ECLI:NL:TADRSGR:2023:53 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-541/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:53 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-03-2023 |
Datum publicatie: | 28-03-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-541/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 maart 2023 in de zaak 22-541/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 oktober 2022 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 2 april 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 29 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K070 2021 ia/cw
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 5 oktober 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op 5 oktober 2022 verzonden aan partijen.
1.4 Op 11 november 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 11 november 2022 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 februari 2023. Daarbij
waren partijen – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennis genomen van de e-mail van klager van
18 november 2022.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet dient verzet tegen een voorzittersbeslissing
binnen 30 dagen na de dag van verzending schriftelijk en gemotiveerd te worden gedaan.
De raad stelt vast dat het verzetschrift buiten de hiervoor genoemde verzettermijn
is ontvangen, te weten pas op 11 november 2022 terwijl de voorzittersbeslissing op
5 oktober 2022 aan klager is verstuurd.
4.2 Klager stelt dat hij wel degelijk binnen 30 dagen verzet heeft ingesteld: de
brieven van de raad zijn naar het verkeerde adres verzonden, waardoor “de datum van
kennisneming pas medio oktober is geweest, waardoor die 30 dagen vanaf medio oktober,
tot en met medio november, rechtsgeldig zijn”, aldus klager. De raad verwerpt dit
verweer, omdat uit het dossier blijkt dat de voorzittersbeslissing op 5 oktober 2022
per aangetekende e-mail naar klager is verzonden. Klager had daarom binnen 30 dagen
na 5 oktober 2022 verzet moeten indienen. Dat sprake zou zijn van een verschoonbare
termijnoverschrijding is verder door klager niet gesteld en is de raad ook niet gebleken.
Klager is daarom niet-ontvankelijk in zijn verzet.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. A. Schaberg en M.P. de Klerk, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2023.