ECLI:NL:TADRSGR:2023:69 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-096/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:69 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-04-2023 |
Datum publicatie: | 25-04-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-096/DH/RO |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft opgetreden voor de partner van klager. Klager heeft verweerder om informatie over het dossier gevraagd. Verweerder heeft deze informatie terecht niet verstrekt omdat hij er niet zeker van was dat het verzoek om informatie ook door of namens de partner van klager/de cliënt van verweerder werd gedaan. De klacht is kennelijk ongegrond. Klager stelt ook dat de bijstand van verweerder ontoereikend was. Klager heeft bij dit deel van de klacht geen belang en deze is in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
12 april 2023
in de zaak 23-096/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Rotterdam (hierna: de deken) van 31 januari 2023 met kenmerk R2023/11, door de raad
ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot
en met 14.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Na doorverwijzing door het juridisch loket is mevrouw T. voor rechtsbijstand
bij verweerder terecht gekomen. Mevrouw T. wilde aangifte doen, omdat er misbruik
van haar was gemaakt waardoor zij nu een aantal civiele vorderingen op haar naam had.
1.2 Op 8 januari 2019 heeft mevrouw T. aangifte gedaan. Daarbij was verweerder
aanwezig. Ook was klager, zijnde de partner van mevrouw T, hierbij. De aangifte is
door mevrouw T. en klager gezamenlijk gedaan.
1.3 De aangifte is door de politie niet in behandeling genomen.
1.4 Op 10 september 2021 heeft verweerder hierover namens mevrouw T., een mail
gestuurd naar het openbaar ministerie.
1.5 In augustus en september 2021 heeft verweerder met mevrouw T gecorrespondeerd
via een e-mailadres op naam van mevrouw T.
1.6 Vanaf oktober 2021 zijn er, uit naam van mevrouw T. en klager, e-mails aan
verweerder verstuurd vanaf een ander e-mailadres. In die berichten wordt verweerder
gevraagd om stukken te verstrekken. Verweerder stelt in zijn per e-mail verzonden
antwoorden bereid te zijn om stukken te verstrekken zodra hij er zeker van is dat
hij communiceert met mevrouw T. Verweerder vraagt mevrouw T om telefonisch contact
op te nemen.
1.7 Bij e-mail van 22 november 2021, uit naam van mevrouw T en klager, is aan verweerder
gevraagd wat hij nog voor hen kon betekenen.
1.8 Op 1 december 2021 heeft verweerder mevrouw T uitgenodigd voor een gesprek
op zijn kantoor. Dit gesprek is voor verweerder een voorwaarde om bijstand aan mevrouw
T te kunnen (blijven) verlenen, zo schrijft verweerder in zijn e-mail.
1.9 Bij e-mail van 6 december 2021 heeft klager aan verweerder laten weten dat
een afspraak op kantoor niet mogelijk is “om lichamelijke omstandigheden”. Klager
heeft het verzoek om advies over de zaak herhaald. Verweerder heeft dezelfde dag laten
weten dat een afspraak op zijn kantoor met mevrouw T een voorwaarde is voor voortzetting
van zijn bijstand.
1.10 Op 4 februari 2022 heeft klager het volgende aan verweerder geschreven:
“Wij willen niks meer mondeling doen geen vertrouwen dus bellen zit er niet meer in
kunt u alstublieft alle emails graag nee waarheid beantwoorden groeten [klager] en
[mevrouw T]”
1.11 Verweerder heeft dezelfde dag per e-mail laten weten dat hij er zeker van
wil zijn dat hij communiceert met mevrouw T en dat hij gelet op zijn plicht tot geheimhouding
geen informatie kan verstrekken aan klager uit het dossier van mevrouw T.
1.12 Op 7 september 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft ten onrechte geweigerd om informatie en stukken te verstrekken.
b) De bijstand van verweerder aan klager en mevrouw T was ontoereikend.
2.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna,
voor zover van belang, besproken.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft aangevoerd dat hij mevrouw T, de (voormalig) partner van klager,
heeft bij gestaan. Klager was niet zijn cliënt.
3.2 Klager heeft via e-mail contact gezocht met verweerder. Omdat verweerder er
niet zeker van was dat de berichten ook van of namens mevrouw T werden verstuurd,
was hij niet bereid om aan klager informatie en stukken te verstrekken.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter heeft gelet op de stukken in het dossier geen grond om aan te
nemen dat verweerder ook klager heeft bijgestaan. Dat klager en mevrouw T. gezamenlijk
aangifte hebben gedaan, betekent niet dat klager ook een cliënt van verweerder is
geworden. De voorzitter neemt daarom als vaststaand aan dat alleen mevrouw T de cliënt
van verweerder was. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld
dat hij geen stukken en informatie kon verstrekken aan klager, zolang hij niet zeker
wist dat het verzoek tot het verstrekken van informatie (ook) door mevrouw T werd
gedaan. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond.
4.2 Voor zover klager stelt dat de bijstand van verweerder aan mevrouw T ontoereikend
was geldt dat klager daarbij niet belanghebbend is. De klacht is in zoverre kennelijk
niet-ontvankelijk.
4.3 Voor zover verweerder in het kader van de aangifte die ook door klager is ingediend
jegens klager is tekortgeschoten, geldt dat klager dit onvoldoende feitelijk heeft
onderbouwd. De klacht is ook in zoverre kennelijk ongegrond.
Slotsom
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46 j Advocatenwet, daarom gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk
kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk
zoals overwogen in 4.2;
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, voor het overige kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. Van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023.