ECLI:NL:TADRSGR:2023:62 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-052/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:62 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-04-2023 |
Datum publicatie: | 17-04-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-052/DH/RO |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder mocht afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal van zijn cliënten. Hij is niet gehouden te blijven reageren op vragen van klager. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
5 april 2023
in de zaak 23-052/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 16 januari 2023 met kenmerk R 2023/04 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15. Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlage van klager van 9 februari 2023.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 21 juli 2022 heeft verweerder, namens een woningcorporatie, een brief gestuurd
aan klager. In deze brief staat onder meer:
“U heeft de afgelopen jaren een aantal keer contact gehad met [woningcorporatie],
onder meer over het huren van een woning. In dat contact heeft u zich keer op keer
op een voor [woningcorporatie] ontoelaatbare wijze opgesteld, met als dieptepunt uw
e-mail van vrijdag 15 juli 2022 aan de directeur van [woningcorporatie], [naam]. Op
basis van uw gedrag heeft [woningcorporatie] besloten u in de toekomst geen huurovereenkomst
meer aan te zullen bieden. (…)
Tot 1 mei 2014 huurde u van [woningcorporatie] (…). De huurovereenkomst voor deze
woning is door de rechter beëindigd omdat u een handelshoeveelheid hennep in de woning
had, iets dat u in die rechtszaak overigens heeft erkend.”
1.2 Bij e-mail van 26 juli 2022 heeft klager aan verweerder een op de AVG gebaseerd
verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens gedaan. Hij schrijft in zijn e-mail ook:
“Is er sprake van (onrechtmatige) besluitvorming, waaronder eigenrichting, eigenhandig
vereffenen zonder dat er een rechtelijke procedure aan te pas komt. In dat geval wil
ik graag weten wat de onderliggende logica hiervan is. Wie het besluit heeft genomen.
Wat uw aandeel is in het geheel en wat zijn de verwachte gevolgen voor mij?”
1.3 Verweerder heeft diezelfde dag gereageerd en uitgelegd welke persoonsgegevens
van klager zijn verwerkt.
1.4 Klager heeft vervolgens om een antwoord op zijn laatste vraag gevraagd en aangegeven
dat verweerder over meer informatie beschikt dan hij aangeeft.
1.5 Verweerder heeft op 26 juli 2022 gereageerd en onder meer geschreven:
“er is geen sprake van eigenrichting of het eigenhandig vereffenen zonder dat er een
gerechtelijke procedure aan te pas komt. Wat u bedoelt met ‘(onrechtmatige) besluitvorming’
is mij niet duidelijk. Het is mij overigens ook niet duidelijk waarom ik u daar inzicht
in zou moeten geven. Mijn relatie met [woningcorporatie] is, zoals ik u al schreef,
vertrouwelijk.”
1.6 Op 11 augustus 2022 heeft klager in een e-mail aan verweerder geschreven:
“Ik begrijp dat u het vonnis heeft geschreven, maar heeft u het vonnis ook uitgesproken?
Zo niet, wie wel?
En zijn er ook bezwaar/beroeps mogelijkheden tegen het vonnis?”
1.7 Verweerder heeft op 24 augustus 2022 gereageerd en onder meer geschreven:
“U schrijft dat ik ‘het vonnis’ heb geschreven. Ik ga er maar vanuit dat u doelt op
het vonnis van 1 mei 2014, waarmee uw huurovereenkomst met [woningcorporatie] is ontbonden.
(…) Ik heb dat vonnis niet geschreven, en ook niet uitgesproken. Dat kunt u ook lezen
in het vonnis.
Zoals ik u al eerder schreef, ben ik advocaat. Advocaten schrijven nooit vonnissen.
En ze spreken ze ook niet uit.
Los van het bovenstaande: uw e-mail van vanochtend is sinds 26 juli 2022 de derde
e-mail waarin u mij met vragen benadert. Het beantwoorden daarvan kost mij tijd. (…)
De relevantie van de vragen in uw daarop volgende e-mails, en uw belang bij een antwoord
daarop, ontgaan mij echter volledig. Om deze reden, en omdat u niet mijn opdrachtgever
bent, zal ik verdere vragen van u niet beantwoorden, tenzij u per te stellen vraag
kunt onderbouwen waarom ik antwoord zou moeten geven.”
1.8 Op 26 augustus 2022 heeft klager per e-mail aan verweerder geschreven:
“Mijn vragen gaan niet over het vonnis van 1 mei 2014 dat u en uw opdrachtgever op
clandestiene wijze misbruiken, maar over het vonnis dat u heeft geschreven op 21 juli
2022, ik ga ervan uit dat u mijn belang inziet en verzoek u daarom vriendelijk mijn
vragen van 11 augustus jl alsnog te beantwoorden.”
1.9 Verweerder heeft niet gereageerd op dit bericht.
1.10 Op 5 september 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende:
a) Verweerder speelt voor eigen rechter, negeert mensenrechten en handelt in strijd
met (onder meer) de AVG, het IVBPR en het EVRM. Klager stelt dat verweerder hem levenslang
veroordeelt zonder dat er een rechter aan te pas is gekomen en zonder dat klager een
wet heeft overtreden.
b) Verweerder weigert vervolgens te reageren op klagers vragen.
2.2 Klager stelt dat verweerder een oude uitspraak van de rechter (die hij op illegale
wijze heeft verkregen) misbruikt om klager levenslang een huurovereenkomst te ontzeggen.
Klager wil niet zijn leven lang gestraft worden voor hetzelfde vergrijp.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om
de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn
cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid
als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden
beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden
van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan
kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat
de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet
wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te
behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat
hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts
in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
Klachtonderdeel a)
4.2 Dit verwijt van klager ziet op verweerders brief van 21 juli 2022, waarin verweerder
namens zijn cliënt (de woningcorporatie) gemotiveerd aan klager heeft bericht dat
aan hem geen woningen meer zullen worden aangeboden. Klager is het met dat besluit
van de woningcorporatie niet eens. Dat maakt echter niet dat sprake is van klachtwaardig
handelen door verweerder. Verweerder heeft als partijdige belangenbehartiger in de
brief het standpunt van zijn cliënt verwoord aan de hand van het feitenmateriaal dat
hij van zijn cliënt heeft ontvangen. Hij heeft het vonnis uit 2014 en de in de brief
aangehaalde e-mails van zijn cliënt ontvangen. Die stukken heeft verweerder daarmee
rechtmatig onder zich. Hij mocht ook van die stukken uitgaan. Verweerder heeft zich
in de brief ook niet onnodig grievend over klager uitgelaten of klagers belangen nodeloos
of op ontoelaatbare wijze geschaad. Hij heeft gehandeld binnen de ruime mate van vrijheid
die hem toekomt als de advocaat van de wederpartij van klager. Dat verweerder heeft
gehandeld in strijd met de wet, de AVG, internationale verdragen en/of mensenrechten
is de voorzitter niet gebleken. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.3 Het verwijt is dat verweerder vervolgens weigert te reageren op klagers vragen.
Uit het klachtdossier blijkt dat verweerder meerdere malen heeft gereageerd op vragen
van klager, tot hij op 24 augustus 2022 heeft aangegeven niet zonder meer weer te
zullen reageren op vragen van klagers. Dat is verweerders goed recht. Hij is niet
gehouden te blijven reageren op vragen van klager. Ook dit klachtonderdeel is daarom
kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023.