagavond (20 juni 2021) aan klager zal sturen. Verweerster stelt dat zij op 20 juni 2021 een zeer lijvig en goed onderbouwd stuk heeft opgesteld, welk stuk op 21 juni 2021 is besproken, aangepast en tijdig ingediend. Daarmee staat naar het oordeel van de raad vast dat verweerster tot het laatste moment heeft gewacht met het opstellen van het beroepschrift, terwijl zij al eind maart/begin april 2021 door klager is benaderd en zij ook de opdracht heeft geaccepteerd. Verweerster had bijna 2,5 maand om het beroepschrift op te stellen, maar het heeft – kennelijk door omstandigheden –  tot 20 juni 2021 geduurd voordat zij een eerste concept daarvoor gereed had. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster de zaak onvoldoende voortvarend opgepakt en had zij klager in ieder geval van de opgelopen vertraging bij het opstellen van een eerste concept beroepschrift eerder op de hoogte moeten stellen. Daarvan kan haar een verwijt worden gemaakt.
5.5    Klager stelt dat als gevolg hiervan geen verweer is gevoerd tegen de partneralimentatie gedurende 12 jaar. De raad kan niet vaststellen hoe een en ander rondom het beroepschrift precies is verlopen, nu stukken hierover ontbreken. Duidelijk is dat hier een misverstand over is ontstaan: klager wilde dat hier verweer tegen werd gevoerd, maar dat is niet gebeurd. De raad verwijst naar gedragsregel 16 waarin is opgenomen dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil dient de advocaat belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Het ontstane misverstand komt naar het oordeel van de raad voor rekening en risico van verweerster. Niet is gebleken dat verweerster het punt van de partneralimentatie expliciet met klager heeft besproken, nu niet blijkt dat (eventueel) door haar gemaakte afspraken schriftelijk zijn vastgelegd. Dit alles komt voor rekening van verweerster. Naar het oordeel van de raad heeft zij op dit punt onbetamelijk gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.  
Klachtonderdeel c)
5.6    Vaststaat dat de herstelbeschikking van 29 juni 2021 voor het eerst aan klager is toegestuurd op 30 augustus 2021 met de stukken voor de zitting van 31 augustus 2021. Verweerster stelt de herstelbeschikking nooit te hebben ontvangen. Zij was echter sinds april 2021 klagers advocaat en de verzoeken om een reactie alsmede de beschikking moeten haar zijn toegezonden, mede gelet op de e-mail van klagers voormalig advocaat waaruit blijkt dat de beschikking niet naar die advocaat is gezonden. Duidelijk is ook dat het bij het kantoor waar verweerster werkzaam was vaker mis is gegaan met het doorsturen van stukken aan verweerster. Het kan dan ook niet, anders dan dat de verzoeken om een reactie inzake het herstellen van de beschikking en de herstelbeschikking zelf door de rechtbank naar verweerster zijn gestuurd en dat het vervolgens mis is gegaan. Ook dit komt voor rekening en risico van verweerster. Gevolg hiervan is dat namens klager niet is gereageerd op de verzoeken van de wederpartij en dat klager, op het moment dat hij kennis nam van de herstelbeschikking, al enkele maanden in gebreke was met betalen van de kinderalimentatie zonder dat hij daarvan op de hoogte was. Dit valt verweerster aan te rekenen. Het verwijt is dan ook gegrond.  
5.7    Verder staat vast dat verweerster klager pas op 27 augustus 2021 op de hoogte heeft gesteld van de aanstaande zitting op 31 augustus 2021. Dit terwijl de oproep voor de zitting bij brief van 3 augustus 2021 was gedaan. Dat deze brief in verweersters vakantie was binnen gekomen en haar kantoor deze niet aan haar had doorgestuurd, komt voor haar rekening en risico. Duidelijk is dat klager onbehoorlijk laat op de hoogte is gesteld van de aanstaande zitting. Als gevolg hiervan was overleg tussen klager en verweerster niet meer mogelijk. Klager heeft meermalen geprobeerd een moment te vinden om de zitting met verweerster te bespreken, maar daar is het  niet van gekomen. De raad acht het onbetamelijk en onzorgvuldig dat overleg over de zitting op de ochtend van de zitting nog niet heeft plaatsgevonden. Ook deze verwijten zijn daarom gegrond. 
Klachtonderdeel d)
5.8    Uit de geluidsopname van het gesprek van 31 augustus 2021 volgt dat verweerster heeft toegezegd dat ze bereid is een eigen bijdrage voor klager te betalen indien hij een nieuwe eigen bijdrage moet voldoen. Zij heeft in het gesprek niet toegezegd al betaalde eigen bijdragen terug te betalen. Dat aan klager nieuwe eigen bijdragen zijn opgelegd, is de raad niet gebleken. Dit verwijt is daarom ongegrond. 
Klachtonderdeel e)
5.9    Duidelijk is dat verweerster aanvankelijk alleen het dossier van de zaak in hoger beroep aan de opvolgend advocaat van klager (mr. M) heeft overgedragen. Dat is niet onbegrijpelijk, gelet op het feit dat mr. M aanvankelijk alleen om dat dossier heeft verzocht. Voor zover klagers verwijt ziet op dit dossier, acht de raad dit ongegrond. 
5.10    Dat is anders voor het dossier in de bodemprocedure. Uit het samenhangende klachtdossier van mr. M tegen verweerster (zaaknummer 22-978/DH/DH, gelijktijdig door de raad behandeld) blijkt dat mr. M op 2 november 2021 voor het eerst om overdracht van het dossier in de bodemprocedure heeft verzocht. Klager heeft op 29 november 2021 aan verweerster verzocht om overdracht van het dossier in de bodemprocedure aan mr. M. Op 21 december 2021 heeft klager het ordebureau benaderd in verband met de overdracht van het dossier en omdat hij geen contact kon krijgen met verweerster. Uit het samenhangende klachtdossier van mr. M tegen verweerster blijkt dat mr. M op 10 en 18 januari 2022 (nogmaals) heeft verzocht om overdracht van het dossier en dat hij uiteindelijk op 24 februari 2022 aan het ordebureau heeft bericht dat het dossier nog steeds niet is overgedragen. De raad acht het klachtwaardig dat verweerster het dossier niet direct heeft overgedragen. Ook dit klachtonderdeel is daarom gegrond.  
    
6    MAATREGEL
6.1    Het gedrag van verweerster heeft niet voldaan aan de professionele standaard, inhoudende dat een advocaat dient te handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Verweerster is een periode onbereikbaar geweest voor klager, waarna vervolgens in grote haast een beroepschrift moest worden opgesteld. Niet gebleken is dat verweerster een voor klager belangrijk verweer daarbij heeft meegenomen of in ieder geval met klager heeft besproken. Vervolgens heeft verweerster klager pas vier dagen van te voren op de hoogte gesteld van een aanstaande zitting, waarna klager een herstelbeschikking en de stukken voor die zitting pas een dag van te voren ontving. Overleg ter voorbereiding van de zitting bleek op geen enkele manier mogelijk, waarna klager uiteindelijk de ochtend van de zitting de samenwerking met verweerster heeft opgezegd. Ook bij de overdracht van het dossier is verweerster onvoldoende voortvarend geweest. 
6.2    De raad constateert dat verweerster in velerlei opzichten ernstig tekortgeschoten is jegens klager. Het baart de raad zorgen dat verweerster de ernst van dit alles nauwelijks lijkt in te zien en zaken afschuift op onder meer de kantoororganisatie. Verweerster is echter (eind)verantwoordelijk. De raad maakt zich zorgen over de manier van praktijkvoeren door verweerster en geeft haar ernstig in overweging een coachingstraject te starten. 
6.3    De raad houdt bij het opleggen van de maatregel rekening met de ernst van de gedragingen, te weten het feit dat sprake is van een opeenstapeling van (communicatieve) fouten en nalatigheden en de impact van het handelen op klager. Alles afwegende is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met minder dan een voorwaardelijke schorsing. De raad acht een voorwaardelijke schorsing van dertien weken passend.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 
7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat. 
7.3    Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 
7.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klachtonderdelen a, b, c en e gegrond;
-    verklaart klachtonderdeel d ongegrond;
-    legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van 13 (dertien) weken op;
-    bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
-     stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
-     stelt de proeftijd op een periode van 2 (twee) jaren, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;
-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; 
-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. A. Schaberg en W.R. Arema, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2023.