ECLI:NL:TADRSGR:2023:20 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-778/DH/RO/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:20 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-01-2023 |
Datum publicatie: | 25-01-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-778/DH/RO/D |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Ambtshalve voortzetting van zaak 22-369.Verweerder is tekortgeschoten in voortvarende, zakelijke en neutraal geformuleerde communicatie met een andere advocaat over een overgenomen zaak. De gang van zaken was naar het oordeel van de raad zeer oncollegiaal. Daar staat echter tegenover dat de kwestie op 5 september 2022 is uitgesproken tussen verweerder en de oorspronkelijke klager. In deze omstandigheid ziet de raad grond om de klacht gegrond verklaren, maar aan verweerder geen maatregel op te leggen. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 23 januari 2023 in de zaak 22-778/DH/RO/D naar aanleiding van de klacht van:
de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Rotterdam
ambtshalve
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 juni 2021 is bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend door mr. B over verweerder. Deze
klacht is voorgelegd aan de raad en geregistreerd onder klachtnummer 22-369/DH/RO.
De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 september 2022. Bij die gelegenheid
heeft mr. B de klacht ingetrokken.
1.2 Nadat verweerder en de deken in de gelegenheid zijn gesteld om een standpunt
in te nemen naar aanleiding van de intrekking van de klacht, heeft de raad bij beslissing
van 3 oktober 2022 beslist dat de behandeling van de klacht om redenen van algemeen
belang zal worden voortgezet en bepaald dat de deken daarbij zal worden opgeroepen.
1.3 De voortgezette klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 december
2022. Daarbij waren de deken en verweerder aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde klachtdossier (22-369/DH/RO)
en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 20. De raad heeft verder
kennis genomen van het proces-verbaal van de zitting op 5 september 2022, van de beslissing
van de raad van 3 oktober 2022 en van het document dat verweerder op 7 december 2022
naar de raad heeft gezonden.
2 FEITEN
2.1 Voor de feiten verwijst de raad naar beoordeling van de klacht gaat de raad,
gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de
volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft opgetreden als (toegevoegd) advocaat van de heren AK en BO
C .
2.3 Bij e-mail van 17 augustus 2017 heeft mr. B aan verweerder laten weten dat
de heer BO wenst dat mr. B de verdediging overneemt. Mr. B heeft verweerder om het
dossier, inclusief de toevoeging verzocht.
2.4 De zaak van de heer AK is door mr. K, destijds een kantoorgenoot van mr. B,
overgenomen van verweerder.
2.5 Op 19 september 2017 heeft verweerder in beide zaken de toevoegingen gedeclareerd
bij de Raad voor Rechtsbijstand. Op 21 september zijn de vergoedingen vastgesteld.
2.6 Bij e-mail van 17 oktober 2017 heeft mr. B aan verweerder laten weten dat hij,
in de door hem overgenomen zaken van de heren AK en BO, de toevoegingen niet van verweerder
heeft ontvangen, met het verzoek deze alsnog aan mr. B te doen toekomen.
2.7 Bij e-mail van 7 november 2018 heeft mr. B een rappel aan verweerder gezonden
met betrekking tot zijn e-mail van 17 oktober 2017.
2.8 Bij e-mail van 2 januari 2019 heeft mr. B aan verweerder nogmaals om de toevoegingen
in de zaken van de heren AK en BO gevraagd.
2.9 Bij e-mail van 20 november 2020 heeft mr. B aan verweerder onder meer geschreven:
“Op 25 juli 2017 en 17 augustus 2017 nam ik bovengenoemde zaken van u over. Ik verzocht
u daarbij mij de toevoegingen te doen toekomen. Daarna, omdat u mij de toevoegingen
niet toezond, schreef ik u aan op 17 oktober 2017, 7 november 2018 en 2 januari 2019
en is namens mij meermalen met u telefonisch contact opgenomen. U zegde meermaals
toe de toevoegingen te zullen opsturen. Desalniettemin zijn de toevoegingen nimmer
van u ontvangen. Navraag bij de Raad voor Rechtsbijstand leerde dat u de zaken zelf
had gedeclareerd. Van de Raad voor Rechtsbijstand begreep ik dat u te kennen had gegeven
dat de zaken door mij als gekozen raadsman waren overgenomen. Die informatie is onjuist.
De door mij aan u toegezonden e-mails zijn toch wel duidelijk.”
2.10 Bij e-mail van 23 november 2020 heeft verweerder aan mr. B onder meer geschreven:
“U hebt de zaken op betalende basis voortgezet. Daarom heb ik indertijd ook gedeclareerd
op de wijze waarop gedeclareerd is.
U kunt niet van twee walletjes eten.
Gezien onze wederzijdse relatie zag ik tot op heden geen reden om dit aan de grote
klok te hangen. Verder wil ik het laten rusten. Als het niet anders kan dan zal ik
mijn standpunt onderbouwen. Als ik geen bewijs had, dan zou ik het niet stellen. Ik
wil echter niemand in verlegenheid brengen.”
2.11 Mr. B heeft bij e-mail van 27 november 2020 gereageerd en onder meer geschreven:
“Vooreerst had u bij mij moeten verifiëren of ik als gekozen raadsman optrad. Ik zou
u hebben medegedeeld dat dit niet zo is. (…)
Los van het voorgaande, stoort het meest uw opmerking over het van twee walletjes
eten. Vanaf dag één was ik toe te voegen raadsman en is nimmer geld gevraagd of ontvangen.”
3 VOORTGEZETTE KLACHT
3.1 De voortgezette klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken in navolging
van mr. B verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft mr. B, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, de toevoegingen
niet toegestuurd. Verweerder is zonder mr. B daarover te informeren overgegaan tot
het declareren van de toevoegingen.
b) Verweerders opmerking dat mr. B “van twee walletjes eet” is onwaar en ronduit
kwetsend. Verweerder meent ten onrechte dat mr. B “als gekozen raadsman” de verdediging
van de heren AK en BO had overgenomen.
3.2 De deken meent met de oorspronkelijk klager, mr. B, dat het handelen van verweerder
in strijd is met hoe een advocaat zich jegens een confrère hoort te gedragen. Indien
verweerder daadwerkelijk dacht dat mr. B als gekozen raadsman optrad, had hij dit
mr. B gelet op diens verzoeken moeten berichten en mr. B de gelegenheid moeten geven
daarop te reageren.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad acht beide voortgezette klachten gegrond. Verweerder had voortvarend
moeten reageren op het eerste verzoek van mr. B en hij had moeten laten weten dat
hij bij de Raad voor Rechtsbijstand had gedeclareerd. Naar het oordeel van de raad
had verweerder daarnaast drie opties. Verweerder had de toevoegingsnummers zonder
verdere vragen of commentaar kunnen verstrekken aan mr. B. Verweerder had ook zijn
vermoedens dat sprake was van werken op toevoegingsbasis en, daarnaast, op betalende
basis in neutrale bewoordingen aan mr. B kunnen voorleggen. Verweerder had tot slot
de deken kunnen inschakelen voor advies over de kwestie. In plaats van te kiezen voor
een van deze opties heeft verweerder de toevoegingen gedeclareerd, zonder verder iets
te laten weten aan mr. B. Verweerder heeft, ondanks de herhaalde verzoeken van mr.
B, ruim drie jaar gezwegen over zijn vermoedens. Toen verweerder eindelijk reageerde
deed hij dat niet in zakelijke, neutrale bewoordingen. Verweerder had kunnen schrijven
dat hij gegronde vermoedens had dat mr. B zich liet betalen door (familie van) zijn
cliënten en daarnaast een toevoeging wilde declareren. In plaats daarvan heeft verweerder
mr. B verweten dat hij zich schuldig maakte aan het eten van twee walletjes. De raad
acht de hele gang van zaken onbetamelijk en onzorgvuldig.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder is tekortgeschoten in voortvarende, zakelijke en neutraal geformuleerde
communicatie met een andere advocaat over een overgenomen zaak. De gang van zaken
was naar het oordeel van de raad zeer oncollegiaal. Daar staat echter tegenover dat
de kwestie op 5 september 2022 is uitgesproken tussen verweerder en de oorspronkelijke
klager. In deze omstandigheid ziet de raad grond om de klacht gegrond verklaren, maar
aan verweerder geen maatregel op te leggen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de voortgezette klacht gegrond;
- legt aan verweerder geen maatregel op.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en E.A.L. van Emden, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2023.