ECLI:NL:TADRSGR:2023:58 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-861/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:58 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-04-2023 |
Datum publicatie: | 03-04-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-861/DH/DH |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 april 2023 in
de zaak 22-861/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend
voorzitter van de raad van discipline van 28 december 2022 op de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 8 oktober 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht over verweerster ingediend.
1.2 Op 28 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 231 2021 ia/cw
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 28 december 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 3 januari 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 februari 2023. Daarbij
was klager aanwezig. Verweerster heeft zich afgemeld.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
• De beslissing van de voorzitter is tendentieus.
• De voorzitter heeft de brief van 6 mei 2022 van klager aan de deken niet in de
beoordeling betrokken.
• Ten onrechte heeft de voorzitter geschreven dat de raad het klachtdossier op
28 juni 2022 heeft ontvangen, omdat de raad het dossier op 27 oktober 2022 heeft ontvangen.
• De voorzitter heeft miskend dat klager geen bijstand op het politiebureau heeft
ontvangen. Verweerster is niet naar het politiebureau gekomen om klager voor het politieverhoor
juridische bijstand te verlenen. Verweerster heeft daarmee “de zwarte kant van de
advocatuur bewandeld”. De voorzitter heeft miskend dat verweerster incompetent is
en dat het verhoor niet volgens de regels is gegaan.
• Klager heeft in zijn verzetschrift uiteengezet waarom de bijstand van verweerster
ontoereikend was. Verweerster heeft volgens klager slappe knieën en voert slaafs uit
wat de politie zegt.
• De voorzitter heeft bij klachtonderdeel b ten onrechte geschreven dat klager
een straatverbod zou krijgen als hij zich niet rustig zou houden tijdens de zitting.
• De voorzitter heeft miskend dat verweerster de politie goed gezind is en dat
zij “een jonge, onervaren en incompetente advocaat is die ervaring wil opdoen in het
strafrecht met politieverhoor”.
• Verweerster heeft geen bewijs geleverd dat de brieven wel verstuurd zijn.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Dat de voorzitter de brief van 6 mei 2022 niet expliciet heeft betrokken in
haar beoordeling leidt niet tot gegrondheid van het verzet. In deze brief uit klager
zijn ongenoegen over de wijze waarop de deken haar onderzoek heeft verricht. De brief
gaat niet over handelen van verweerster.
4.3 Het klopt dat de raad het dossier in oktober 2022 heeft ontvangen en niet in
juni 2022. Het gaat om een vergissing, die los staat van het oordeel van de voorzitter
over de klacht. De vergissing leidt niet tot gegrondheid van het verzet.
4.4 Klager stelt dat de voorzitter heeft miskend dat verweerster geen bijstand
bij het eerste politieverhoor heeft verleend. Ook tijdens de zitting heeft klager
dit punt onder de aandacht van de raad gebracht. Het punt is echter niet als klacht
naar voren gebracht in de klachtbrief van 8 oktober 2021 en ook niet in de brieven
van klager van 11 november 2022 (repliek) en 24 november 2022 (aanvulling op repliek).
Klager heeft het punt pas in het stadium van verzet naar voren gebracht. De voorzitter
heeft het dus niet over het hoofd gezien. Het verzet is ook in zoverre ongegrond.
Omdat de klacht te laat is ingediend zal de raad er ook niet over oordelen.
4.5 De raad is van oordeel dat de door klager verder nog aangevoerde gronden van
verzet niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast
en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond
bevonden.
4.6 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. M.A.M. Wagemakers en E.A.L. van Emden, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 april 2023.