ECLI:NL:TADRSGR:2023:34 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-980/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:34 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-02-2023 |
Datum publicatie: | 15-02-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-980/DH/RO |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over neerleggen opdracht en intrekking toevoeging kennelijk ongegrond. Verweerder mocht zich terugtrekken en heeft dat zorgvuldig gedaan. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 15 februari 2023 in de zaak 22-980/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 15 december 2022 met kenmerk R 2022/86 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 34. Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlagen van verweerder van 11 januari 2023.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft zich in oktober 2021 tot verweerder gewend in verband met een
vordering betreffende door klager aangekochte obligaties met hypothecaire zekerheid.
1.2 Bij e-mail van 21 december 2021 heeft verweerder aan klager laten weten dat
hij in staat is de kwestie op te pakken en dat hij een toevoegingsaanvraag zal indienen
bij de Raad voor Rechtsbijstand (RvR).
1.3 In maart 2022 is een toevoeging verleend, waarna verweerder bij e-mail van
21 maart 2022 een opdrachtbevestiging aan klager heeft gestuurd. In de e-mail heeft
verweerder onder meer geschreven dat de opdrachtbevestiging ondertekend retour moet
worden gestuurd of via e-mail akkoord moet worden gegeven, zodat verweerder kan aanvangen
met zijn werkzaamheden. Klager heeft de opdrachtbevestiging niet ondertekend.
1.4 Bij e-mail van 23 maart 2022 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven
dat klager de regie volledig naar zich toetrekt en dat verweerder als advocaat bepaalt
hoe de kwestie juridisch zal worden aangevlogen.
1.5 Klager heeft diezelfde dag uitgebreid gereageerd op verweerders e-mail.
1.6 Verweerder heeft vervolgens diezelfde aan klager onder meer geschreven:
“Ik heb hier simpelweg geen tijd voor om allerlei randzaken te moeten oppakken. De
wijze waarop u een en ander aanpakt zit mij niet lekker. Op dit moment heb ik inhoudelijk
nog niets voor u gedaan, zodat de afgegeven toevoeging 100% overgenomen kan worden
door een andere advocaat. (…) Op deze wijze heb ik geen vertrouwen in een vruchtbare
relatie en heb ik een sterk vermoeden dat we in onmin zullen raken. U hebt de opdrachtbevestiging
niet ondertekend, zodat er nimmer een overeenkomst tussen ons tot stand is gekomen.
(…)
Ik verzoek u vriendelijk om een andere advocaat te zoeken om u bij deze kwestie te
helpen.”
1.7 Op 25 maart 2022 heeft klager een interne klacht ingediend bij verweerders
kantoor over het handelen van verweerder.
1.8 Diezelfde dag heeft verweerder aan klager bericht dat hij geen cliënt van verweerder
is geweest en dat zijn klacht dus geen verdere behandeling behoeft.
1.9 Bij e-mail van 20 mei 2022 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij
de toevoeging zal laten intrekken, wat betekent dat de opvolgend advocaat een nieuwe
toevoeging voor klager kan aanvragen.
1.10 Klager heeft diezelfde dag onder meer laten weten dat hij niet instemt met
intrekking van de toevoeging.
1.11 Bij e-mail van 30 mei 2022 heeft verweerder aan klager bevestigd dat hij de
toevoeging heeft ingetrokken.
1.12 Op 16 juni 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft de behandeling van klagers zaak te snel neergelegd en is daarbij
voorbijgegaan aan klagers grote financiële belang in deze zaak. Door zich te onttrekken
heeft verweerder onverantwoordelijk gehandeld. Verweerder had de aan klager toegezegde
juridische dienstverlening, zoals verwoord in de opdrachtbevestiging, dienen na te
komen.
b) Verweerder heeft ten onrechte de namens klager aangevraagde toevoeging ingetrokken.
Klager stelt dat de toevoeging in stand had moeten blijven.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht ziet op de kwaliteit van dienstverlening van verweerder. De voorzitter
heeft, gelet op artikel 46 Advocatenwet, mede tot taak de kwaliteit van dienstverlening
te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter
rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop
hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de
zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot
de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan
zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat
zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele
standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Klachtonderdeel a)
4.2 Gedragsregel 14 lid 2 bepaalt verder dat een advocaat zich dient terug te trekken
als tussen de advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop
de opdracht moet worden uitgevoerd en dit geschil niet in onderlig overleg kan worden
opgelost. Gedragsregel 14 lid 3 bepaalt dat de advocaat het neerleggen van de opdracht
op zorgvuldige wijze moet doen, waarbij hij ervoor zorg dient te dragen dat de cliënt
daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.
4.3 De voorzitter stelt voorop dat tussen klager en verweerder sprake was van een
overeenkomst. Hoewel verweerder stelt dat klager formeel geen cliënt is geweest, is
de voorzitter van oordeel dat verweerder klagers zaak wel degelijk heeft aangenomen.
Verweerder heeft immers stukken bestudeerd en inhoudelijk met klager gecorrespondeerd
over de zaak. Ook heeft hij een toevoeging voor klager aangevraagd bij de RvR. Dat
klager de door verweerder gestuurde opdrachtbevestiging niet heeft ondertekend, maakt
dat niet anders.
4.4 Het stond verweerder echter vrij zijn werkzaamheden neer te leggen en de opdracht
te beëindigen toen hij merkte dat tussen klager en hem een verschil van inzicht bestond
over de aanpak van de zaak. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager en verweerder
van mening verschilden over hoe de zaak van klager moest worden aangepakt. Van te
snel neerleggen is geen sprake: verweerder mocht ook in dit vroege stadium al oordelen
dat sprake was van een vertrouwensbreuk. Dat klager een groot financieel belang heeft
bij de zaak maakt dat niet anders.
4.5 Verweerder heeft zich ook op zorgvuldige wijze teruggetrokken. Er speelden
geen (fatale) termijnen en niet is gebleken dat klager door de onttrekking schade
heeft geleden. Het is natuurlijk vervelend voor klager dat hij een andere advocaat
dient te zoeken, maar dat maakt niet dat verweerder zich niet mocht terugtrekken.
Van onverantwoordelijk of onbetamelijk handelen door verweerder is dan ook geen sprake.
Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.6 Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij zijn gemaakte uren niet heeft
gedeclareerd en geen kosten in rekening heeft gebracht. Nu de toevoeging is ingetrokken,
kan een geheel nieuwe toevoeging worden afgegeven aan een opvolgend advocaat. Klager
is door de intrekking niet benadeeld. Het (laten) intrekken van de toevoeging is dan
ook niet onbetamelijk. Dat klager niet heeft ingestemd met de intrekking, maakt dat
niet anders. Ook dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Tot slot
4.7 Voor zover klager stelt dat verweerder geen medewerking heeft verleend aan
inzage van verweerders beroepsaansprakelijkheid op kantoor, geldt dat niet is gebleken
dat klager op dit punt in zijn (tuchtrechtelijke) belangen is geschaad. De voorzitter
zal dit verwijt daarom buiten beschouwing laten.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023.