ECLI:NL:TADRSGR:2023:174 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-416/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:174 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-08-2023 |
Datum publicatie: | 16-08-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-416/DH/RO |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van wederpartij in een incassoprocedure. De kantoorklachtenregeling van verweerder is enkel bedoeld voor cliënten. Verweerder was dan ook niet verplicht om te reageren op de klacht van klaagster, omdat zij geen cliënte was of is. De klacht is kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 16 augustus 2023 in de zaak 23-416/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigde: [gemachtigde]
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 14 juni 2023 met kenmerk R 2023/42, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 17. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van verweerder van 28 juni 2023 en de e-mail van 29 juni 2023 van klaagster.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder is eigenaar-directeur van een advocatenkantoor.
1.2 Een medewerkster van verweerder, niet zijnde een advocaat, heeft op 12 september
2023 aan klaagster een sommatie tot betaling verstuurd.
1.3 Klaagster heeft op 13 september 2022 een verzoek om specificatie en onderbouwing
van de vordering gedaan.
1.4 De medewerkster heeft klaagster op 16 september 2022 het volgende bericht gestuurd:
“Uw correspondentie in bovenvermeld dossier heb ik in goede orde ontvangen. Ik zal
u nog berichten naar aanleiding daarvan. Indien er naar aanleiding van uw correspondentie
nog voorafgaand overleg met cliënte noodzakelijk is, kan ik u eerst daarna inhoudelijk
berichten. Ik verzoek u daarom mijn nadere reactie af te wachten.”
1.5 Op 23 september 2022 heeft de medewerkster aan klaagster het volgende bericht
gestuurd:
1.6 “Cliënte heeft mij voorzien van een inhoudelijke reactie op uw bovenvermelde
correspondentie met het verzoek om deze reactie aan u door te zenden. Om deze reden
treft u bijgesloten de reactie van cliënte aan (bijlage), naar de inhoud waarvan ik
u kortheidshalve verwijs. De inhoud spreekt voor zich. Cliënte handhaaft de vordering
en heeft mij verzocht om de zaak te vervolgen. Hieronder treft u een actuele specificatie
van de vordering in bovenvermeld incassodossier aan. De rente is berekend tot 23-09-22.”
1.7 Klaagster heeft op 26 september 2022 een klacht ingediend op grond van de kantoorklachtenregeling
over de medewerkster.
1.8 De accountant van klaagster heeft op 19 oktober 2022 opnieuw een verzoek om
specificatie en onderbouwing van de vordering gedaan, aangevuld met een verzoek om
de onderliggende bescheiden. De medewerkster heeft de ontvangst bevestigd op gelijke
wijze als in de brief van 16 september 2022.
1.9 Klaagster heeft verweerder en de klachtenfunctionaris op 25 oktober 2022 aangeschreven
over het niet reageren op de verzoeken en de ingediende klacht.
1.10 Verweerder heeft klaagster op 3 november 2022 op de klacht geantwoord:
“Zoals u weet, bent u een bekende debiteur bij ons kantoor. Door de jaren heen heeft
ons kantoor namelijk al meerdere incassozaken tegen u(w onderneming) behandeld in
opdracht van verschillende cliënten van ons kantoor. Deze incassozaken vertonen steeds
dezelfde patronen:
1. U voert steevast beweerdelijke medische klachten aan om aan niet, niet tijdig of
veel minder te betalen dan u rechtens bent verschuldigd aan onze cliënten. Het oudste
bericht waarin u ons kantoor dit meldt, dateert van 21-06-2019. Dit is inmiddels 4
jaar geleden. In een latere incassozaak uit 2020 heeft dit zich uitgebreid herhaald.
In de lopende incassozaak – uit 2022 – herhaalt dit patroon zich wederom.
2. Hoewel het niet aan mij is om uw medische situatie te beoordelen, valt het mij
wel op dat u zich inmiddels al 4 jaar achter medische klachten verschuilt om niet
aan uw betalingsverplichtingen te hoeven voldoen. Verder valt het mij op dat de medische
klachten steeds verschillen. Hoewel dit laatste op zich feitelijk mogelijk kan zijn,
komt mij dit persoonlijk ongeloofwaardig voor.
3. Los van en belangrijker dan mijn persoonlijke mening is echter dat uw beweerdelijke
persoonlijke medische situatie rechtens geen overmacht oplevert, zeker niet van de
B.V. waarvan u zelf bestuurder bent. U bent juridisch gezien namelijk gewoonweg gehouden
om de opeisbare vorderingen van onze cliënten te voldoen, dus los van uw beweerdelijke
persoonlijke medische situatie.
4. Een ander terugkerend patroon is dat u vrijwel in iedere incassozaak onzinklachten
indient tegen alle mogelijke betrokkenen. Dit geldt niet alleen richting onze cliënten,
maar ook richting ons kantoor. Het maakt u daarbij kennelijk niet uit op welke wijze
iemand – al dan niet – bij uw zaak is betrokken, zo lang u een klacht enigszins meent
te kunnen onderbouwen, volgt wederom een onzinklacht die niet alleen onnodig tijd
kost voor de betrokkenen zelf, maar ook voor de instanties die deze klachten moeten
behandelen. In mijn eerdere reactie d.d. 15-09-2020 heb ik al eens gemeld dat u zich
hiervoor zou moeten schamen.
5. Ik wijs u er in dit verband op dat al uw klachten in de zaak uit 2020 volgens de
deken onterecht zijn aangevoerd. Dit geldt zowel voor de klacht die u tegen mij persoonlijk
hebt ingediend in mijn hoedanigheid van bestuurder van ons advocatenkantoor (kenmerk
deken: A 2020/132 (tvh/gh; zie de zienswijze van de deken d.d. 03-09-2021) als voor
de klacht tegen de advocaat die de betreffende incassozaak destijds heeft behandeld
(kenmerk deken: A 2020/153 tvh/dh). Verder had u zelfs nog een klacht ingediend tegen
een voor ons kantoor werkzame jurist, maar die klacht kon logischerwijs niet in behandeling
worden genomen. Overigens is het mij bekend dat u ook tegen allerlei andere partijen
(zoals accountants, notarissen, etc.) klachten indient.
6. Behalve dat u dus een hardnekkige querulant bent, valt het mij op dat u uw klachten
steeds gebruikt – zeg maar gerust: misbruikt – om onder uw betalingsverplichtingen
uit te komen, dan wel om oneigenlijk betalingsuitstel te bewerkstelligen. Dit terwijl
het zowel de ervaringen van onze cliënten als ons kantoor is dat u uw betalingstoezeggingen
vaak niet nakomt en ook betalingsregelingen niet stipt nakomt.
7. Dit nog los van de doorgaans relatief verwaarloosbare bedragen die u voorstelt
te betalen in verhouding tot de vaak hoge vorderingen van onze cliënten. Cliënten
wensen daarmee in voorkomende gevallen dan ook logischerwijs niet in te stemmen. En
terecht ook. Wat ons kantoor betreft geldt dat wij onze cliënten ook niet/nooit zullen
adviseren in te stemmen met dergelijke magere betalingsvoorstellen, zeker niet onder
oneigenlijke druk van onzinklachten tegen onze cliënten en ons kantoor. Dan kunt u
nog zo veel klachten indienen, maar dat verandert hier niets aan. Sterker nog: dit
maakt de bereidheid van onze cliënten om buiten rechte tot een regeling met u te komen
alleen maar kleiner.
8. Kort en goed: u maakt consequent misbruik van klachtrecht om onder uw betalingsverplichtingen
uit te komen en oneigenlijk betalingsuitstel te bewerkstelligen. Ons kantoor past
daarvoor. Om deze reden reageert ons kantoor niet afzonderlijk op uw berichten en
aanhoudende klachten, maar zal ons kantoor enkel nog reageren in de daarvoor bestemde
(klacht)procedures. Gelet op de vele negatieve ervaringen met u heeft het namelijk
geen enkel nut om discussies met u te voeren.
9. Voor wat betreft de lopende incassozaak zal zodra mogelijk nog afzonderlijk worden
gereageerd namens cliënte.”
1.11 Op 25 oktober 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over
verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder
het volgende.
a) verweerder heeft niet gereageerd op de klacht die klaagster op grond van de
kantoorklachtenregeling heeft gedaan, terwijl hij daar wel verantwoordelijk voor is
en de kantoorklachtenregeling aangeeft dat binnen vier weken wordt gereageerd;
b) verweerder en zijn kantoor weigeren antwoord te geven op vragen om specificatie
en onderbouwing van klaagster van 13 september 2022 en haar accountant van 19 oktober
2022, waar verweerder als directeur verantwoordelijk voor is;
c) verweerder en zijn kantoor schenden bewust de eer en goede naam van klaagster,
door ongefundeerde laster over de medische toestand van klaagster te schrijven;
d) verweerder en zijn kantoor maken de accountant van klaagster zwart, door te
stellen dat hij met zijn vragen om opheldering zand in de molen strooit;
e) het kantoor van verweerder rekent ten onrechte dubbele btw;
f) het kantoor van verweerder schendt de privacy van klaagster in de correspondentie
die wordt gevoerd met hun cliënt.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit
betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van
Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate
van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem
goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien
de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar
voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de
waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen
van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder
dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
Algemene opmerkingen: verantwoordelijkheid van verweerder voor de werknemer
4.2 De voorzitter stelt vast dat de klacht zich deels richt op de inhoudelijke
discussie rondom een incassogeschil tussen klaagster en een jurist, werkzaam bij het
kantoor van verweerder. Verweerder is als directeur van het advocatenkantoor, verantwoordelijk
voor de uitvoering van de opdracht door deze medewerkster. Dat betekent dat de gedragingen
van de medewerkster tuchtrechtelijk aangerekend kunnen worden aan verweerder.
Klachtonderdeel a): uitblijven reactie op de klacht
4.3 Klachtonderdeel a) ziet erop dat verweerder geen (tijdige) reactie heeft gegeven
op de klacht op grond van de kantoorklachtenregeling. Verweerder heeft aangegeven
het kantoorklachtenregeling-model van de Nederlandse Orde van Advocaten te hanteren
en dat deze regeling enkel bedoeld is voor cliënten. Klaagster is geen cliënt van
verweerder geweest. Dat betekent dan ook dat de kantoorklachtenregeling niet van toepassing
is op klaagster. Verweerder was dus ook niet gehouden om op de klacht van klaagster
te reageren. Ten overvloede stelt de voorzitter vast dat verweerder op 3 november
2022 heeft gereageerd op de klacht van klaagster. Dit is weliswaar niet gebeurd binnen
de termijn van vier weken die volgens de kantoorklachtenregeling geldt, maar die regeling
is – zoals hiervoor vastgesteld – niet van toepassing op klaagster. Klachtonderdeel
a) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b): uitblijven reactie op verzoeken van klaagster en accountant
4.4 Klachtonderdeel b) ziet erop dat de medewerkster van verweerder geen reactie
heeft gegeven op het verzoek van klaagster van 13 september 2022 om specificatie en
onderbouwing van de vordering, en het verzoek van de accountant van 19 oktober 2022
om de onderliggende bescheiden te ontvangen en in te stemmen met een betalingsregeling.
De voorzitter stelt vast dat de medewerkster van verweerder op 23 september 2022 een
specificatie heeft gestuurd aan klaagster, met in de bijlage een onderbouwing van
de kosten door de cliënte. Dat niet is gereageerd op het verzoek van klaagster van
13 september 2022, mist daarmee feitelijke grondslag. Verder stelt de voorzitter vast
dat verweerder op 3 november 2022 heeft gereageerd op het verzoek van de accountant
over het instemmen met een betalingsregeling. Dat in die brief of nadien niet de onderliggende
bescheiden zijn meegestuurd is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, aangezien dit al
op 23 september 2022 is gedaan. In het geval klaagster die bescheiden niet voldoende
acht ter onderbouwing van de factuur, geldt dat de factuur en de onderbouwing daarvan
in een civielrechtelijk geschil aan de orde kan worden gesteld. Klachtonderdeel b)
is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c): laster over medische situatie
4.5 De voorzitter stelt vast dat klaagster en verweerder een langdurig conflict
hebben over diverse incassoprocedures. Klaagster heeft in die procedures diverse malen
een beroep gedaan op de medische situatie van haar bestuurder. Verweerder heeft daarover
in correspondentie aan klaagster die medische situatie of de ernst daarvan betwijfeld.
Dat maakt echter niet dat sprake is van laster. Verweerder mag daar het zijne van
denken. Bovendien plaats verweerder dit in het kader van de incassoprocedure door
aan te geven dat de beweerdelijke persoonlijke medische situatie van klaagsters bestuurder
rechtens geen overmacht oplevert. Voor zover de uitlating grievend is geweest jegens
klaagster, heeft verweerder dit kunnen doen ter behartiging van de belangen van zijn
cliënte. Klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d): zwartmaken van de accountant
4.6 Klachtonderdeel d) ziet erop dat de accountant in een e-mail vanuit het kantoor
van verweerder aan de cliënte wordt zwart gemaakt door te stellen dat hij met zijn
verzoek zand in de molen probeert te strooien. De voorzitter acht dit geen uitlating
die tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e): rekenen van dubbele btw
4.7 De voorzitter stelt vast dat klachtonderdeel e) ziet op een inhoudelijk geschil
dat thuishoort in een civielrechtelijk geschil en niet bij de tuchtrechter. Klachtonderdeel
e) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel f): schending van de privacy
4.8 Klachtonderdeel f) ziet erop dat de medewerkster in correspondentie aan haar
cliënte de privacy van klaagster schendt. Zo heeft de medewerkster geschreven:
“Inmiddels is ons kantoor welbekend met de manier waarop u probeert om onder uw betalingsverplichting
uit te komen. Cliënte is hier ook niet van gediend.”
4.9 Een dergelijke uitlating schendt volgens de voorzitter de privacy van klaagster
niet op een wijze die tuchtrechtelijk verwijtbaar wordt geacht. Het staat (de medewerkster
van) verweerder vrij om de ervaringen met een wederpartij te delen met een cliënte.
Met de enkele verwijzing naar het bovenstaande citaat, kan de voorzitter niet vaststellen
dat de privacy van klaagster is geschonden. Klachtonderdeel f) is kennelijk ongegrond
Conclusie
4.10 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023.