ECLI:NL:TADRSGR:2023:204 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-112/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:204 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-10-2023 |
Datum publicatie: | 02-10-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-112/DH/RO |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 2 oktober 2023 in de zaak 23-112/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 19 april 2023 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
gemachtigde: mr. M.D. Winter
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 oktober 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht over verweerder ingediend.
1.2 Op 6 februari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2023/14 van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 19 april 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard op grond van
artikel 46g, eerste lid, onder a, van de Advocatenwet.
1.4 Op 19 mei 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 21 augustus 2023. Daarbij
waren klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de aanvullende stukken
van klager van 22 mei 2023, 29 mei 2023 en 7 augustus 2023 (met bijlagen).
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter
de klacht ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verweerder heeft zich volgens
klager schuldig gemaakt aan het behoeden van de wederpartij en derden voor strafrechtelijke
vervolging, waarvoor een verjaringstermijn geldt van 20 jaar. Ook weegt de zaak van
klager zwaarder dan de termijn uit artikel 46g, eerste lid, van de Advocatenwet.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter
heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard. Voor
de behandeling van een klacht op grond van de Advocatenwet geldt een vervaltermijn
van drie jaar. De verjaringstermijn van 20 jaar die klager noemt, geldt niet voor
het tuchtrecht. Dat de zaak voor klager belangrijk is, betekent niet dat de voorzitter
van de wettelijke termijn uit artikel 46g van de Advocatenwet mag afwijken. Uit de
door klager overgelegde stukken blijkt ook niet dat sprake is van een situatie als
bedoeld in artikel 46, tweede lid, van de Advocatenwet. De voorzitter heeft de klacht
dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. R. de Haan en W.R. Arema, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 oktober 2023.