ECLI:NL:TADRSGR:2023:5 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-681/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:5 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-01-2023 |
Datum publicatie: | 10-01-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-681/DH/RO |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over schending vertrouwelijkheid mediation door advocaat wederpartij gegrond. Verweerster heeft in strijd met de in de mediation afgesproken geheimhouding informatie over de inhoud daarvan gedeeld in een e-mail aan de voorzieningenrechter. Waarschuwing, omdat verweerster verontschuldigingen heeft aangeboden en maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 9 januari 2023 in de zaak 22-681/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 23 maart 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 24 augustus 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/65 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 21 november 2022. Daarbij
waren klager en verweerster aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is verwikkeld geweest in een procedure bij de voorzieningenrechter.
Verweerster stond in die procedure de wederpartij bij.
2.3 Op de zitting van 26 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter voorgesteld
mediation te starten. Partijen zijn daarmee akkoord gegaan en er is een mediationtraject
gestart waarbij tussen klager en de cliënte van verweerster gesprekken gevoerd zijn.
Verweerster was niet bij die gesprekken aanwezig.
2.4 Bij e-mail van 22 maart 2022 heeft verweerster aan de voorzieningenrechter
onder meer het volgende geschreven:
“Afgelopen vrijdag hebben partijen met elkaar gesproken in het kader van de tussen
hen overeen gekomen mediation.
Naar ik van cliënt heb begrepen hebben partijen een aantal opties (dubbel glas, ophogen
schutting met beplanting, afspraken over afzuiging) met elkaar besproken die door
[klager] ervaren overlast zouden kunnen beperken. [Klager] heeft deze opties allemaal
van de hand gewezen. Geen van de opties tot schikking wordt door hem aanvaard, hij
persisteert in zijn eis dat er niet hardop op het vergunde terras van [wederpartij]
gesproken mag worden.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat zij aan de voorzieningenrechter
inhoudelijke informatie heeft verstrekt over het verloop van de mediation. Daardoor
heeft zij haar geheimhoudingsplicht geschonden.
3.2 Klager stelt ter onderbouwing van zijn klacht dat verweerster in haar e-mail
van 22 maart 2022 inhoudelijke mededelingen heeft gedaan over de in de mediationprocedure
door partijen ingenomen standpunten en gedane voorstellen. Klager stelt dat partijen
bij aanvang van de mediation een mediationovereenkomst zijn aangegaan waarin zij zich
hebben verplicht tot geheimhouding. De tussen partijen overeenkomen geheimhoudingsplicht
geldt ook voor de advocaten van partijen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Ontvankelijkheid
5.1 Allereerst moet de vraag worden beantwoord of klager voldoende belang heeft
bij zijn klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen
tegen een advocaat komt immers slechts toe aan diegene die door het handelen of nalaten
waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Een
klacht in het kader van het algemeen belang is daarbij voorbehouden aan de deken.
5.2 Klager stelt dat hij een klacht heeft ingediend, omdat een beslissing van de
raad naar zijn oordeel in het algemeen belang zou kunnen zijn. Dat is op zichzelf
onvoldoende om klager ontvankelijk te achten in de klacht. Anders dan verweerster
stelt, heeft klager echter wel degelijk ook een eigen belang bij de klacht. Hij heeft
zich immers in zijn geschil met de wederpartij ten overstaan van de voorzieningenrechter
geconfronteerd gezien met de betreffende e-mail van verweerster met informatie die
niet naar buiten had mogen worden gebracht, terwijl hij zich wel aan de geheimhoudingsplicht
hield. Dat aangenomen zou kunnen worden dat door het beëindigen van het mediationtraject
de rechter ook (impliciet) op de hoogte is geraakt van het feit dat tussen partijen
over de door verweerster genoemde punten geen overeenstemming was bereikt, maakt niet
dat klagers belang daarmee is komen te ontvallen. Klager is dan ook ontvankelijk in
zijn klacht.
Inhoudelijk toetsingskader
5.3 De klacht heeft betrekking op het handelen en/of nalaten van de advocaat van
de wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt
om de belangen van zijn of haar cliënt te behartigen op een wijze die hem of haar
passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot,
tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
5.4 Eén van de beperkingen ter zake de hiervoor bedoelde grote mate van vrijheid
is dat een advocaat niet mag onthullen wat tussen de betrokken partijen in het kader
van een mediation is besproken. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline
dat de uit hoofde van een mediationovereenkomst tussen partijen geldende geheimhoudingsverplichting
op onaanvaardbare wijze aan waarde zou inboeten als het de advocaat naar eigen goeddunken,
op grond van een eigen opvatting omtrent hetgeen het belang van zijn cliënt meebrengt
en zonder de wederpartij daarin te kennen, te bepalen dat in de procedure gebruik
zal worden gemaakt van stukken uit de mediation of zich anderszins uit te laten over
het vermeend doel, de inhoud en/of de uitkomst van de mediation. De geheimhoudingsverplichting
rust ook op de advocaat als deze, zoals in het geval van verweerster, niet direct
bij de mediation betrokken is geweest en (dus) ook geen geheimhoudingsverklaring heeft
ondertekend.
Beoordeling klacht
5.5 De raad is van oordeel dat verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid
als advocaat van haar cliënt heeft overschreden door informatie uit de mediation op
te nemen in haar e-mail. Verweerster heeft in haar e-mail expliciet gemeld dat diverse
opties tussen partijen zijn besproken, dat klager die opties van de hand heeft gewezen
en dat klager persisteerde in zijn eis. De betreffende opties zijn door verweerster
ook nog eens geconcretiseerd (‘dubbel glas, ophogen schutting met bepaling, afspraken
over afzuiging’). Met de inhoud van haar e-mail is verweerster te ver gegaan. Zij
had moeten volstaan met de mededeling dat de mediation was afgerond en dat deze geen
regeling tussen partijen had opgeleverd.
5.6 Verweersters stelling dat zij haar e-mail onzorgvuldig heeft geformuleerd en
dat er feitelijk niets nieuws in staat, maakt dat niet anders. Het is aan verweerster
om haar berichten zorgvuldig te formuleren. Haar e-mail wekt minst genomen de indruk
dat klager wordt aangewezen als de verantwoordelijke voor het mislukken van de mediation.
Van verweerster als ervaren familierechtadvocaat en -mediator mag verwacht worden
dat zij een bericht over de mediation zorgvuldiger formuleert en daarbij de geheimhouding
niet schendt. De klacht is daarom gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft in strijd met de in de mediation afgesproken geheimhouding
informatie over de inhoud daarvan gedeeld in een e-mail aan de voorzieningenrechter.
In haar e-mail wekt zij daarbij minst genomen de indruk dat klager verantwoordelijk
is voor het mislukken van de mediation. Zij heeft daarmee niet gehandeld zoals van
een zorgvuldig en behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht.
6.2 Schending van de vertrouwelijkheid (een kernwaarde) is in beginsel van zodanige
ernst dat een berisping op zijn plaats is (zie Hof van Discipline 6 november 2020,
ECLI:NL:TAHVD:2020:223). Verweerster heeft, nadat zij hierop is aangesproken, haar
verontschuldigingen aangeboden. Ook heeft zij de casus intern besproken en op haar
kantoor intervisie ingesteld waarbij zij maatregelen heeft genomen om ervoor te zorgen
dat dit in de toekomst niet nogmaals kan gebeuren. Gelet op die omstandigheden is
de raad van oordeel dat kan worden volstaan met oplegging van een waarschuwing.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager dient binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster
door te geven.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat
deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster
door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b
en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. A. Schaberg en M.A.M. Wagemakers,
leden, bijgestaan door mrs. A. Tijs en C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken
in het openbaar op 9 januari 2023.