ECLI:NL:TADRSGR:2023:244 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-651/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:244 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-12-2023 |
Datum publicatie: | 06-12-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-651/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 6 december 2023 in de zaak 23-651/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 26 september 2023 met kenmerk K120 2022 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 3 tot en met 4 (inhoudelijk) en 1 tot en met 9 (procedureel). Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlage van 6 oktober 2023. De voorzitter heeft klagers verzoek om bemiddeling afgewezen, omdat er (gelet op de zeer uiteenlopende standpunten tussen partijen) onvoldoende grond wordt gezien voor een poging tot bemiddeling.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is al geruime tijd verwikkeld in een geschil met een zorgorganisatie
(hierna: de stichting). Verweerder staat de stichting bij.
1.2 Op 11 april 2023 heeft verweerder in een e-mail aan klager onder meer geschreven:
“Ook u zult naar ik aanneem kennis hebben genomen van het vonnis van de kantonrechter
van 6 april jl. waarin u in vier vorderingen niet ontvankelijk bent verklaard en waarin
de resterende vordering is afgewezen. Tevens bent u in de proceskosten veroordeeld.
U dient aan cliënte thans te voldoen Euro 529,00 aan proceskosten en Euro 124,00 aan
nakosten, totaal derhalve Euro 653,00. Dit bedrag dient binnen 14 dagen na heden te
zijn bijgeschreven op: (…)
Voor de goede orde wijs ik er op dat vanaf 20 april a.s. er wettelijke rente over
de proceskosten zal zijn verschuldigd en dat bij niet tijdige betaling het vonnis
aan u zal worden betekend waarna het zal worden geëxecuteerd.”
1.3 Op 11 april 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.4 Klagers advocaat heeft op 19 mei 2023 per e-mail aan verweerder het verzoek
gedaan om tot een oplossing te komen, gelet op klagers medische toestand.
1.5 Op 22 mei 2023 heeft verweerder in reactie daarop aan klagers advocaat geschreven:
“Cliënte stelt vast dat uw cliënt wederom het toegangsverbod overtreedt en over het
terrein van cliënte zich begeeft alsmede in het pand van cliënte om mevrouw [E] te
bezoeken. Dit is uitdrukkelijk verboden. Uw cliënt verplaatst zich daarbij ook over
het terras van een andere bewoonster vlak langs haar woonkamer en breekt daarmee ook
in op haar privacy. Uw cliënt overtreedt daarmee het opgelegde toegangsverbod en tevens
de tussen partijen getekende vaststellingsovereenkomst d.d. 24 mei 2017 welke onverkort
geldig is. Cliënte accepteert dat niet. Uw cliënt handelt wederom zowel civielrechtelijke
onrechtmatig als strafrechtelijke verwijtbaar in deze. Alle rechten worden uitdrukkelijk
voorbehouden.
In reactie op uw vraag kan ik u berichten dat cliënte geen enkel vertrouwen heeft
in enige constructieve communicatie met uw cliënt. Dat is de afgelopen jaren genoegzaam
gebleken. Uw cliënt houdt zich zelfs niet aan zijn eigen toezeggingen zoals vastgelegd
in voornoemde VSO. Als mevrouw [E] uw cliënt wil bezoeken staat dat haar vrij doch
het bezoeken van uw cliënt van mevrouw [E] in het panden/of op het terrein van cliënte
is uitdrukkelijk niet toegestaan.
Mocht u een kort geding willen entameren dan ga ik er van uit dat u mijn verhinderdata
tijdig opvraagt. U begrijpt wel dat er dezerzijds een reconventionele vordering zal
worden ingesteld. Dat kunt u de Voorzieningenrechter dan ook vast melden.”
1.6 In aanvulling daarop heeft verweerder op 23 mei 2023 per e-mail aan klagers
advocaat geschreven:
“Ik heb inmiddels contact gehad met de politie. Het is onjuist dat de politie niet
zal handhaven op het terrein- en gebouwenverbod.
Uw cliënt hoort – zoals wel vaker – wat hij wil horen, niet wat er wordt gezegd. De
politiemedewerker heeft slechts gezegd dat als hij bij mevrouw [E] binnen in de woning
zit de politie hem er niet uit zal slepen. Niet meer, niet minder.
Om bij mevrouw [E] te komen schendt uw cliënte echter het terrein- en gebouwenverbod
uit de gesloten vaststellingsovereenkomst en de recent aan hem betekende sommatie
bij deurwaardersexploit. Ik begrijp dat die overtredingen desondanks inmiddels al
weer hebben plaatsgevonden. Cliënte zal dan ook – wederom – aangifte doen van overtredingen
door uw cliënt en op vervolging aandringen.”
1.7 Klager heeft zijn klacht op 23 en 24 mei 2023 aangevuld.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder mailde klager onnodig, ondanks vermeende kanker en oncologisch onderzoek
en het verzoek van klager om hem met rust te laten. Klager kreeg het vonnis immers
per post. Verweerder intimideert klager ‘met zelfs 200 hogere kosten dan de proceskosten
voor oneerlijk proces.”
b) “Vermeende kanker. [Verweerder] weer dit en gaat over grenzen. Aanpakken deze
witte boord… GRENSOVERSCHRIJDENDE…”
c) Verweerder schendt weer codes. Hij loog bewust dat klager in het pand is geweest,
terwijl hij weet dat het niet klopt. Klager stelt dat de politie bovendien zegt dat
hij via de achterdeur de woning in zou mogen.
d) Verweerder intimideert met bedrog met nota bene een valse aangifte jegens klager
als kankerpatiënt. Verweerder komt met een gebod uit 2017 terwijl het tweede gebod
eind augustus 2021 afliep. Verweerder speelt zeer unfair play en ‘is behalve zeer
onbetamelijk een potentiële moordenaar.”
e) Verweerder weet dat klager (uitgezaaide) kanker heeft en loog zelfs in deze
context.
2.2 Klager stelt dat verweerder elke norm en code tart en liegt. Volgens klager
is sprake van laster, onnodig kwetsen en grieven. Klager heeft het over verweerder
als ‘een man/advocaat die over lijken gaat met bedrog, intimideren machtsmisbruik’
en die klager als kankerpatiënt het graf bewust injaagt. Klager verzoekt om schorsing
of schrapping van verweerder.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft gesteld dat de klachten geen enkel nieuw gezichtspunt noch
relevant houtsnijdend verwijt bevatten.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen
van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt.
Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de
advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat
geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen,
(c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van
de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij
geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de
hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen
mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is
de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te
wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De voorzitter overweegt nog dat klager zijn klachten heeft vervat in een groot
aantal e-mails (klacht met tien aanvullingen) vol stellingen en verwijten, terwijl
de zakelijke en feitelijke chronologie niet altijd duidelijk is en onderbouwing grotendeels
ontbreekt. Dit alles leidt tot een lastig te doorgronden klacht waarin niet op alle
punten duidelijk is welke verwijten klager verweerder precies maakt en vergt dat de
voorzitter de klacht op sommige punten interpreteert.
Klachtonderdeel a)
4.3 De voorzitter overweegt dat verweerder als advocaat van de wederpartij gehouden
is klager te informeren over het vonnis en hem in de gelegenheid te stellen daar vrijwillig
aan te voldoen. Verweerders e-mail van 11 april 2023 is dan ook niet onnodig en is
evenmin intimiderend. Klagers medische toestand maakt niet dat verweerder de betreffende
e-mail niet mocht sturen en betekent evenmin dat de proceskosten niet mogen worden
geïncasseerd. Dit verwijt is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.4 Het is de voorzitter onduidelijk wat klager met zijn verwijt (e-mail 11 april
2023) precies bedoelt. Verdere duiding of onderbouwing ontbreekt. Het klachtonderdeel
is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.5 Gedragsregel 8 bepaalt dat een advocaat geen feitelijke informatie naar voren
mag brengen waarvan hij weet of behoort te weten dat deze onjuist is.
4.6 De voorzitter overweegt dat verweerder in de e-mails van 22 en 23 mei 2023
het standpunt van zijn cliënt heeft weergegeven, gebaseerd op informatie die hij van
zijn cliënt heeft ontvangen. De cliënt stelde zich op het standpunt dat klager het
locatieverbod heeft overtreden. Klager betwist dit. Op grond van de stukken kan niet
worden vastgesteld dat klager het locatieverbod niet heeft overtreden en dat verweerder
wist of had moeten weten dat klager het locatieverbod niet heeft overtreden. De discussie
hierover dient (verder) zo nodig bij de civiele rechter te worden gevoerd. Dat verweerder
bewust heeft gelogen of anderszins feitelijk onjuiste stellingen heeft ingenomen,
is de voorzitter niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen d) en e)
4.7 Het is de voorzitter onduidelijk wat klager met deze verwijten (e-mails 24
mei 2023 om 14:08 uur en 2 juni 2023 om 22:23 uur) precies bedoelt. Van intimidatie,
bedrog, liegen of een valse aangifte blijkt niet. Ook de verdere verwijten missen
duiding en onderbouwing. Deze klachtonderdelen zijn daarom kennelijk ongegrond.
Tot slot
4.8 Klager maakt ernstige en nare verwijten aan het adres van verweerder, zoals
de stelling dat verweerder een potentiële moordenaar is en klager bewust het graf
injaagt. De voorzitter acht klagers verwijten en stellingen ongepast en grievend voor
verweerder. Het kan zo zijn dat klager al jarenlang in een geschil is verwikkeld en
nu bovendien ernstige gezondheidsklachten heeft, dat maakt niet dat hij zich zo kan
opstellen jegens verweerder. Verweerder behartigt de belangen van zijn cliënt en zowel
in deze, als in de samenhangende klacht met zaaknummer 23-650/DH/DH, is niet gebleken
van enig klachtwaardig handelen van verweerder. Klager dient zich zakelijk op te stellen
en zijn toon jegens verweerder te matigen.
4.9 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 december 2023.