ECLI:NL:TADRSGR:2023:190 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-500/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:190 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-09-2023 |
Datum publicatie: | 13-09-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-500/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Geheimhoudingsplicht is gericht op advocaat-cliënt-relatie. Klager was geen cliënt van verweerster, zodat de geheimhoudingsplicht niet is geschonden. Verweerster kon in het belang van haar cliënt de medische klachten van klager en de persoon die hij bijstond betwisten. Verweerster hoefde een brief niet ook aan klager te sturen, omdat hij op dat moment de geadresseerde niet meer bijstond. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 13 september 2023 in de zaak 23-500/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 19 juli 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) met kenmerk K108 2023 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 2 tot en met 9 (inhoudelijk) en 1 tot en met 14 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager voert diverse bestuursrechtelijke procedures in eigen persoon, dan wel
als gemachtigde tegen bestuursorganen van de gemeente Den Haag. Eén van deze beroepsprocedures
richt zich tegen een besluit tot afwijzing van het verzoek tot verstrekking van een
gehandicaptenparkeerkaart op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Klager heeft het beroep als gemachtigde ingesteld namens zijn neef, de heer K, maar
heeft zich op enig moment in de procedure teruggetrokken als gemachtigde. Verweerster
heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (hierna:
het college) vertegenwoordigd in deze beroepsprocedure.
1.2 Verweerster heeft op 18 januari 2023 aan de rechtbank Den Haag verzocht:
“Bij brief van 12 januari (…) ontving ik het proces verbaal van de zitting van 8 december
2022. Ik heb een opmerking op de weergave van hetgeen gezegd is, dit betreft de zinsnede
op pagina 3 van het proces verbaal, derde alinea van onderen.
Hier staat als weergave van hetgeen ik gezegd zou hebben: “ik weet in ieder geval
dat [klager] ook van de trap is gevallen en zijn heupen had gebroken met blijvende
beperkingen”.
Ik heb op de opmerking van [de heer K] dat hij als gevolg van een val van de trap
nieuwe medische beperkingen had aangegeven dat dit wel heel toevallig is, omdat [klager]
(voormalige vertegenwoordiger van [de heer K]) bij zijn aanvraag voor een voorziening
stelde ook van de trap te zijn gevallen met als gevolg een gebroken heup en blijvende
beperkingen.
Graag zie ik de zin in het PV aangepast, zodanig dat het vallen van de trap en het
breken van de heup door [klager] geen vastgesteld feit is.”
1.3 Verweerster heeft op 10 mei 2023 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend.
1.4 Op 16 mei 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend.
Op 25 mei 2023 en 10 juli 2023 heeft klager zijn klacht aangevuld.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerster heeft haar geheimhoudingsplicht en de privacy van klager geschonden
door medische informatie van klager te delen in een beroepsprocedure van een derde
waar klager niet bij betrokken is.
b) Verweerster heeft de brief van 18 januari 2023 en het verweerschrift van 10
mei 2023 naar de rechtbank gestuurd, zonder die stukken ook naar klager te sturen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a): medische informatie
4.1 De voorzitter stelt vast dat klager geen cliënt is (geweest) van verweerster.
De geheimhoudingsplicht die op verweerster rust, is gericht op een advocaat-cliënt-relatie.
Verweerster heeft haar geheimhoudingsplicht dan ook niet geschonden.
4.2 Ook heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door op de
zitting (en nadien in de brief van 18 januari 2023) de gestelde medische klachten
van klager te betwisten. Verweerster kwam, in het belang en ter onderbouwing van het
standpunt van haar cliënt (het college), de vrijheid toe om de medische klachten te
betwisten en te melden dat zij het toevallig vond dat zowel klager als de heer K dezelfde
klachten met dezelfde oorzaak hadden.
4.3 Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b): niet verzenden van de brief aan klager
4.4 De voorzitter stelt vast dat klager op enig moment voorafgaand aan de brief
van 18 januari 2023 niet meer optrad als gemachtigde van de heer K. Verweerster had
alleen om die reden al de stukken van 18 januari 2023 en 10 mei 2023 dus ook niet
naar klager hoeven sturen. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet,
kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023.