ECLI:NL:TADRSGR:2023:4 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-443/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:4
Datum uitspraak: 09-01-2023
Datum publicatie: 10-01-2023
Zaaknummer(s): 22-443/DH/DH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 9 januari 2023 in de zaak 22-443/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 10 augustus 2022 op de klacht van:

klager

en

[holding]
klaagster

gemachtigde voor klagers: [dhr. P]

over:

verweerder


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 27 augustus 2021, ontvangen op 6 september 2021, hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 11 mei 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K198 2021 ia/ak van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 10 augustus 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 10 augustus 2022 verzonden aan partijen.
1.4 Op 7 september 2022 is namens klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 7 september 2022 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 21 november 2022. Daarbij waren klager en zijn gemachtigde, alsmede verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagezonden stukken van de gemachtigde van klager van 6 november 2022.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klagers zich met de beslissing van de voorzitter en/of de gronden waarop deze berust, niet kunnen verenigen. Daarbij is opgemerkt dat de voorzitter kennelijk niet alle eerder aan de deken gestuurde stukken heeft ontvangen. Door klagers is in het bijzonder gewezen op een brief van mr. V aan een stafjurist van het Ordebureau van 29 november 2021, waaraan in de beslissing van de voorzitter geen aandacht aan is besteed.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.


4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetsgronden niet slagen. Dat de voorzitter niet over alle stukken beschikte, is de raad niet gebleken. De door klagers aangehaalde brief van 29 november 2021 (zie 2.1) bevond zich in ieder geval in het dossier en de voorzitter heeft die brief dan ook bij de beoordeling betrokken. De voorzitter heeft bij de beoordeling dan ook rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Ook is de juiste maatstaf toegepast. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond geacht.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. A. Schaberg en M.A.M. Wagemakers, leden, bijgestaan door mrs. A. Tijs en C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 januari 2023.