ECLI:NL:TADRSGR:2023:181 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-513/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:181
Datum uitspraak: 30-08-2023
Datum publicatie: 30-08-2023
Zaaknummer(s): 23-513/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Kennelijk ongegrond. Verweerster heeft brieven gestuurd aan klagers broers en schoonzus, omdat hun betrokkenheid in de kwestie is gebleken. Dat stond haar vrij.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 augustus 2023 in de zaak 23-513/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager
mede namens [V] en [Z] 

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 24 juli 2023 met kenmerk R 2023/51, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager is eigenaar van [V] (hierna: V) en [Z] (hierna: Z). Klager heeft op enig moment een oud-medewerker van [X] (hierna: [X]) in dienst genomen. Deze medewerker had een geheimhoudingsbeding met [X]. [X] stelt dat de medewerker zijn geheimhoudingsbeding heeft overtreden door informatie naar onder meer V en Z te sturen. 
1.2    Verweerster staat [X] bij. Op 24 september 2021 heeft verweerster namens [X] een brief gestuurd aan klagers bedrijven. 
1.3    Per 1 oktober 2021 heeft [H] (hierna: H) het grootste deel van de activiteiten van [X]  overgenomen door middel van een passiva-activa transactie. Verweerster stond vanaf dat moment ook H bij als advocaat.
1.4    H wenste een kort geding te starten over de kwestie. Verweerster heeft op 8 september 2022 om klagers verhinderdata gevraagd. 
1.5    Klager heeft in zijn reactie op deze brief de namen van zijn twee broers vermeld.
1.6    Op 21 oktober 2022 heeft verweerster, namens H, een brief gestuurd aan twee broers van klager (c.q. hun ondernemingen) en de echtgenote van één van hen, waarin verweerster onder meer heeft meegedeeld dat uit nader onderzoek hun betrokkenheid bij genoemde kwestie is gebleken, zij een dagvaarding tegemoet kunnen zien en dat H van mening is dat verschillende getuigen gehoord dienen te worden, waaronder klager, de twee broers en de echtgenote van één van de broers. Verweerster heeft er in haar brief op gewezen dat in het kader van het getuigenverhoor de waarheid gesproken moet worden en, als dat niet gebeurd, er het risico is van vervolging voor meineed (art. 207 Wetboek van Strafrecht). 
1.7    Op 22 november 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. 
Verweerster heeft brieven over het geschil tussen H en klagers bedrijven aan derden gestuurd, te weten aan [B.V.] en [bedrijf]. Deze bedrijven hebben niets met klagers bedrijf of het geschil te maken. Klagers broers zijn de eigenaren van deze bedrijven en [B.V.] is tevens een klant van klagers bedrijf. Klager stelt dat verweerster hierdoor klagers goede naam schaadt, zijn privacy schendt en door middel van dreigementen met verwijzing naar het Wetboek van Strafrecht en intimidatie druk op klager probeert uit te oefenen. Klager stelt dat dit geen redelijk doel dient en zijn belangen onevenredig schaadt. 
2.2    Klager verzoekt dat verweerster wordt opgedragen om schriftelijk haar excuses te maken richting klagers broers en haar woorden terug te nemen. 

3    VERWEER
3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Toetsingskader
4.1    De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om te belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Beoordeling klacht
4.2    De klacht ziet op de door verweerster aan de broers (c.q. hun ondernemingen) en schoonzus van klager gestuurde brieven. Verweerster heeft uitgelegd welk belang zij had bij het sturen van deze brieven: het geschil ziet op de (volgens H gestelde) wanprestatie van een medewerker van één van klagers ondernemingen. Volgens verweersters cliënt hebben ook de (ondernemingen van) twee broers van klagers en een schoonzus daarvan geprofiteerd. Om die reden heeft verweerster deze personen een brief gestuurd, waarbij zij onder meer heeft aangegeven dat zij een dagvaarding tegemoet kunnen zien en mogelijk als getuige gehoord zullen worden. 
4.3    Anders dan klager meent is in een dergelijke situatie geen sprake van het schaden van zijn goede naam en privacy. Verweerster mocht klagers broers en schoonzus met het door haar genoemde doel en op deze wijze aanschrijven. Zij heeft met de door haar gestuurde brieven klagers belangen niet onnodig of onevenredig geschaad, maar gehandeld in het gerechtvaardigde belang van haar cliënt. Dat zij in haar brieven een dagvaarding en/of procedure heeft aangekondigd, is niet ongeoorloofd. Datzelfde geldt voor de door verweerster opgenomen verwijzing naar meineed en/of het Wetboek van Strafrecht. De inhoud van de brieven is niet dreigend, intimiderend of onnodig grievend. Ook bevatten de brieven geen feiten waarvan verweerster wist of redelijkerwijs kon weten dat zij in strijd met de waarheid zijn. Verweerster heeft de belangen van haar cliënt behartigd en daarbij gehandeld binnen de haar toekomende ruime mate van vrijheid. De klacht is kennelijk ongegrond. 

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2023.