ECLI:NL:TADRSGR:2023:55 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-048/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:55 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-03-2023 |
Datum publicatie: | 29-03-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-048/DH/RO |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
29 maart 2023
in de zaak 23-048/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: [dhr. B]
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 12 januari 2023 met kenmerk R 2022/98 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 31. Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van klager van 7 maart 2023, alsmede het bezwaar tegen die stukken van verweerder van diezelfde datum.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Bij besluit van 21 november 2005 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken
en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van klager om wijziging van de beperking
van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, afgewezen.
1.2 Bij besluit van 26 april 2006 heeft de minister het daartegen namens klager
gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3 Bij besluit van 19 juni 2006 heeft de minister het door klager gemaakte bezwaar
gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag om hem een verblijfsvergunning
regulier voor onbepaalde tijd te verlenen, gegrond verklaard en de aanvraag afgewezen.
1.4 Bij uitspraken van 30 januari 2008, verzonden op 6 februari 2008, heeft de
rechtbank de namens klager ingestelde beroepen, ongegrond verklaard.
1.5 Tegen deze uitspraken heeft verweerder bij faxberichten, bij de Raad van State
binnengekomen op 6 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De hoger beroepstermijn eindigde
op 5 maart 2008.
1.6 De hoger beroepen zijn door de Raad van State op 9 mei 2008 kennelijk niet-ontvankelijk
verklaard.
1.7 Bij e-mail van 2 november 2021 heeft de gemachtigde van klager een kopie van
deze uitspraak opgevraagd bij de Raad van State. Diezelfde dag is per e-mail aan de
gemachtigde bericht dat destijds een geanonimiseerde versie online is gepubliceerd,
met een link naar de uitspraak.
1.8 Op 29 maart 2022 is namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft te laat hoger beroep ingediend in een zaak tegen de Staat;
b) Verweerder heeft voor de door hem verrichte werkzaamheden aan klager een vergoeding
gevraagd, welke hij in contacten van klager heeft ontvangen, terwijl hij voor klager
een toevoeging had aangevraagd en verkregen van de Raad voor Rechtsbijstand. Klager
stelt dat hij meer dan € 2.000,- heeft betaald aan verweerder.
c) Verweerder heeft klager niet op de hoogte gebracht van de uitspraak van de Raad
van State van 9 mei 2008.
d) Verweerders bijstand was onbehoorlijk: in eerste aanleg is de zaak tegen de
Staat verloren doordat verweerder heeft nagelaten bezwaar aan te tekenen tegen een
beslissing van een gemeente. Dit blijkt volgens klager uit de uitspraak van de rechtbank.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht door de
voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht
wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen
of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat
waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijkverklaring
op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen
of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn
geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar
na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
De voorzitter zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klaagster ontvankelijk
is in haar klacht.
4.2 De voorzitter stelt vast dat klagers verwijt ziet op handelen of nalaten van
verweerder in of rond 2008. Klager had daarom uiterlijk in 2011 een klacht moeten
indienen over het gedrag van verweerder. De klacht is echter bijna 14 jaar later,
in 2022, ingediend.
4.3 Klager stelt dat hij pas op 2 november 2021 kennis heeft genomen van de uitspraak
van de Raad van State van 9 mei 2008. Als bewijs overlegt klager de onder 1.7 genoemde
e-mailwisseling. De voorzitter kan op grond daarvan echter niet vaststellen dat klager
pas op dat moment kennis heeft genomen van de uitspraak: niet is uit te sluiten dat
klager ook al eerder kennis heeft genomen of kunnen nemen van de betreffende uitspraak.
Dat er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding is de voorzitter daarom niet
gebleken. De (niet onderbouwde) stelling dat klager mentaal ziek is geweest, kan evenmin
tot de conclusie leiden dat sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.
4.4 Nu van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar zou kunnen
zijn dat de klacht buiten de termijn is ingediend niet is gebleken, is de klacht op
grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke
beoordeling van de klacht komt de voorzitter dan ook niet meer toe.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2023.